<laul Veters
1Handboekbinderij cnfRcs tauratiealelier
'Êj^laatste
archiefwet
-Handboekbinderij en^Restauratieatelier
(Weverwei] 9 6961 km Gerbeek^j o8]]8~54466
Wilt u meer informatie, belt u dan gerust voor een offerte of gewoon voor een afspraak.
is een gecom
bineerde werk
plaats, waar behalve het binden van boeken in alle maten en
soorten ook uw waardevolle boekwerken en archivaria vakkun
dig gerestaureerd kunnen worden.
Atelier PAUL PETERS geeft u graag advies, indien nodig met on
dersteuning van andere deskundigen en altijd in overleg met u.
Naast de bovengenoemde werkzaamheden kan atelier PAUL
peters u ook van dienst zijn met massa-conservering, reiniging
en encadrering van prenten, het opzetten van oude kaarten en
het verzorgen van kalligrafiewerk.
WERKZAAMHEDEN
bijzondere bindwijzen in kleine oplagen het ontwerpen van boekbanden in
papier, linnen, leder en perkament luxe dozen en portefeuilles oorkondes
en oorkonde-kokers kalligrafiewerk portefeuilles en opbergmappen
registers van de Burgerlijke Stand (met springrug) plakken van kaarten en posters
albums pers en handvergulden in bijzondere belettering en ornamentering.
foto- en receptie-
charter- en zegelrestauratie conserveren en restaureren van papier, leder en perkament aanvezelen van
papier massa-conservering restauratie van hoekbeslag en ontwerpen van nieuw beslag in edel- en onedel
metaal verdoeken en opzetten van oude kaarten en grafiek reiniging en encadrering van prenten
Door Charles Noordam
Zonder boze gezichten bij vakgenoten op te roepen
kan men waarschijnlijk de stelling verkondigen dat
de Archiefwet 1995 en het daarbij behorende Ar-
chiefbesluit 1995 weinig verrassende produkten zijn.
Alleen de uitbreiding van de substitutiemogelijk
heid wordt in brede kring als substantiële vernieu
wing gezien. Anders ligt het waarschijnlijk, wanneer
vraagtekens worden gezet bij het verschijnsel 'ar
chiefwet' als zodanig. Zowel archivarissen als docu
mentaire informatieverzorgers zijn in meerderheid
blij met het wettelijk kader voor hun werk. Zij gaan
ervan uit, dat er allerlei voorzieningen niet tot stand
zouden komen zonder de dwang van een specifieke
wet. De vraag naar de effectiviteit van het instru
ment archiefwet is echter nooit afdoende beant
woord in een gedegen evaluatie.
Back-office - front-office
Falend toezicht
Nulnummer augustus 1996
9
aulbeters
HANDBOEKBINDEN
RESTAURATIE
Itl
De culturele en historische belangen, die de archiefwet beoogt te be
schermen, zijn - hoe belangrijk ook - op zich geïsoleerde belangen.
Overheidsinformatie kent een groot aantal functies, die bescher-
mingswaardig zijn en die veelal versnipperd en soms onvoldoende
worden beschermd.
Beide elementen - zowel onduidelijkheid over de effectiviteit van de
archiefwet als de onvoldoende bescherming van bepaalde functies -
vereisen bezinning omtrent de wijze, waarop de verschillende be-
schermingswaardige belangen in onderlinge afstemming kunnen
worden gewaarborgd.
De vraag naar de effectiviteit van de opeenvolgende archiefwetten
kan in kort bestek niet uitputtend worden beantwoord. Wel kunnen
enkele accenten worden gezet. Als belangrijke graadmeter voor de
effectiviteit van de archiefwet wordt dikwijls genoemd de toename
van archiefdiensten, ondanks het feit, dat de archiefwet slechts ver
plicht tot instandhouding van de rijksarchiefdienst. Hierbij wordt
gewoonlijk gewezen op het dekkend net van archiefdiensten in de
provincie Noord-Brabant en in enkele andere provincies, die hierin
succesvol zijn. Het is echter niet valide dit zonder meer op te vatten
als bewijs van de effectiviteit van de archiefwet. Immers, hoe verkla
ren we dan, dat andere provincies (Groningen, Friesland, Drenthe,
Overijssel, Limburg) in dit opzicht een mindere score laten zien?
Blijkbaar is een archiefwet als sturingsmechanisme onvoldoende en
is er sprake van andere relevante factoren. Het ligt dan misschien
ook meer voor de hand een archiefwet te zien als resultante van
bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen dan als katalysator daar
van. Er waren bijvoorbeeld al rijks- en gemeentearchiefinstellingen
voor de totstandkoming van de Archiefwet 1918 en de ontwikkeling
van streekarchieven en streekarchivariaten was reeds begonnen voor
dat de Archiefwet 1962 van kracht werd. In dit verband is ook de
sterke groei van het aantal rijks- en gemeentemusea in deze eeuw
veelzeggend. Deze vond plaats zonder een wettelijke stimulans.
Een ander ijkpunt voor de effectiviteit van het wettelijk instrumenta
rium is het aantal goede archiefbewaarplaatsen en archiefruimten,
dat de afgelopen 30 jaar sterk is gegroeid. Het aardige is, dat een
wettelijk instrumentarium op dit gebied juist ontbrak. Het archief
wezen kwam met eigen regels. Enig effect kan aan deze regels niet
worden ontzegd, maar de invloed ervan valt in het niet bij de effec
ten van bijvoorbeeld gemeentelijke herindelingen, die leidden tot
bouw van nieuwe gemeentehuizen en dus nieuwe bewaarplaatsen en
archiefruimten. De reden, dat veel depots in de museale wereld
slechter zijn is niet veroorzaakt door het ontbreken van regels, maar
kan met meer reden worden gezien als gevolg van het ontbreken van
bestuurlijke herindeling als investeringsimpuls en van het anders in
zetten van de beschikbare middelen. Kenmerkend verschil tussen het
archiefwezen en de museale wereld is namelijk tot nu toe, dat het
archiefwezen zich richt op de 'back-office', en dus primair investeert
in depots, terwijl de museum-wereld zich richt op de 'front-office' en
dus primair investeert in de publieksfunctie.
De effectiviteit van de verschillende vormen van archiefrechtelijk
toezicht is moeilijk meetbaar. Opvallend is wel, dat in veel gevallen
helemaal geen toezicht wordt uitgeoefend, ondanks de wettelijke
opdracht daartoe. Veel gemeentearchivarissen en provinciale in
specteurs oefenen niet of nauwelijks toezicht uit op het beheer van
de nog niet naar een archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbe
scheiden bij hun eigen bestuurslaag. Was het toezicht bij het Rijk
effectief geweest, dan had de Algemene Rekenkamer geen achter
stand in bewerking van 600 km archiefbescheiden kunnen consta
teren. Het blijkt vaak moeilijk toezicht uit te oefenen op de eigen
bestuurslaag, of dit nu komt door de positie van afhankelijkheid
waarin men verkeert, of door gebrek aan personeel. Falend toezicht
heeft op onderdelen geleid tot onvoldoende selectie en tot een on-