n 080 Mogelijke toekomst: fygitale studiezalen het internet, dan kan de vroegere offline wereld dezelfde functionaliteiten bieden als de pure online wereld, maar - en daar zijn Van Belleghem, Konings en Palmaerts het over eens - met iets extra's. Er moet ingezet worden op de sterktes van de digitale en de sterktes van de menselijke component; beide hebben complementaire waarden. Palmaerts en Konings stellen beide, dat in een digitale omgeving datgene wat schaars dreigt te worden, er naar doet verlangen. Ook in een digitale wereld blijft het verlangen naar het analoge, het tastbare. Het combineren van beide werelden is een manier om kwaliteit op kwantiteit te laten prevaleren. Konings omschrijft die combinatie als 'fygitaal'. Hij refereert aan winkelconcepten, waarbij klanten in fysieke winkels komen, maar waarbij wel alle noodzakelijk online instrumenten beschikbaar zijn. Er wordt in deze concepten gebruikgemaakt van online tools om uiteindelijk - met tijdwinst en de zekerheid dat de gewenste artikelen aanwezig zijn - in een fysiek winkelfiliaal je voorkeuren aan te passen en (eventueel) te kopen. Is dit concept op archiefinstellingen toe te passen? Ik denk dat het zelfs moet. Riemer Knoops (lector Reinwardt Academie) heeft onlangs verwezen naar het Glasmuseum in Leerdam, dat een tiental jaren geleden een onderscheid maakte in zijn 'snelle' en 'langzame' collectie. De langzame collectie - moeizamer toegankelijk - heeft een andere aandacht nodig dan de snelle, waarvoor gemakkelijker alleen maar digitale instrumenten in te zetten zijn en die vlugger een groot publiek krijgt. Vertaald naar archiefinstellingen is weinig materiaal als onderdeel van een 'snelle' collectie te zien, die men geheel digitaal kan gebruiken. Het genealogische bronnenmateriaal is nog het meest voor de hand liggend. Echter, het overgrote deel van het materiaal is 'langzaam', omdat het veel context, uitleg nodig heeft en digitalisering zelfs in een aantal gevallen een vermindering van de onderzoekwaarde betekent. De verGoogle-ing van de samenleving heeft archiefinstellingen een Stockholmsyndroom bezorgd. Of, zoals Alessandro Baricco in zijn boek De barbaren verwoordt: "Het idee dat 'begrijpen' en 'weten' betekenen dat je diep in moet gaan op dat wat we bestuderen, tot we de essentie ervan bereiken, is een mooi idee dat aan het uitsterven is; daarvoor in de plaats komt een instinctieve overtuiging dat het wezen van de dingen niet een punt is maar een baan, dat het niet in de diepte verborgen zit maar over de oppervlakte verspreid ligt Is het tweede deel wat in Op weg naar 2020 en verder bedoeld wordt onder anders denken, voelen en handelen. Ik mag het niet hopen. Veel van het archiefmateriaal is weerbarstig, niet 'snel', en niet gemakkelijk te begrijpen. Er zal 'gewerkt' moeten worden om er überhaupt mee aan de slag te kunnen, laat staan te begrijpen. Met Baricco ben ik het eens: ook bij veel archiefmateriaal zul je dieper moeten gaan, in ieder geval niet aan de oppervlakte kunnen blijven. Wat weerhoudt ons ervan om fygitale studiezalen in te richten, waarbij men de omvangrijke, langzame collectie kan onderzoeken met gebruikmaking van online tools? Simpelweg omdat veel van het archiefmateriaal niet simpel is. Zijn de digitale tools ook thuis te gebruiken, prima; zo niet, jammer. Bij het inrichten van fygitale studiezalen kunnen we er in ieder geval voor zorgen dat de kwaliteit - de context - voorop staat, en niet de kwantiteit.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Schetsboek | 2016 | | pagina 79