onderwijs en onderzoek onderwijs en onderzoek "De archiefwetenschap is een vakwe tenschap", poneert Glaudemans in reactie op het verschijnen van de bundelingen Naar een nieuw paradigma in de archivis- tiek en Interpretatiekaders in de archivis- tiek. Vooral de eerste bundeling maakt duidelijk dat archiefwetenschappers in Nederland, maar zeker ook elders in de wereld, van oordeel zijn dat het archief wezen en de beschouwing ervan door nieuwe visies ingrijpend zijn veranderd. Wetenschapsfilosofisch wordt deze veran dering sinds het verschijnen van Kuhns The structure of scientific revolutions bin nen een (deel)wetenschap steeds vaker als 'paradigmawisseling' gemunt. Glaudemans gaat gedetailleerd in op de oorspronkelijke betekenis van de begrippen 'paradigma' en 'paradigmawisseling', maar gaat eraan voorbij dat sinds het verschijnen van Kuhns baanbrekend werk het paradigma begrip en wat daarmee volgens Kuhn samenhangt, in de diverse 'zuivere' alsook alfawetenschappen toegepast is, en dat velen aan de haal zijn gegaan met de bete kenis van het begrip. Kuhn constateerde zelf ook na het verschijnen van zijn boek dat het begrip in verschillende betekenis sen was gebruikt. Gilliand en McKemmish bespreken in hun artikel Building an Infrastructure for Archival Research1 paradig ma's op macro-, meso- en microniveau, wat duidelijk maakt hoe gemakkelijk de term toe te passen is in een methode, spe cialisme, vakgebied of wetenschap. Het is trouwens een helder betoog over het veranderende paradigma: opvallend is de term 'pre-paradigmatic state' - die door Kuhn gebruikt wordt, maar in het heden daagse vakwetenschappelijk jargon mijns 36 I inziens niet valt te gebruiken. Thomassen gebruikt de term zonder problemen in zijn artikel Paradigmatische veranderingen in de archiefwetenschap2alsof de paradigmati sche fase een verbetering inhoudt dan wel meer eenheid toont ten opzichte van het voorafgaande. De in dit artikel beschreven discussie uit het Archievenblad toont aan dat er ten tijde van de discussie ook nog van weinig eenheid sprake was en waar schijnlijk voorlopig zal zijn. Consequenter zou zijn om in plaats van een pre-paradigmatische fase ook te spreken van een toentertijd bestaand 'vorig' paradigma: vanuit elk paradigma beschouwd is het voorgaande als een pre- paradigmatische fase te zien, wanneer je het door jou geconstateerde paradigma meer als een eenheid of als richtinggevend wilt zien. Uit Glaudemans' citaat van Kuhn licht ik de eerste zin: "On the one hand, it stands for the entire constellation of beliefs, values, techniques, and so on shared by the members of a given community." The members of a given community, daar gaat het om. Er is een (groot) aantal archief wetenschappers die oordelen dat er in de beschouwing van het archief, het archief wezen en de wetenschappelijke bestude ring ervan iets fundamenteels is veran derd.3 Deze archiefwetenschappers ijken hier een paradigmawisseling - of het meer 'compatibele' begrip 'paradigmaverschui ving'21 - die in hun beschouwing gerecht vaardigd is. Achteraf zal blijken of de recente ontwikkelingen ook unaniem als paradigmawisseling in de archiefweten schap worden gezien. Paradigma's kunnen tenslotte als geloofsovertuigingen naast elkaar bestaan. De reacties van Kunst en Bervoets in het Archievenblad getuigen in ieder geval niet van een voltooide paradigmawisseling, veeleer van vroegere (dan wel andere) standpunten, zonder daarin (veel) actuele archiefwetenschappelijke ontwikkelingen te incorporeren. Over en weer vanuit de archiefwetenschap en diverse andere disci plines is een kruisbestuiving op gang geko men die de archiefwetenschap een meer interdisciplinair karakter heeft gegeven, waarmee ook de objecten van studie daar binnen zijn verbreed. Uitgangspunten zijn ter discussie komen te staan, en er is een verdere verwetenschappelijking ingezet. Als voorbeeld van het voorgaande: een van die objecten van studie, de geschiedweten schap en haar waardering van historische feiten, wordt in de artikelen van Kunst en Bervoets als vanouds behandeld. Alsof de archivaris geen keuzes maakt die de inhoud van zijn archief bepalen, die niet selecteert en daarmee de 'te kennen' wereld Over en weer vanuit de archiefwetenschap en diverse andere disciplines is een kruisbestuiving op gang gekomen die de archiefwetenschap een meer inter disciplinair karakter heeft gegeven, waarmee ook de objecten van studie daarbinnen zijn verbreed. voor de eventuele historische onderzoe ker voorvormt. Kunst en Bervoets lijken simpelweg te zeggen dat een archief er is om verantwoording over het verleden af te leggen, dat de historicus met de docu menten aan de slag kan om het verleden te beschrijven. Tegenwoordig beschouwt de historische wetenschap de relatie tus sen document en 'werkelijkheid' als veel ambiguër en deze opvattingen zijn ook zeker doorgedrongen binnen de archief wetenschap.5 Het begrip 'paradigma' wordt door veel wetenschappers zonder problemen op 'onze' wereld toegepast. De in het archief wezen internationaal bestaande begrips verwarring voortkomend uit de diverse historische, plaatselijke ontwikkelingen, de diverse toegepaste vormen van archive ring, de wetenschappelijke beschouwing van het archief: het vraagt om een verge lijkende archiefwetenschap, die ook van de grond is gekomen. Glaudemans lijkt hier op te doelen met zijn 'contextuele archivistiek', alhoewel hij in zijn artikel niet verder gaat dan een toepassing bin nen de Nederlandse archiefpraktijk. Een paradigma legt mijns inziens eerder zijn wil op aan de wereld dan dat het een 'vrije' ontwikkeling is. Een paradigma uni- formiseert een wereldbeeld, waarbij deze wereld de naar eenheid strevende visie van vooral westerse landen vertegenwoor digt. Op zichzelf geen probleem, wanneer er ook ruimte wordt opgenomen voor 'andere' visies.6 Het grote verschil tussen de 'oude' wijze van kijken naar een archief en de 'nieuwe' is dat de pleitbezorgers - uit eerder genoemde jaarboeken - van de para digmawisseling de beschouwing van het 'archief' breder trekken dan in Nederland van oudsher wordt gedaan. De artikelen van Kunst en Bervoets zijn juist goede voorbeelden van dit laatste. Hun reacties leunen zwaar op de Nederlandse archief praktijk en zijn vooral betrokken op de Handleiding, zodat ze een goed voorbeeld vormen van die 'vroegere', 'Nederlandse' beschouwing van het 'archief'. Glaudemans probeert in zijn artikel dicht bij de (Nederlandse) archiefpraktijk te blijven. Hij waarschuwt de archiefwe tenschap ook niet teveel te abstraheren. Wetenschap wordt dan niet veel meer dan een intellectuele exercitie die vooral zich zelf dient, "van een op zich helder objectbe grip van archief als 'procesgebonden infor matie' tegenover de feitelijke archieven in hun verschillende vormen, plaatsen, func ties, tijden en culturele contexten." Kunst pakt uiteindelijk vooral "het concept van procesgebonden informatie als het weten schappelijk object van de nieuwe archief wetenschap"7 op. Het diachrone karakter dat Glaudemans nadrukkelijk noemt, ver onachtzaamt Kunst in zijn reactie. Kunst wil vooral de betekenis en inhoud van de Handleiding meer reliëf geven dan, zoals hij betoogt, Glaudemans en Thomassen8 dit werk afhandelen. Kunst ziet in het structuralisme van De Saussure - ook ten tijde van het ontwikkelen van de Handleiding uitgedacht - veel over eenkomsten met het gedachtegoed van die Handleiding.9 Hij benadrukt sterk de synchrone benadering van het werk van Muller, Feith en Fruin: "Van die oorspron kelijke samenhang legt de klassieke inven taris zo adequaat mogelijk getuigenis af. Die samenhang is primair functioneel en niet 'fysiek': de inventaris beschrijft de stukken in hun onderlinge functionele relaties, waarbij hun 'fysieke' eigenschap pen slechts een ondergeschikte rol vervul len." Kunst gaat in zijn verwijzing naar De Saussure's structuralisme geheel voor bij aan de diachrone kant van het struc turalisme, die mooi aansluit op het con cept van het records continuüm. Juist het diachrone karakter mist de Handleiding in haar beschouwing van archieven en hun inhoud. Het jaarboek Naar een nieuw paradigma in de archiefwetenschap betrekt Kunst ziet in het structuralisme van De Saussure - ook ten tijde van het ontwikkelen van de Handleiding uitgedacht - veel overeenkomsten met het gedachte goed van die Handleiding. daarentegen in zijn artikelen nadrukke lijk dat diachrone karakter dat de inhoud van archieven en de betekenis door de tijd heen ook bestemt dan wel kenmerkt. In zijn eerste reactie versmalt Kunst reeds sterk de discussie die Glaudemans begon. Hij valt het 'nieuwe' paradigma niet aan, hij probeert de nieuwe visies weg te redeneren met zijn lezing van de Handleiding. Kunst gaat in de 'synchrone' benadering door op de "'logische' en 'fysieke' structuur"10 - waar bij de parallel met de syntaxis en semantiek van De Saussure's taaltheorie opvalt. Deze dimensie - in moderne bewoordingen - van procesgebonden informatie in een organisatie is zeker ook terug te vinden in de Handleiding, maar wel met onze kennis van zaken, met ons historisch overzicht. Of er ook tijdens het samenstellen van de Handleiding aan is gedacht, lijkt vooral een - en misschien wel een terechte - interpre tatie. Dat de Handleiding veel waarde had en heeft voor de (Nederlandse) archiefwereld, staat buiten kijf. Kunst lijkt daar echter niet van overtuigd te zijn, hij wil de traditie van de Handleiding verdedigen (en voor de toe komst blijvend conserveren). Kunsts tweede reactie kenmerkt zich door een willens en wetens doorgevoerde ver warring van de praktijk van het archiveren an sich en de archiefwetenschap. Cooke en Thomassen11 worden aangehaald en met hen het object van bestudering. De verwe tenschappelijking van de bestudering van archieven brengt een breder spectrum mee dan dat Kunst wil gebruiken. De dagelijkse gang van zaken in (functionerende) archie ven is niet te combineren met de bestu dering ervan. Kunst en Glaudemans con stateren terecht dat het digitale document als opvolger van het 'papieren' document niet een wezenlijk andere periode inluidt. Digitalisering op zich luidt niet het nieuwe paradigma in. Kunst wil echter niet open staan voor het feit dat met de verdergaande bestudering van het archief, de archivaris zelf ook object van onderzoek is geworden. Dat de archivaris deel uitmaakt van het vormingsproces en dat hij zich in z'n werk praktijk daarvan rekenschap geeft.12 Bervoets reactie op de twee artikelen van Kunst start met een verdere terugvoering van de discussie naar de Nederlandse prak tijk. Hij begint aan een herwaardering van de archiveringspraktijk ten tijde van de Handleiding en daarvoor, en betrekt het PIVOT-project daarin. Sinds de jaren 1960 en zeker met PIVOT is die praktijk van de Handleiding veranderd, betoogt hij: "in de bundel Paradigma wordt deze verschuivingsgeschiedenis van het werk terrein van de archivaris van 'end of the pipe' naar 'brongerichtheid' uitvoerig toe gelicht"13 - archivering wordt meer gezien als een deelname aan een proces, waarbij op het moment van distributie de selectie van documenten reeds in de gaten moet worden gehouden. Kunst en Bervoets voeren een grondsla gendiscussie die zich meer in het 'oude paradigma' afspeelt dan dat de nieuwe, (inter)nationale ontwikkelingen erbij wor den betrokken. In de eerste drie artikelen - twee van Kunst en één van Bervoets - zijn de posities ingenomen. Kunst ver dedigt met hand en tand de waarde van de Handleiding1A, Bervoets probeert te laten zien dat er ook na die Handleiding ont wikkeling zat in de archiefpraktijk en - beschouwing: "Maar de Handleiding vormt één facet van de dimensie waarin ons werk zich tegenwoordig afspeelt."15 Slot Het artikel van Glaudemans is een bewerking van het inleidend hoofdstuk uit zijn afstudeerscriptie Plan voor een archief informatiesysteem voor het Streekarchief voor het Gooi en de Vechtstreek te Hilversum. Het ontwerp voor het 'archiefinforma tiesysteem' maakt gebruik van de meest recente inzichten op dit gebied. Ook blijkt uit de behandeling van zijn plan dat Glaudemans een dynamische rol ziet voor een (overheids)archief in de samenle ving, met de modernste digitale middelen. Hij behandelt gedetailleerd diverse stan- Lees verder op pagina 39 Door Jaap Hoogteijling In oktober 2002 verscheen in het Archie venblad het artikel 'Over oude en nieuwe archiefwetenschap' van Arnoud Glaudemans. Het stelde de laatste ontwikkelingen in het vakgebied ter discussie. René Kunst rea geerde op het artikel en bracht daarmee een discussie op gang met Jan Bervoets. Met het sluiten van de discussie lijkt de paradigma wisseling in de annalen van het Nederlandse archiefwezen te zijn weggeschreven. De vraag is nu, of men in het veld overtuigd is dat die wisseling inderdaad heeft plaatsgevonden? Was de constatering vooral een theoretische exercitie ter verdieping van de archiefweten schap, of heeft deze visie wel degelijk nieuwe inzichten gegeven aan de archiefpraktijk? Vergelijkende archiefwetenschap Kunst en Bervoets archievenblad december 2007 december 2007 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 2007 | | pagina 18