Huis- en familiearchieven:
een reactie
drs W.A. Fasel
In het Nederlands Archievenblad van maart jl. (991199 5publiceerde drs
J. Folkerts een artikel over de inventarisatie van huis- en familiearchieven
naar aanleiding van zijn ervaringen in Oost-Nederland. Belangrijk in
zijn betoog was de vraag hoe en wanneer de archivistische theorie van het
'respect de fonds' werd toegepast bij de inventarisatie van dergelijke ar
chieven. Folkerts opmerkingen vormen voor drs W.A. Fasel, oud-ge
meentearchivaris van Alkmaar, aanleiding nog eens in te gaan op de ver
houding theorie-praktijk. Ook herinnert hij zich nog iets uit zijn Kamper
periode over een Oostnederlands huisarchief, een politiebusje en.
[236]
In het artikel 'Ontsluiting van huis- en familiear
chieven. Ervaringen in Oost-Nederland' in het
Nederlands Archievenblad99 (1995) door Jan Fol
kerts, lees ik: 'Het heeft tot 1958 geduurd voordat
in het archiefwezen definitief met het verwarrende
begrip "Organisch beginsel" werd afgerekend...
Vóór die tijd werden familiearchieven vogelvrij
verklaard en vielen ze buiten de heilzame werking
van het zogenaamde "respect de fonds", een van de
belangrijkste en algemeen aanvaarde principes uit
de Handleiding van Muller, Feith en Fruin voor
de overheidsarchieven. Geen "respect de fonds"
voor familiearchieven, met andere woorden, men
mocht ze rustig uiteenhalen als dat zo uitkwam.
Erger is natuurlijk dat acquisitie van familiearchie
ven alleen geaccepteerd werd voor zover het ging
om de in die archieven aangetroffen ambtelijke
stukken, als Rijksarchivaris in Utrecht ging Muller
zelfs zo ver dat hij aangeboden huis-en familiear
chieven weigerde of zelfs vernietigde.'
Ik geloof dat het met die weigering of zelfs vernieti
ging van familiearchieven in de praktijk wel mee
viel en in zijn slotwoord gewaagt Folkerts dan ook
van archivarissen, die de theorie de theorie lieten en
het gezond verstand lieten zegevieren. Men kan na
tuurlijk ook stellen, dat het weigeren van archieven
volstrekt in strijd was met de collectioneursmenta
liteit van de archivaris. Met andere woorden: Mul
ler kan ons nog meer vertellen. En voorts moet ik
bekennen dat ik, hoewel zeer meelevend waar het
de vakproblematiek betrof, nimmer iets van een
omslag in het denken vóór en na 1958 heb be
merkt. Maar hoe was het gesteld met ons respect
voor het 'respect de fonds' der familiearchieven, die
we, als ik Folkerts mag geloven, rustig uiteen haal
den als het zo uitkwam?
Ook die vraag wil ik trachten te beantwoorden,
doch eerst wil ik vaststellen dat de grenzen tussen
een familiearchief, een huisarchief, een ambtsar
chief en een persoonlij ke collectie zeer vaag zij nOf
liever, die grenzen zijn wel te trekken, doch de fei
telijke situatie verhindert dit veelal.
Laten we als voorbeeld nemen het imaginaire fami
liearchief-De Beer. Het geslacht de Beer, dat zich
sedert de zestiende eeuw in het stadje Valkemonde
onledig hield met kuipen en tinnegieten, bezat
géén archief. Totdat omstreeks 1750 Archibald de
Beer door zijn huwelijk met de gefortuneerde bo-
terkopersdochter Appolonia de Bok in hogere
kringen kwam te verkeren en tot pesthuismeester
werd benoemd. Hij begon bij de talrijke familiele
den stukken in te zamelen, zodat (na vernietiging
van minder interessant materiaal; o.a. betreffende
dat gênante akkevietje met oud-oom Gabriël de
Beer) met recht gesproken kon worden van een fa
miliearchief.
Echter, Joachim de Beer (oom Jo in de wande
ling) was gebrouilleerd met de familie en leverde
dus niets in (waardoor een concurrerend familiear
chief ontstond, waarover zo dadelijk meer), terwijl
Geesje de Beer geboren Huplaken, die veel leed van
de Beer'en had ondervonden, alles vernietigde.
Maar daar stond tegenover dat de gade van Archi
bald de Beer het gehele archief-De Bok inbracht!
De oudste zoon van Archibald en Appolonia, Eze-
chiël genaamd, werd secretaris van de Kladdijspol-
der èn van het Mannengasthuis en bovendien
werkte hij bij voorkeur thuis, waardoor het familie
archief verrijkt werd met notulen, rekeningen en
vele andere stukken van genoemde polder, alsook
met het cartularium en tal van interessante registers
en dossiers van het Mannengasthuis, zodat het fa
miliearchief tevens ambtsarchief werd.
Hun tweede zoon Mauritius werd lid van de raad
van Valkemonde en kocht de ambachtsheerlijk
heid Kalverdijk, met als gevolg dat het dorpsar
chief van Kalverdijk onder Mauritius kwam berus
ten. Het was het familiearchief-De Beer evenwel
niet gegeven naast ambtsarchief ook nog heerlijk
heidsarchief te worden, want Mauritius, die thans
De Beer van Kelfkensdycke heette, hield zich verre
van zijn ordinaire verwanten en begon voor zich
zelf, waardoor hij aan het hoofd kwam te staan van
het familiearchief-De Beer van Kelfkensdycke. In
1941 is dit archief aan het gemeentearchief van
Valkemonde in bewaring gegeven, nadat een com
missie uit de familie (bestaande uit nicht Angèle,
tante Grietje en neef Hugo) gedurende vier jaren
doende was geweest elke brief en elk vodje papier
te bekijken, zodat minder relevante stukken (o.a.
betreffende Catherine de Beer van Kelfkensdycke,
op de Amsterdamse Zeedijk bekend als tante Kaat
je; betreffende Valentijn de Beer van Kelfkensdyc-
[237]