L RU,. Informatiewet Bedrijfsprocessen Rechtszekerheid voor de burger Communicatie tussen overheid en burger 10 Verantwoordingsplicht Cultuur-historisch erfgoed Perspectief 11 voldoende niveau van 'goede en geordende staat'. Er zijn ontegen zeggelijk ook verbeteringen in de documentaire informatievoorzie ning tot stand gekomen. Maar deze zijn slechts zeer marginaal een gevolg van het toezicht, en in veel grotere mate van verbeterde op leidingen, automatisering en schaalvergroting. De vooruitzichten voor effectiviteit van de Archiefwet 1995 zijn niet wezenlijk beter. Toch functioneert het archiefwezen en de documen taire informatieverzorging hier te lande op redelijk hoog niveau. Als indicatie daarvoor moge een vergelijking met sommige andere EU- staten gelden. Ook bewijst een dergelijke vergelijking, dat de aan wezigheid van een archiefrechtelijk instrumentarium niet als vanzelf tot een aanvaardbaar niveau in archiefzorg leidt. In Nederland is er blijkbaar sprake van een kritische mix van verschillende ingrediënten, die tot het huidige resultaat heeft geleid, waarbij de rol van de ar chiefwet niet moet worden overschat. Een voorlopige conclusie moge dan ook zijn, dat de belangen die de archiefwet beoogt te bescher men waarschijnlijk even effectief door middel van een ander wette lijk regime kunnen worden beschermd. Zo'n ander wettelijk regime - een informatiewet - biedt de mogelijkheid deze belangen in samen hang te brengen met andere relevante belangen. Om te kunnen bepalen om welke belangen het daarbij gaat en wat de waarde is van het in onderlinge samenhang brengen daarvan, moeten de verschillende functies van overheidsinformatie in kaart gebracht worden. De primaire functie van overheidsinformatie is die van structure- rings- en vastleggingsinstrument voor bepaalde processen/taken. Indirect speelt de archiefwet een rol op dit gebied, door de eis van goede, geordende en toegankelijke staat. Als op de realisering van deze eisen al toezicht wordt gehouden (zie hiervoor), dan gebeurt dit vanuit een sterk historisch gerichte optiek. De archiefrechtelijke toe zichthouders zijn dan ook over het algemeen geen deskundigen op het gebied van analyse van bedrijfsprocessen bij de overheid. Scherp gesteld kan vanuit de culturele en historisch optiek de goede, geor dende en toegankelijke staat gewaarborgd zijn, terwijl er tegelijker tijd vanuit de optiek van efficiënte inrichting van een bedrijfsproces sprake kan zijn van absolute onvolkomenheden. Instrumenten voor sturing van de bedrijfsprocessen op bestuurlijk niveau zijn zeer ver snipperd aanwezig. De minister van Binnenlandse Zaken is op grond van het Besluit Informatievoorziening rijksdienst 1990 (Besluit IVR 1990) coördinerend minister op het gebied van de informatievoor ziening bij het Rijk en daarbij ook op het gebied van de documen taire informatievoorziening. De collega-ministers kunnen door hem alleen met 'goede woorden' beïnvloed worden, want het Besluit IVR 1990 kent alleen sturingsmogelijkheden op basis van vrijwilligheid. Bovendien hebben deze andere ministers ook nog eens coördineren de taken op specifieke informatiegebieden. Zo is de minister van VROM tevens coördinerend minister voor de vastgoedinformatievoor ziening. De andere overheden zijn autonoom in de inrichting van hun informatievoorziening. Daarnaast blinken specifieke wetten, die be palingen bevatten op het gebied van de informatievoorziening, niet uit door onderlinge afstemming. De informatie-autonomie van de verschillende overheden hangt nauw samen met de inrichting van ons staatsbestel. Het is niet goed mogelijk aan het een te tornen en het ander ongemoeid te laten. De wijze, waarop de informationele kant van bedrijfsprocessen wordt vormgegeven heeft echter implicaties voor de andere functies van overheidsinformatie. Het belang van deze functies gaat uit boven de autonomie van de verschillende overheden. In een wet in formele zin dienen daarom bepaalde essentialia ten aanzien van de proceskant van overheidsinformatie te worden vastgelegd. De archiefwet is in verband met de voornamelijk culturele en historische oriëntatie daarvoor niet het geschiktste instrument. Een integrale informatie wet is dit wel. Overheidsinformatie functioneert ook als bron van rechtszekerheid en rechtsbescherming voor de burger. Deze heeft in veel gevallen overheidsinformatie nodig om zijn rechtspositie te kunnen aantonen. Er zijn daarvoor verschillende wettelijke instrumenten: De Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt de overheid verplichtingen op ten aan zien van de wijze waarop besluiten worden voorbereid, genomen, bekend gemaakt en de wijze waarop daartegen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. En de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verplicht de overheid tot openbaarheid, zowel uit eigen beweging als op verzoek. De opeenhoping van met name per soonsgegevens bij de overheid bergt gevaren in zich, waartegen de in aantal groeiende privacy-wetten de burger rechtsbescherming bie den. De afstemming tussen de Wob en de privacy-wetten heeft in verschillend opzichten het karakter van een vergiet. Op dit moment is het aan de rechter om de grenzen tussen deze verschillende ge bieden af te bakenen. Maar ook tussen de archiefwet en sommige privacy-wetten is er geen absolute waterscheiding. Zo is de verhou ding tus-sen de Archiefwet 1995 en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) allerminst scherp afgebakend. Er is behoefte aan een wettelijke regime - de eerder genoemde informa tiewet -, dat openbaarheid en privacybescherming integraal behan delt als keerzijden van dezelfde medaille: de informationele rechts betrekkingen tussen overheid en burger. Behalve dat openbaarheid van overheidsinformatie een functie heeft in de rechtspositie van de burger, heeft die openbaarheid ook een functie in de meer algemene communicatie tussen overheid en bur ger. De informatietechnologie heeft daarin een stimulerende rol. Een recent voorbeeld hiervan is de totstandkoming van de informatie beleidsnota BIOS-III van het ministerie van Binnenlandse Zaken waarbij de burger on-line actief kon deelnemen aan het beleids-pro- ces. Dit soort interactieve beleidsprocessen zullen meer gaan plaats vinden. Ook zullen kamerstukken, wetten, besluiten van de rijk soverheid on-line raadpleegbaar zijn. Voorzienbaar is, dat dit ook zal gebeuren met alle andere informatie die zich leent voor integrale openbaarmaking. Lagere overheden volgen hetzelfde spoor. A priori zal moeten worden bepaald, welke informatie integraal openbaar kan zijn. Er zullen nieuwe functies bijkomen voor het screenen van de informatie. Dit zal een continue proces worden. Tegen de tijd, dat informatie voor overbrenging naar een archiefbewaarplaats in aanmerking komt, zal de openbaarheid ingevolge de Wob de facto gelijk zijn aan de openbaarheid ingevolge de archiefwet. Vergroting van openbaarheid als gevolg van overbrenging zal dan nauwelijks meer het geval zijn. Een overheid, die werkelijk transparant wil zijn, zal een dergelijke screening als continu proces moeten vormgeven. Er is verder onder meer behoefte aan een bepaling inzake kosteloze raadpleging van de digitaal aangeboden informatie. Een dergelijke bepaling zal vanwege het noodzakelijke principiële en uniforme ka rakter ervan bij voorkeur in een wet in formele zin - en ook hiervoor leent zich de informatiewet - moeten worden neergelegd. Uiteraard heeft een dergelijke bepaling rechtstreekse werking dan wel reflex- werking voor digitale terbeschikkingstelling door archiefdiensten. Een volgende functie van overheidsinformatie is het kunnen afleggen van verantwoording door de overheid. Deze verantwoordingsplicht is gedeeltelijk gelijk aan die in de private sector voor zover het de pro cesverantwoording betreft (fiscale regels, regels van milieurecht etc.). In verband daarmee zijn er bewaartermijnen opgenomen in diverse wetten, welke bewaartermijnen verwerkt horen te zijn in de vernie- tigingslijsten/selectielijsten ingevolge de archiefwet. Specifiek voor de overheid is, dat ze ook een gezagsverantwoording heeft. Dit is een potentieel zeer langlopende functie van overheidsinformatie. Het archiefrechtelijk regime speelt ook hierin een belangrijke rol. De selectie van archiefbescheiden gebeurt echter vanuit de culturele en historische optiek en niet vanuit de optiek van de overheid, die ver antwoording moet kunnen afleggen. Ook deze functie is daarom be ter op zijn plaats in een informatiewet, die de verschillende functies in evenwichtige samenhang kan brengen. Tenslotte functioneert overheidsinformatie als cultureel en historisch erfgoed en als instrument tot cultuurparticipatie. Dit is het vrijwel exclusieve terrein van de archiefwet. De Archiefwet 1995 is, net als haar voorgangers, een cultuurwet. Dit blijkt alleen al uit het feit, dat de verantwoordelijk minister de K/C van K/Cultuur in zijn portefeuille heeft (OK&W, CRM, WVC, OC&W). De historisch georiënteerde archiefwereld heeft de verschillende archiefwetten geëntameerd en deels ook opgesteld. Dit heeft geleid tot een domi nantie van de culturele en historische functie van overheidsinfor matie (in deze wet beperkt tot archiefbescheiden), alhoewel deze functie naast andere functies van overheidsinformatie volgtijdelijk de laatste plaats inneemt. Vanuit het cultureel en historische belang van de overheidsinforma tie worden de overige functies indirect meebepaald: archiefbeschei den moeten in goede, geordende en toegankelijke staat worden ge bracht en bewaard en dit komt indirect ten goede aan het bedrijfs proces, aan de rechtszekerheid van de burger, en het kunnen afleg gen van verantwoording door de overheid. Zoals aangegeven, is dit niet voldoende. Als, zoals hiervoor geschetst, alle functies van over heidsinformatie worden gewaarborgd in een informatiewet, is er geen reden om voor de culturele en historische functie een aparte wet in stand te houden: ook deze functie kan in de informatiewet worden opgenomen. De roep om een informatiewet is niet nieuw. Het toenmalige kamer lid Kohnstamm, en met hem anderen hebben er-in het verleden al eens een lans voor gebroken. Zij zagen in een dergelijke wet met name een mogelijkheid om sturing te geven aan het informatiebeleid en de informatieverhoudingen tussen de overheidslagen te regelen. De toenmalige regering had daaraan niet zo'n behoefte, maar wel licht denkt deze regering er anders over. Inmiddels zijn enkele infor matiebepalingen opgenomen in organieke wetten en in bestuurs- accoorden tussen het Rijk en lagere overheden. Naast deze meer bestuurlijke aspecten van overheidsinformatie, zouden ook de hiervoor genoemde inhoudelijke aspecten in een der gelijke informatiewet op zijn plaats zijn. De informatiewet dient de weerspiegeling te zijn van een fundamentele en integrale visie op de rol van overheidsinformatie, zowel in het functioneren van het openbaar bestuur als in het leven van de burger. De verschillende functies van overheidsinformatie zijn absoluut gelijkwaardig. Zij kunnen het beste in onderlinge samenhang gewaarborgd worden. De staatssecretaris Kohnstamm is in de positie uitvoering te geven aan de ideeën van het kamerlid Kohnstamm. Hij zou bijvoorbeeld kunnen beginnen met het verstrekken van een studieopdracht naar de totstandkoming van een dergelijke wet. Het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis is uitgever van bronnenpublikaties en hulpmiddel bij geschiedkundig onderzoek. Instituut voor Nederlandse Geschiedenis Verkrijgbaar bij de boekhandel: Officiële bescheiden betreffende de Nederlands-Indonesische betrekkingen 1945-1950, deel XX, 16 september 1949 - 31 december 1949, uitgegeven door P.J. Drooglever en M.j.B. Schouten ISBN 90 5216 073 2, xxxi 929 blz., gebonden, prijs fl. 90,00 De briefwisseling van J.R. Thorbecke, deel V 1845-1853, uitgegeven door C.J. Hooykaas en F.J.P. Santegoets ISBN 90 5216 069 4, xx 628 blz. gebonden, geillustreerd, prijs fl. 90,00 Unlocking government archives of the early modern period. Papers presented at the workshop held at the Institute of Netherlands History, The Hague, 17-18 november 1994, edited by Augustus J. Veenendaal Jr. and Johanna Roelevink ISBN 90 5216 079 1, 142 blz., ingenaaid, prijs fl. 35,00 Broncommentaren 2 Boedelinventarissen, door Th.F. Wijsenbeek-OlthuisGemeentelijke bevolkingsregisters 1850- 1920, door A. Knotter en A.C. Meijer (red.). ISBN 90 5216 075 9, 120 blz, geïllustreerd, prijs fl. 30,00 Alle boeken van het ING zijn te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis Postbus 90755 "Prins Willem-Alexanderhof 5 "2509 LT Den Haag tel. 070-3814771 fax 070-3854098 e mail rgp@inghist.nl Databestanden, voorpublikaties en fondscatalogus zijn raadpleegbaar op Internet: url: http://www.konbib.nl/ing. Nulnummer augustus 1996

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1996 | | pagina 7