Bespreking van boeken Noten In december 1884 lieten enige Amsterdamse nota belen en liefhebbers van de geschiedenis van Am sterdam een vertrouwelijke circulaire rondgaan om Jan ter Gouw een album amicorum aan te bie den. Dit vriendenblijk zou hem worden aangebo den ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag op 16 december 1884. De eerste ondertekenaar was N. de Roever, de opvolger van P. Scheltema als stadsarchivaris van Amsterdam. De conclusie ligt voor de hand. Scheltema vervaardigde als bijdrage voor het vriendenblijk een oorkonde in middel eeuwse snit, die tegelijk op hem sloeg (in de per soon van Petrus Pergamenteus) én op J. ter Gouw (in de school aan de Prinsengracht). Ter Gouw was namelijk veertig jaar lang verbonden aan de stadstussenschool letter C op het Amstelgrachtje (1826-1866).3 Enige vragen blijven daarbij onbe antwoord: waarom ging het juist om een school voor vrouwen en waarom aan de Prinsengracht? Wellicht sloeg dit op bepaalde zaken uit het privé- leven van Scheltema en/of Ter Gouw, die alleen in kleine kring bekend waren, waardoor het genot van deze grap nog verhoogd werd. Alleen de inti mi konden de achtergrond van elk detail raden. Een andere vraag is of Jan ter Gouw zelf deze oor konde ooit onder ogen heeft gehad. Scheltema zat niet in het comité van het album amicorum voor Jan ter Gouw en zal zijn bijdrage dus bij dit co mité hebben ingediend. Zodoende moet het in handen zijn gekomen van N. de Roever, stadsar chivaris van Amsterdam. De oorkonde bevindt zich momenteel in het archief van de fami lie Van der Brugghen, dat eigendom is van de Stichting het Reveilarchief en wordt bewaard in de Amster damse Universiteitsbibliotheek.4 Uit een aanteke ning op een oude plaatsingslijst van dit archief blijkt dat N. de Roever in het verleden dit familie archief onder ogen heeft gekregen. N. de Roever was getrouwd met J. L. van der Goes, die geparen teerd was aan de familie Van der Brugghen. Ver moedelijk is dit stuk door een onzorgvuldige ont ruiming van zijn tafelblad hier verzeild geraakt, waarchijnlijk tot eeuwige frustratie van De Roever zelf, die er geen idee van zal hebben gehad waar dit stuk gebleven kon zijn. De oorkonde is dus moge lijk nooit bij Jan ter Gouw aanbeland. Nog geen twee maanden later, op 31 januari 1885, stierf Pie- ter Scheltema reeds. Deze oorkonde was dus zoge zegd zijn laatste grap. Waar het album amicorum voor Jan ter Gouw ge bleven is heb ik niet kunnen achterhalen. Vermoe delijk behoorde echter hiertoe ook het portret, dat W. Steelink van Jan ter Gouw maakte. Zijn per soonlijk archief is niet bewaard gebleven. Zijn aantekeningen, vooral van heraldische aard, wor den bewaard in de handschriftenafdeling van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. De ironie van het lot wil dat van zijn album amicorum al leen een verloren gewaand deel bewaard is geble ven. 1 G. Tessier: LecasdeJ. Vignier, in: Bibliothèque de l 'Ecole des Chartes 97 (1936)25-252. 2 Beschrijvingder vroegere Neder- landschegemeentezegels in het rijks archief en ook elders bewaard. 's-Gravenhage 1878,6-7 (1487). 3 Nu: Maarten Jansz. Kosterstraat 7. M. Heijder, 'Basisonderwijs in Amsterdam in vroeger eeuwen' Ons Amsterdam 37 (1985) 130. 4 Losse Aanwinsten nr. 1434. [30] Archieven in WO II peter manasse, Verdwenen archieven en biblio theken. De verrichtingen van de Einsatzstab Rosen berg gedurende de Tweede Wereldoorlog, Den Haag 1995 [nblc uitgeverij], 108 blz., met litt. en indi ces, prijs f. 62, 50, isbn 90 5483 068 9. In de eerste helft van 199 5 is in vele landen het feit herdacht, dat vijftig jaar geleden een einde kwam aan de - tot nu toe - meest verschrikkelijke oorlog in de geschiedenis van de mensheid. Dat daarbij de aandacht voornamelijk is uitgegaan naar de men selijke kanten, zoals de geleden ontberingen en on derdrukking, de intense vreugde van de bevrij ding, alsmede de fysieke en mentale nasleep, ligt voor de hand. Toch heeft de oorlog veel meer slachtoffers ge maakt. Wanneer we bijvoorbeeld de blik richten op meer materiële zaken als het cultuurgoed, dan blijkt al snel dat hieronder evenzeer vele 'doden, gewonden en vermisten' zijn te betreuren en het leed in sommige opzichten nog lang niet geleden is. Talrijke monumenten, musea, archieven en bi bliotheken hebben gedurende de Tweede Wereld oorlog blootgestaan aan een permanente dreiging van of zijn ten prooi gevallen aan vernietiging, be schadiging, plundering en confiscatie. Het eerste duo in malo is een jammerlijke en vaak ongewenste consequentie van gevechtshandelingen, hoewel soms strijdende partijen zich moedwillig aan de structie schuldig hebben gemaakt. Het laatste paar openbaart zich doorgaans als de strijd heeft plaats gemaakt voor bezetting. Op het Europese strijdto neel hebben plundering en confiscatie waarschijn lijk minstens evenveel, zo niet meer schade op cul tureel gebied aangericht dan vernietiging en beschadiging. Is dat een kwalijke uitwas van alleen deze oorlog? In het geheel niet!De hele geschiedenis door is het roven van kunstwerken als een van de onvermijdelijke bijprodukten van de oorlog be schouwdstelt Charles de Jaeger in zijn boek The Linzfiles (ook verschenen in een Nederlandse ver taling onder de titel De plundering van Europa)De plundering van het christelijke Constantinopel door de kruisridders in 1204, de grootscheepse roof omstreeks 1810 door keizer Napoleon van kunst, boeken en archieven uit de bezette landen en het leeghalen van het Kuwait's Nationaal Muse um door Iraakse troepen onmiddellijk na de bezet ting in augustus 1990, vormen een kleine 'bloem lezing' uit een hele reeks van vergrijpen aan ander mans en -lands cultuurgoed in tijden van oorlog. Maar de Tweede Wereldoorlog spant - evenals in zoveel andere opzichten - ook hierin de kroon en niet alleen qua omvang, doch evenzeer in de ver scheidenheid, waarin het zich manifesteerde. De strooptochten door de aasgieren van Hitier en Göring voor de opbouw van hun kunstcollecties zijn welbekend. Wellicht minder bekend is, dat de Nazi's al aan het begin van de oorlog een immense operatie op touw hadden gezet met het doel zoveel mogelijk infor matie te vergaren ten behoeve van 'wetenschappe lijk' onderzoek over hun vermeende erfvijanden, als joden, vrijmetselaars, theosofische bewegingen, communisten, enz. Dat was nog nooit eerder ver toond in de geschiedenis. En waar werd het beno digde onderzoeksmateriaal, in hoofdzaak bestaan de uit boeken en archiefbescheiden, vandaan ge haald? Eenvoudigweg daar, waar het voor het grijpen lag: namelijk bij de'staatsvijanden'zelf. Peter Manasse beschrijft in Verdwenen archieven en bibliotheken deze roofpraktijken in Nederland en andere Europese landen, de achtergronden daar van en de recuperatie na 1945Eerst wordt de gees telijke vader, architect én uitvoerder van deze grootscheepse onderneming, Alfred Rosenberg, en zijn denkbeelden voor het voetlicht gebracht. Ro senberg, in 1893 geboren in het huidige Tallin (Estland), was een van de nationaal-socialisten van [31]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1996 | | pagina 16