Letterlijk aan de vooravond van de bevrijding pak te Van Beresteyn de draad van de centralisatie van genealogische organisaties weer op. Vanuit Den Haag schreef hij op 4 mei 1945 aan de Secretaris- Generaal van OKW dat de activiteiten indertijd wa ren gestopt omdat .intusschen NSB-m of hun meelopers, o.a. Jurriaan van Toll, L. C. ten Cate en C. Pama, in contact waren met den bezetter om genea logische verzamelingen te annexeren. Maar nu, zo vond hij, zou wel uitvoering gegeven moeten worden aan de voorstellen volgens het rap port van augustus 1940. Ook was hij van mening dat de verzamelingen die tijdens de bezettingsjaren door nationaal-socialisten waren gevormd, zoals die van de Centrale Dienst voor Sibbekunde (cds), ingebracht zouden moeten worden in de nieuwe Stichting. Eventueel afgevoerd materiaal zou zo mogelijk moeten worden achterhaald. Dit initia tief leidde tot oprichting van het Centraal Bureau voor Genealogie (cbg) op 29 mei 1945. De verza meling van het Verbond voor Sibbekunde is aan het CBG overgedragen, evenals persoonskaarten van het Bureau Nationale VeiligheidJ4 Tabel 1 Aantal bezoekers, bezoeken en Algemeen Rijksarchief, 1938-1947 jaar bezoekers bezoeken 1938 425 10.054 1939 334 8.648 1940 428 6.206 1941 1.002 13.313 1942 1.036 12.324 1943 1.176 12.160 1944* 575 4.137 1945 194 681 1946 672 5.084 1947 696 6.170 voornamelijktot augustus Bron Verslagen omtrent's Rijks Oude Archieven In oktober 1945 werden nog circa 66.000 opnamen van retro-acta gevonden bij Zeiss Ikon in Amster dam, die nooit aan de cds waren afgeleverd. Ze bleken van uitstekende kwaliteit, elk register in een afzonderlijk doosje en voorzien van een index. Het is niet bekend waar deze terecht zijn gekomen.35 Toename genealogisch onderzoek In januari 1941 was de registratie van joden begon nen, die de grondslag vormde voor de jodenvervol ging. Zoals bekend werden naarmate de tijd voort schreed bewijzen van niet-joodse afstamming voor velen van levensbelang. Het is dan ook niet ver wonderlijk dat dit een toenemend gebruik van de archieven tot gevolg had. Het aantal bezoekers van het Algemeen Rijksarchief over de periode 1938- 1947 is weergegeven in onderstaande tabel. Deze aantallen hebben betrekking op alle bezoekers, de toename in de periode 1941- 44 is echter vooral toe te schrijven aan genealogisch onderzoek. In de Rijksarchieven in de provinciehoofdsteden trad een vergelijkbaar verloop van bezoekersaantallen op. Ipleegde nummers in het geraadpleegde nummers 31.425 23.444 22.277 41.516 >43.600 45.669 22.285 8.503 16.608 22.478 [70] In principe moest men zelfhet onderzoek verrich ten of een genealoog inschakelen. Met de officiële afschriften van retro-acta kon men een 'afstam mingsbewijs' verkrijgen. Dit was een door de Duitse instanties erkend document, waarin de af stamming was gespecificeerd. Veel joden probeer den uiteraard een 'afstammingsbewijs' te bemach tigen waarop zoveel mogelijk niet-joodse voorou ders stonden om daardoor buiten de deportaties te blijven. Ook van ambtenaren werd een dergelijk bewijs gevraagd en degenen die zich wilden aan sluiten bij de ss moesten hun 'arische' afstamming en die van hun echtgenote bewijzen. Het archief- personeel was behulpzaam bij het onderzoek. Vaak verzorgde een volontair de afschriften, tegen een geringe vergoeding en onder toezicht van een ar chiefambtenaar. Daarnaast kregen de Rijksarchieven ook steeds meer schriftelijk vragen over afstamming te beant woorden. Een voorbeeld hiervan is afkomstig uit de volgende brief aan de Algemeen Rijksarchiva ris: De Heer Van O. heeft wijziging verzocht van zijn registratie als persoon van joodschen bloede. Hij poogt daarom doopbewijzen te bemachtigen van zijn grootouders, Jacob Co- hen en echtgenote, in 185 p woonachtig in Soe- rabaja.36 Het antwoord dat genoemde Jacob Cohen een zoon is van Jonas Abrahams en Mietje Hartog zal Van O. niet direct hebben geholpen. SommTgen vroegen zelf informatie. Op een aanvraag naar de afstamming van twee wezen, zonen van Yzaak Ja cob S. werd nadrukkelijk vermeld dat de voorou ders gereformeerd waren. Dat was uiteraard gun stig voor de aanvrager. Een andere categorie aan vragen kwam van ambtenaren: .Als onbezoldigd Rijksveldwachter, moet door mij aan de Inspectie der Marechaussee, een verklaring worden overgelegd, dat ik en mijn vrouw met van Joodscheafkomstzijniet De schriftelijke aanvragen werden alle formeel af gehandeld. Al vanaf het begin van de bezetting werd er ook genealogisch onderzoek gedaan, niet op verzoek van de betrokkene maar om diverse personen te controleren op 'raszuiverheid'. Het meest fanatiek hierin was C. L. ten Cate. Ten Cate en de CDS Over Cornelis Ludovicus (Ludo) ten Cate schreef dr L. de Jong dat deze een voorvechter was van de ss, maar er uit zag als een akelig snuffelaartje. Aan vankelijk onderzocht Ten Cate de 'raszuiverheid' van Nederlandse ss-ers, en hun echtgenoten. De lagere officieren moesten dit aantonen, teruggaan de tot 1800, hogere officieren zelfs tot 1750. Steeds meer richtte hij zich echter op de andere zijde van de medaille: namelijk niet het bewijzen van 'ari sche afkomst maar juist het aantonen van joodse voorouders.38 In 1941 kwam de Centrale Dienst voor Sibbekun de (cds) tot stand. Stichter en directeur was C. L. ten Cate. In de stichtingsakte kreeg Ten Cate grote bevoegdheden, zoals het instellen van af stammingsonderzoek en het geven van advies en inlichtingen aan (semi)overheidsorganen, maar ook het aanwijzen van zijn vervanger of opvolger, het benoemen en ontslaan van de Raad van Advies en het bepalen of de Stichting nog aan het doel be antwoordde. Bovendien werd hij Gemachtigde voor het afgeven van afstammingsbewijzenM De cds werd de onderzoeksinstelling hiervoor. Door toe doen van mr J. K. v. d. Haagen, hoofd van de afde ling Cultuurbescherming en Wetenschappen bij owe, is de benoeming van Ten Cate als gemach tigde nooit door publikatie in de Staatscourant be krachtigd. De cds ressorteerde onder het departement van Binnenlandse Zaken en niet, zoals de Rijksarchie ven, onder owe. Dit beperkte de bevoegdheid van Ten Cate ten aanzien van het gebruik van de ar chieven enigszins. Inzage was openbaar; op ver zoek konden stukken worden uitgeleend aan een aantal daarvoor aangewezen instellingen voor in zage ter plaatse, de zogenoemde deponering. Deze instellingen waren bijvoorbeeld andere Rijksar chieven of gemeentearchieven. De cds stond met op de lijst van deponeringsinstellingen en kwam er ook niet op. Voor uitlening uit een Rijksarchief [71]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 8