opleiding beh oudsmedewerker papier, Quo vadis? Spin in het web Andere functie 34 door R.L. Koops Het gaat niet goed met de opleiding behoudsmedewerker papier. De opleiding, bedoeld om medewerkers van archiefdiensten te scholen op het gebied van beheer en behoud ten behoeve van het inlopen van de geweldige achterstanden op dit terrein, dreigt bij gebrek aan belang stelling ten onder te gaan. R. Koops, rijksarchivaris in Zeeland en van het begin aan betrokken bij de opzet van deze opleiding doet verslag. Ontstaansgeschiedenis 33 denis, de Amsterdamse hoogleraar C. Dek ker, gaf een principieel en een praktisch antwoord op de uitdaging van Kooij. Vol gens hem hebben de provincies altijd een cruciale rol in de Nederlandse geschiedenis gespeeld. De zeventien provinciën uit de zestiende eeuw hebben zelfs een voorge schiedenis in de landsheerlijkheden en de bisdommen van vóór die tijd. Utrecht ken de bijvoorbeeld al sinds de elfde eeuw een vorm van gemeenschappelijk bestuur, dat ruwweg samenviel met de huidige provin ciegrenzen. Dekkers praktische antwoord was eerlijk en ontwapenend. Het voorbeeld dat hij noem de was Nijkerk en Amersfoort. Tussen beide plaatsen is altijd veel contact geweest. Nijkerk ligt echter aan de andere zijde van de provinciegrens. Maar omdat op dit mo ment nu eenmaal geld beschikbaar is voor een Utrechtse provinciegeschiedenis valt Nijkerk even buiten boord. Dekker: "Dan néém ik gewoon die grens. Nijkerk komt later wel eens". Dat ook de logistieke problemen niet on derschat mogen worden, bleek ook op het congres. Wat dat betreft waren de lezingen van C. Dekker, J. Frieswijk en H. van den Eerenbeemt bijzonder instructief. Zij zijn respectievelijk eindredacteur van de Utrechtse, Friese en Brabantse provincie geschiedenissen. Dertig auteurs op één lijn te krijgen en ze hun stukje op tijd te doen inleveren, is bepaald geen sinecure. De tijd ligt reeds lang achter ons dat één of twee auteurs in hun eentje de gehele tekst kun nen samenstellen. Oud-rijksarchivaris G. Mentink hoort wat dat betreft tot een uit stervend ras: hij schrijft in zijn eentje het derde afsluitende deel van de provinciege schiedenis van Gelderland. Maar dat een dergelijke mammoetklus bepaald niet een voudig is, blijkt wel uit het feit dat Mentink al jaren bezig is en dat sommige mensen in Gelderland zich afvragen of het boek er wel ooit zal komen. G. Mentink is zoals gezegd een uitzonde ring. Maar dat wil niet zeggen dat rijksar chivarissen niet vaak een cruciale rol spelen en gespeeld hebben bij de totstandkoming van de provinciale geschiedenissen. Dat bleek uit de lezing van de rijksarchivaris in Gelderland, F. Keverling Buisman. Hij be gon zijn bijdrage met een opsomming van de projecten waarbij een rijksarchivaris be trokken is (geweest). Formsma in Gronin gen, Heringa in Drenthe, Mentink in Gel derland, Dekker in Utrecht, Ter Kuile in Overijssel, Pirenne en Van Boven in Bra bant. En deze lijst is niet eens uitputtend. Vaak was een rijksarchivaris de belangrijk ste initiatiefnemer of anders was hij wel als adviseur of auteur bij de projecten betrok ken. Zeker in het verleden lag de cruciale rol van de rijksarchivaris bepaald voor de hand. Keverling Buisman illustreerde dit met zijn persoonlijke ervaringen in Drenthe toen hij daar als jonge rijksarchivaris benoemd werd. Het ontbrak daar eenvoudigweg aan een goede infrastructuur voor de beoefening van lokale en regionale geschiedenis. In de we tenschappelijke geschiedbeoefening trok men vaak de neus op voor regionale geschie denis: de interesse ging uit naar nationale en politieke geschiedenis. In een provincie was de rijksarchivaris vaak de enige wiens vizier beroepshalve op de regionale geschiedenis gericht was. Hij stelde er ook een eer in om de regionale geschiedbeoefening te bevorde ren. Of, zoals Keverling Buisman het om schreef: het archief vervulde de rol van his torische werkplaats van de provincie. Inmiddels is de situatie drastisch veranderd. Met de opmars van de sociaal-economische geschiedenis werd de regio of provincie het natuurlijk kader van wetenschappelijk on derzoek. De regionale studies van de Franse Annales-school werden in Nederland nage volgd door de Wageningse school van Slich- er van Bath. Het is dan ook geen toeval dat Slicher van Bath zelf, en leerlingen van hem zoals J. Bieleman, een belangrijke bijdrage leverden aan de provinciegeschiedenissen van bijvoorbeeld Drenthe en Overijssel. Ook het amateur-historische landschap is veranderd. Het aantal historische verenigin gen is enorm gegroeid en als gevolg hiervan ook het aantal mensen dat zich uit liefheb berij met de geschiedenis van de eigen streek of woonplaats bezighoudt. Ter ondersteu ning van deze vele duizenden mensen zijn inmiddels in de meeste provincies consulen ten aangesteld die onder andere cursussen organiseren voor beginnende maar ook voor meer gevorderde amateurhistorici. Op lan delijk niveau is het Nederlands Centrum voor Volkscultuur actief. In de praktijk is daardoor de functie van de (rijks) archivaris een geheel andere gewor den. Zélf de handboeken volschrijven zit er niet meer in. Daarvoor heeft hij, als moder ne manager, te veel andere zaken aan zijn hoofd gekregen. Wat dat betreft sloeg Ke verling Buisman de spijker op zijn kop met zijn opmerking dat alleen oud-rijksarchiva rissen of archivarissen met een bijzondere opdracht er nog tijd voor kunnen vrijma ken. De nieuwe eretaak van de 'gewone' rijksarchivaris ligt volgens Buisman veel meer op het terrein van het bevorderen van de geschiedschrijving van en over de eigen streek. Resteert de vraag of de conferentie aan haar doel heeft beantwoord. Bij vlagen nam de gedachtenuitwisseling hilarische vormen aan. Historici die vooral oog hadden voor de wetenschappelijke verantwoording van hun werk kregen door uitgevers en journalisten een spiegel voorgehouden dat hun werk toch ook bedoeld is om gelezen te worden. Aan een publieksboek worden heel andere eisen gesteld dan aan een wetenschappelij ke monografie. En hoe wordt er van de boe ken gebruik gemaakt door provincie en politiek? Aan de andere kant was het leer zaam een kijkje te nemen in de keuken van de historici en kennis te nemen van de vaak verwoede inhoudelijke debatten die aan het eigenlijke schrijfproces voorafgaan. Er ble ken grote voor- en nadelen aan het werken met auteurteams van meer dan dertig per sonen. Maar door één persoon is het ook niet meer te doen. Hopelijk zal de confe rentie een inspiratiebron blijken voor de provincies waarin nog niet aan een provin ciegeschiedenis gewerkt wordt. In zowel Noord- als Zuid-Holland heeft men bij voorbeeld tot nu toe de boot altijd wat afge houden. In de congresmap werd gesugge reerd dat dit mogelijk samenhangt met een lokaal getint particularisme, een oude Hol landse deugd. Er verschijnen immers wel volop stads- en dorpsgeschiedenissen. Is er een geschiedenis te schrijven van de tradi tioneel belangrijkste provincie van ons land? Misschien is er een rijksarchivaris die de handschoen op wil nemen. vanaf 1991 substantiële extra middelen om de conserveringsachterstanden in te lopen. Maar geld alleen bleek niet voldoende. Het is daarnaast noodzakelijk te kunnen be schikken over voldoende goed opgeleide medewerkers. De aanwezige restauratoren bij de rijksarchieven konden deze enorme klus niet alleen klaren. Daarbij komt dat zij in wezen te hoog zijn opgeleid voor het meer eenvoudige conserveringswerk, terwijl de studiezaal/depotmedewerkers aan het in halen van conserveringsachterstanden nau welijks toekwamen door de druk van de studiezalen. Om dit 'gat' te vullen heeft de Rijksarchief dienst allereerst getracht om samen met de rijksmusea, de Rijksdienst Beeldende Kunst en de Opleiding Restauratoren te komen tot een gezamenlijke opleiding voor behouds- medewerkers. Toen deze plannen echter traineerden en tenslotte geheel spaak liepen, besloot de Rijksarchiefdienst in maart 1992 het voortouw te nemen om te komen tot een interne 'pilot-opleiding' behoudsmede- werker papier. De restauratoren van het Al gemeen Rijksarchief en van de Rijks-archie ven in Friesland, Noord-Holland en Zee land namen de inhoudelijke ontwikkeling Behoudsmedewerkers aan het werk van de opleiding op zich en traden op als docenten. Het CBE (Centrum voor Be roepseducatie) te Amsterdam werd inge huurd voor levering van de onderwijskun dige expertise. De opleiding werd opgezet volgens het binnen het leerlingwezen ge bruikelijke principe van werkend leren en lerend werken: één dag 'school' en vier da gen praktijk. Geheel in overeenstemming De opleiding behoudsmedewerker papier is een direct gevolg van het Deltaplan voor het Cultuurbehoud dat in 1990 van start ging. De aanleiding voor dit plan was een motie van het toenmalige Tweede-Kamerlid Dijkstal waarin hij de minister van WVC verzocht een plan op te stellen om de ach terstanden in het cultuurbehoud in beeld te brengen en daarna weg te werken. Door deze inventarisatie bleek hoe groot de pro blemen waren. De achterstanden bleken nog veel omvangrijker en ernstiger dan tot dan toe was vermoed. De totale achterstand bij de musea en archieven werd op bijna 1 miljard gulden geraamd. Om deze geïnven tariseerde achterstanden grootscheeps aan te pakken werd het Deltaplan voor het Cul tuurbehoud opgesteld en in uitvoering ge nomen. Het eerder genoemde miljard was echter niet beschikbaar, zodat er prioriteiten gesteld moesten worden. Als uitgangspunt is gekozen dat het accent zal moeten liggen op de passieve en actieve conservering ter wijl restauratiewerkzaamheden maar op zeer beperkte schaal uitgevoerd zullen (blijven) worden. In een relatief korte periode diende zowel het voortgaande materiële verval bij de musea en de archieven tot staan gebracht te worden als de in vele jaren opgelopen be- houdsachterstanden te worden ingehaald. De passieve conservering betreft de directe bewaaromstandigheden en richt zich op het (her-)verpakken van archieven, de inrich ting, klimatisering en luchtzuivering van archiefdepots en preventieve handelingen als schaduw- en substitutie-verfilming. De actieve conservering betreft handelingen die aan de archieven zelf worden verricht om (verder) verval te stoppen. Naast massaont- zuring en massaconservering gaat het hier bij om de bestrijding van schimmels en in secten. In het kader van het Deltaplan voor het Cultuurbehoud kreeg de Rijksarchiefdienst Nulnummer augustus 1996

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1996 | | pagina 21