Participatief ontsluiten door experts laat zien en ook marginale geluiden toelaat. Vooralsnog heeft Imagine IC, dat nog maar kort participatief archieven verzamelt, geen specifieke waarderingscriteria geformuleerd. Het is aan te raden om over vijf jaar, wanneer de archiefcollectie is gegroeid, een inventarisatie te maken van de verworven particuliere archieven. Deze zouden kunnen worden ingedeeld op politiek, economisch, cultureel, sociaal, maatschappelijk of topografisch gebied, waarna kan worden bepaald over welke onderwerpen, gemeenschappen en marginale groepen nog weinig archiefmateriaal is verzameld. Vervolgens kan Imagine IC deze lacunes tijdens participatiebijeenkomsten ter sprake brengen en samen met participanten nadenken over aanvullingen op de collectie Bijlmer Meer. De derde fase van participatief verzamelen richt zich op participatief ontsluiten van archieven, bij voorkeur beginnend met ordenen thuis. Instellingen als Imagine IC kunnen mensen die belangrijk materiaal hebben en hun archief nog gebruiken, stimuleren hun eigen archief te ordenen - op thema, chronologisch of anderszins - en te bepalen welk materiaal wel en niet openbaar mag zijn. Hierdoor worden archiefvormers zich ook bewust van de typen documenten die ze hebben - administratief, werkgerelateerd, financieel, persoonlijk- en van de waarde van hun archief voor de cultuurhistorie van de Bijlmer. Als het digitaal materiaal betreft is bij het ordenen de publicatie van Filip Boudrez in het S@P Jaarboek over Particuliere archieven een goede leidraad. In hetzelfde jaarboek noemt Karin van der Heiden de website van The Library of Congress die op een toegankelijke manier beschrijft hoe iedereen met eigen digitaal materiaal aan de slag kan. Veel ingewikkelder ligt het participatief beschrijven van archieven, het zorgt zelfs voor een spanningsveld tussen erfgoedprofessionals en participanten. De gangbare opvatting is dat de ontsluiting van archieven bij instellingen aan specifieke standaarden moet voldoen, zoals het gebruik van terminologie, beschrijvingsstandaarden en een structuur voor de opbouw van de inventaris. Ontsluiten is in deze optiek werk voor professionals en dus moeten participanten eerst worden getraind volgens professionele normen voordat ze hun eigen archieven kunnen ontsluiten. In deze opvatting worden participanten tegenover erfgoedprofessionals gezet. Een nieuwe, meer vruchtbare benadering introduceert de term 'pro-am', een 'professionele amateur', die beschikt over expertise variërend van betrokken tot volledig professioneel opererend. 'Pro-ams' zijn gewaardeerde collega's van erfgoed professionals nieuwe stijl: facilitators die diverse perspectieven, belevingen en relaties verzamelen. De professionaliteit van facilitators stoelt mede op een beroepscode. Als participatie onderdeel wordt van professioneel werken, moet de beroeps code worden uitgebreid met inbreng van participanten bij het bepalen wat erfgoed is, hoe het wordt ontsloten en beheerd. Het doet de stem van participanten geen recht door hen te laten werken volgens reguliere beschrijvingsstandaarden en met bestaande sets van invulvelden. "The primary problem, which is rarely acknowledged, is that indexes and catalogues are management tools, not access tools" (Boast c.s., 2007: 75). Door de kennis van archiefvormers in vaststaande formats te persen, gaat veel kennis verloren en dat pleit voor het gebruik van eigen trefwoorden. De achterliggende vraag is hoe informatie die in de hoofden van archiefvormers zit, toegankelijk kan worden gemaakt. Dit aspect vraagt nog veel meer onder zoek en ook meer samenwerking met partners die expertise hebben op het gebied van participatief beschrijven van kennis. Participatief beschrijven is niet alleen een relevant onderzoeksthema, het kan ook tot onderwerp worden gemaakt

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Schetsboek | 2015 | | pagina 77