Amsterdamse blauwkousen
een negentiende-eeuws geleerdenfalsum
P.J.V. Dekkers
Pcn/nm a ri/riu
f«* ZtiHOiJ *fjj)«Vt
Het 'bewuste uit Amsterdam. Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Réveil-
Collectie, Nieuwe aanwinsten 1434. Foto: Universiteit van Amsterdam
In de wetenschap van de oorkondenleer kennen wij het verschijnsel van de
oorkondenvervalsingen door geleerden omwille van het plezier of op be
stelling van anderen, die zo een adellijke afkomst wilden laten creëren.
Het plezier van het vervaardigen van oorkonden vinden we vandaag nog
slechts terug in de calligrafische ateliers. Maar de geleerdenfalsa onder pro
fessionele oorkondenspeurders zullen wel gemaakt blijven worden zolang
er geleerden blijven bestaan.
Een aardig voorbeeld van een geleerden falsum
vond ik in her Reveilarchief, een verzameling van
persoonsarchieven, die bewaard worden in de
Amsterdamse Universiteitsbibliotheek aan het
Singel. Daar bevindt zich een bezegelde oorkonde
van de burgemeesters van Amsterdam (formaat:
12 x 20 cm). Aanvankelijk dacht ik met een echte
middeleeuwse oorkonde te maken te hebben,
want het perkament wekt nauwelijks bedenkingen
en het schrift is erg priegelig. De oorkonde is ge
schreven met verstand van zaken: allerlei details,
zoals bijvoorbeeld de krullen in de ondertekening
door de schrijver, zijn bekend als waarachtige ken
merken van een middeleeuwse oorkonde. De tekst
is zo aardig, dat ik ze hier in extenso weergeef.
'Wij burgemeesteren ende regierders der stede
van Amstelredamme oirconden ende kennen
midts desen onsen egenen brieve dat wy heb
ben verstaen van onsen lieven ende geminden
vrundt, den eersamen ende discreten heere
petrus pergamenteus, der letteren doc-
toer ende baccalaureatus mathematicus, dat
binnen onser stede vesten aen den naestlesten
vinckgrajft, die men princengrafft te hieten
pleegt, seeckere jojferen oorboirlicken tsamen
komen omme als die bieën uytte bloem kens
wiisheyt te suijgen uytte die boecken van de-
ser ver maerde stede historiën, tgunt wy son-
derlinghe willich ende genegen syn te bevor
deren. Des wy verleenen ende geven midts
desen den voirnoemden eerbaren vergaderin-
ge ende de jofferschen daertoe gehoirende, op
dat wy ze te beter souden herkennen ende ten
teycken dat die borgeren hair te onder schey-
den van die andere vrouwkens vermogen,
omme immer ende tallen tyde over sheeren
straten, over wech ende stech, over landt ende
sant, te gaen met blaeuwe kousen aen die
kuyten, reyckende van boven van die quid tot
onder aen die teenen, geheel blaeuw, gelyck
geen ander mensch gewoont is te dragen, so
nochtans dat se dieselve opten eersten aenma
ninghe van sheeren dienderen sullen hebben
te vertoonen.
Des toirconde hebben wy desen openen
brieven besegeit mit onsen zegele ter saicken,
op huyden den v\]stden decembris int jair
ons Heren m_ cccc_ vier ende tachentich.
[w.g.] Salomon de Kous'
Ook het zegel is bekend, ofschoon misschien een
beetje groot voor het formaat van deze oorkonde
(in groene was, diameter: 7 cm; randschrift: '[sigil-
lum] secretum opidi amstelredamfmen sis]').2 De
perkamenten zegelstaart is zorgvuldig van een an
dere oorkonde geknipt en haast onzichtbaar aan
deze oorkonde bevestigd.
Behalve de hoogst merkwaardige inhoud was er op
het eerste gezicht niets dat erop duidde dat het
hier een 'fake' betrof. De term 'blauwkous' in de
betekenis van 'femme savante', waar op de oor
konde zinspeelt, is echter niet eerder geattesteerd
vóór 1800. Bovendien was er in 1484 nog geen
sprake van de Prinsengracht. Een mogelijk aan
knopingspunt bood de persoon van deze Perrus
Pergamenteus. Gelukkig worden tradities in het
Amsterdamse gemeentearchief nog steeds gekoes
terd, waardoor men mij daar al gauw wist te ver
tellen dat de stadsarchivaris Pieter Scheltema
(1812-1885) in zijn tijd bekend stond als 'Piet
Perkament'. De oplossing was toen snel in zicht.
Vergelijking met het handschrift van Scheltema
versterkte het vermoeden dat Scheltema deze oor
konde zelf had geschreven, hoewel hij het middel
eeuwse handschrift (met name de e's, w's en r's)
heeft geprobeerd te imiteren.
De volgende vraag was natuurlijk waarom Schelte
ma dit gedaan heeft. Als vanzelf probeerde ik een
aanwijzing in de datering te vinden: 7 december
1484. Mogelijk moest de vervaardiging dus geda
teerd worden in 1884. Een andere aanwijzing was
dat het in de oorkonde ging om 'die boecken deser
vermaerde stede historiëen', waardoor men zijn
gedachten in Amsterdam gewoonlijk laat gaan
naar het werk van Jan ter Gouws (1814-1894):
'Geschiedenis van Amsterdam' (1879-1893). Maar
ook Scheltema zelf verwierf destijds de nodige
aanzien als historieschrijver met zijn 'Aemstel's
oudheid of gedenkwaardigheden van Amsterdam'
(7 dln., 1855-1885).
[29]