Imp ressies bij Bgj Ü3 een beursbezoek 5 De nieuwe genealoog 28 DIS'96, workflow en groupware. Utrecht 20-23 februari 1996 >4 door Len Winkelman 'Workflow en groupware zullen in de komende jaren een bijzonder accent leggen op de automatisering van processen. Voor velen is dit congres de eerste kennismaking met deze fenomenen; het zal zeker niet voor het laatst zijn, dat U hiervan hoort!' Met deze woorden werd de gast welkom geheten in de folder die hij bij zijn bezoek aan DIS UNLIMITED, het congres van DIS'96 kreeg uitgereikt. Len Winkelman toog naar DIS'96 om te zien of er voor archivarissen ook nog wat te beleven viel. Koopmansalmanakken NEGOCIANT S Nulnummer augustus 1996 The Jetsons 29 Door de bulletin boards, wordt toegang verkregen tot wereldwijde genealogische informatie. Zij stimuleren ook de vraag naar gedigita liseerde genealogische informatie. Steeds groter wordt de roep om collecties, indexen, toegangen en publicaties digitaal beschikbaar te stellen. Het is de uitdaging van de jaren '90 en de opmaak voor de 21e eeuw. Automatisering en datacommunicatie hebben een belangrijke plaats binnen de vereniging verworven. Dankzij deze ontwikkeling is de NGV in staat zowel de groei in ledental als de toenemende behoefte aan informatie adequaat op te vangen. Automatisering heeft ook bij gedragen aan een sterke groei van de genealogiebeoefening. Welke kant gaat de genealogiebeoefening op? Als we stellen, dat genealogiebeoefening een plaats heeft veroverd in het informatietijd perk, wat bedoelen we dan? Immers, in het klassieke beeld is de ge nealoog iemand die informatie uit oude bronnen haalt om zijn stam boom of kwartierstaat samen te stellen. Wat is er nu veranderd? Welnu, in het informatietijdperk is een genealoog iemand die genea logisch interessante informatie uit een grote hoeveelheid bronnen be en verwerkt of een grote hoeveelheid informatie per bron be- of ver werkt met behulp van de computer en datacommunicatie. Kernbe grippen hierbij zijn: grote hoeveelheid, bronnen en het medium. Laten we deze stelling eens verder afpellen om te bezien wat de consequen ties zijn voor genealogische verenigingen, of stichtingen of archieven. Allereerst, over welk type genealoog hebben we het eigenlijk? Zijn ze allemaal zo modern? Zeker niet. Talrijk zijn de beginners die nog niets of weinig van een computer weten. Hun aantal zal in de toekomst wel dalen, maar op genealogische gebied blijven het beginners. Zij zullen zeker nog geen grote hoeveeelheden informatie be- of verwerken. Beginners zullen er altijd blijven, maar hun basisvaardigheden zullen diverser zijn. Het zal dus een permanente opgave zijn om beginners op te vangen. Wie vangt op en hoe wordt er dan opgevangen? De meeste beginners komen meteen in een archief terecht. Slechts een zeer klein aantal komt via een vereniging in een archief terecht. Een beginner die in een archief wordt geconfronteerd met computertoepassingen om stukken aan te vragen of in te zien, zal zich bijzonder ongemakkelijk voelen als hij of zij die basisvaardigheid mist. Evenzo zal een beginner die in een vereniging binnenkomt en met allemaal computeraars wordt geconfronteerd, zich ongemakkelijk voelen. Misschien denkt u, ja allemaal heel plausibel. Waar ik echter op wil wijzen is, dat naarmate organisaties een hogere graad van automati sering bereiken, de inspanning die je moet verrichten om een begin ner adequaat op te vangen, steeds groter wordt. Aangezien begin ners een permanente doelgroep zijn, betekent dat enerzijds een per manente aandacht voor een goede opvang met afstemming tussen de verschillende betrokken organisaties, en anderzijds een toenemende spanning binnen een organisatie om de wensen van zeer uiteenlo pende doelgroepen als beginners en computerfreaks in een samen hangend beleid bijeen te houden. Gaan we van de doelgroep beginners naar de doelgroep datacommu- nicators. Het liefste zitten zij op Internet, want dan heb je maximale mogelijkheden. Maar op Internet heerst anarchie, ieder doet wat hij of zij wil en dat betekent dat het respecteren van auteursrecht en privacy van persoonlijke opvattingen afhankelijk is. Als organisaties als de Rijksarchiefdienst, het Centraal Bureau voor Geneaolgie of de NGV documenten op Internet of bulletin boards gaan brengen, dienen zij zich terdege af te vragen wat de consequen ties zijn. Die consequenties beperken zich niet tot auteursrechtelijke of privacy-vraagstukken. Denk bijv. aan de affaire Louter, waar sprake is van doelbewuste vervalsing van gegevens. En wat zijn de gevolgen van het vrije verkeer van genealogische informatie voor het voortbestaan van een vereniging? Waarom zou men nog lid worden, en daarmee dus bijdragen aan de instandhouding van het werk van een vereniging en continuïteit van de informatieverschaffing, als je alles 'gratis' van Internet kunt halen. Nou ja gratis, tegen de prijs van je toegang en de telefoonkosten. Voordat dit pad wordt betreden, past een kritische bezinning op de stappen die je daarbij als organisatie zet. Genealogiebeoefening in het informatietijdperk betekent een grote hoeveelheid digitaal beschikbare bronnen aftasten op relevante infor matie. Hoe is dat gekomen en welke kant gaat het op? Juist de grote en nog immer wassende stroom publicaties zorgt er voor dat de genealoog steeds meer gewenste informatie uit secun daire bronnen tot zich kan nemen en steeds minder afhankelijk is van zoeken in de primaire bronnen. Maar, wie biedt bronnen aan? En hoe zit het met het controleren van transcripties van bronnen en het verifiëren van gegevens uit secundaire bronnen? Wat betekent deze ontwikkeling voor het opdoen van ervaring in het lezen van oud schrift en methoden van onderzoek in primaire bronnen? Vragen te over. Nemen we voor de aardigheid - en uitsluitend als een geschikt algemeen bekend voorbeeld - eens het project van de Rijks-archiefdienst om de hele BS trouwen van Nederland in één groot bestand onder te brengen. Daaruit kunnen dan weer stam reeksen en kwartierstaten worden geleverd. Op het eerste gezicht een prima project, waarbij verschillende afdelingen van de NGV po sitief hebben gereageerd op verzoeken om medewerking bij het aantrekken van vrijwilligers. Maar bij nader inzien kunnen we ons afvragen of het wel een goede keus is geweest. Immers, de BS is een vrij gemakkelijke en goed toegankelijke bron, waarmee een beginner ervaring kan opbouwen in methoden van onderzoek, valkuilen en het lezen van verschillende handschriften. Ontnemen we een begin ner deze fase, dan zal waarschijnlijk de drempel naar de DTB hoger worden of de kans op fouten groter. Voorts heeft dit project geen nieuwe toegevoegde waarde. Dat maakt mij nieuwsgierig naar de achterliggende redenen om voor dit project te kiezen. Omdat de beschikbare budgetten beperkt zijn en ook met de be schikbare inzet van vrijwilligers zuinig moet worden omgesprongen, had een keuze uit de veelheid van nog niet toegankelijke, genealo gisch interessante bronnen, want marktwaarde, meer voor de hand gelegen. Waarom kom ik met dit voorbeeld. De vraag is namelijk hoe besluit vorming of keuzes tot stand komen. Bij een overheidsinstantie ligt aan de besluitvorming over het toegankelijk maken van bronnen op digitale wijze een bepaalde belangenafweging ten grondslag. In hoe verre een marktinschatting daarbij een rol speelt, onttrekt zich aan onze waarneming. Ter vergelijking: binnen een vereniging als de NGV is het vaak de keuze van een individu of van een werkgroep onder de hoede van een afdelingsbestuur, die bepaalt wat digitaal toegankelijk wordt gemaakt. Maar samen vormen we één markt van aanbieders en afnemers van genealogische informatie. Een betere af stemming van vraag en aanbod is mijn inziens noodzakelijk. Ener zijds omdat ook marktpartijen geïnteresseerd zijn in bijvoorbeeld het uitbrengen van een CD-ROM met genealogische informatie, de vraag is dan welke informatie of bronnen, anderzijds om te voorkomen dat mensen dubbel werk gaan doen of dat er een soort gatenkaas van gedigitaliseerde bronnen ontstaat. Enige systematische aanpak is beslist niet overbodig... <f Kantoor Efficiency, het blad van Uitgeverij Overkleeft waarvan de eigenaar met de gelijke naam al vele jaren schrijft over DIS in de betekenis van Documentaire Informatie Systemen, had zijn lezers in februari 1996 voorzien van de informatieve aflevering van K&E Do cument: DIS'96. Het lezen van de artikelen 'What's in a name' en 'Workflow Management' voordat ik naar de Jaarbeurs toog, was uitermate verhelderend. Tekenend voor mij als historica was, dat ik bij het lezen van de namen van de sponsors waar in dit verband digi tale produkten achter schuil gingen, slechts associaties kreeg met hun inmiddels bijna 'historische' produkten: fotokopieermachines, INSTRUCTION GENEI ALE s A r A RY. ffenx duuujlov,. Een koopmamalmanak uit vroeger eeuwen, collectie NEHA type-machines, formulieren voor de salarisadministratie, huishou delijke apparaten. In dit verslag geen free publicity voor de standhouders of congres deelnemers. Die staan opgesomd in de 200 pagina's tellende han delscatalogus, die elke 'beursganger' ontving. Deze heb ik geacqui- reerd voor de Economisch Historische Bibliotheek van het NEHA. Wij hebben dergelijke uitgaven namelijk uit alle eeuwen, van diverse beurzen van in die tijd innovatieve produkten. Ze behoren tot het collectieprofiel, zogezegd. Ook deze DIS-catalogus heeft het handige formaat van een pocket. Zoals de zeventiende eeuwse koop mansalmanakken kun je ze in je zak steken om altijd voor snel gebruik bij de hand te hebben. Wat dit naslagwerkje interessant maakt voor 'informatieverzorgers', zijn de ruim 70 pagina's waarmee auteur, die natuurlijk consultant wordt genoemd, F.Ph.G. Hollander in 'Contouren van DIS en Workfow' uit de doeken doet wat het nu eigenlijk inhoudt. DIS gaat over systemen; workflow gaat een stapje verder. Bij Workflow wor den informatiestromen en processen (werkstromen) geanalyseerd, waarop je de structuur van de opslag en selectie van de inhoud van je DIS baseert. Formulieranalyse is nodig alvorens te starten met alle varianten van digitale, automatische gegevensinvoer en -retrieval. Is PIVOT Workflow zonder DIS, vroeg ik mij af? Opnieuw: de begeleidende documentatie. De 'gevorderde beginners' kunnen enkele dagen hun mening toetsen aan de experts. Ik ver moed dat met die laatste categorie de aanwezige leveranciers van al het 'digitale geweld' worden bedoeld. Zo voelde ik mij, geconfron teerd met al die nieuwigheid: overvallen door die 21e eeuwse appa raten, vaak onzichtbaar met elkaar verbonden door weggewerkte ka- belgoten en radiografische pulsen. De wereld van The Jetsons, die ik als scholiertje in tekenfilms op tv zag, nu in werkelijkheid. Met de bijbehorende snelle jongens, al hadden zij hun jasje, dasje en geen flitsende ruimtepakken. Meisjes waren er ook. Diegenen die ik sprak, zagen er gedistingeerd, 'klassiek' uit: zwart rokje en blouse met dito pumps en zwarte kousen. Dat had misschien iets te maken met de produkten die zij vertegenwoordigden? Bijvoorbeeld een uit gever, die op de conventionele informatiedrager 'papier' losbladige uitgaven voor archivarissen op de markt brengt. Opvallend is dat het woord archief niet meer in de titels van derge lijke handboeken voorkomt. Het is nu (documentaire) informatie voorziening wat de klok slaat. Electronische media geven blijkbaar aanleiding tot een taalrevolutie. Ze hebben ook een functieverschui-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1996 | | pagina 18