chivaris in Zeeland. Unger was volgens Bijlsma een
vooraanstaand beoefenaar van de geschiedenis van
het oude gewest Zeeland. Felix vond hij een ijverig
ambtenaar, die geen intellectuele arbeid van betee-
kenis heefr verricht' en bovendien:
Ook nu nog ben ik van oordeel dat in het
algemeen de normale vrouwelijke weten
schappelijk archiefambtenares der eerste klas
se niet geacht kan worden in voldoende mate
het geheel der eigenschappen te bezitten, wel
ke vereischt worden voor het met gezag behee-
ren van een rijksarchiefbewaarplaats in de
provincie. Zij is54 jaar, vooreen vrouw
op die leeftijd is de periode van het initiatief
nemen voorbij' A3
De woorden krijgen echter een andere lading als
duidelijk wordt dat mej. Felix lid was van de nsb.
Meerkamp van Embden deed tevergeefs zijn best
voor haar. Vollmer besliste dat Unger, ook 54 jaar
oud, moest worden benoemd als Rijksarchivaris in
Zeeland en Van Dam sloot zich hierbij aan. Het is
niet onmogelijk dat Bijlsma met opzet zo heeft ge
schreven over mej. Felix, maar ook controverses
tussen Van Dam, die de steun had van Vollmer, en
de nsb kunnen de doorslag hebben gegeven.24
Eind 1943 werd Meerkamp van Embden door dr
J. Carp, hoofd secretarie der NSB, naar voren ge
schoven als een van de kandidaten voor de opvol
ging van Bijlsma als Algemeen Rijksarchivaris,
hoewel deze pas in 1945 de pensioengerechtigde
leeftijd zou bereiken. Meerkamp van Embden am
bieerde dit niet wegens zijn gevorderde leeftijd, hij
was twee jaar jonger dan Bijlsma, maar de nsb zou
graag een van haar leden op die post hebben. Een
andere kandidaat was F. H.M. Ouwerling. Deze
was Gemachtigde van den Leider voor het biblio
theekwezen en bovendien in opdracht van de Rijks
commissaris en in overleg met de leider der nsb
benoemd tot Gemachtigde van de Vereeniging Ne-
derlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapen
kunde. Over deze laatste functie schreef hij dat 'alle
rechten van het bestuur en der ledenvergadering
op mij zijn overgegaan', een dictatoriale positie
dus.25 Binnen de nsb werd echter getwijfeld aan
de capaciteiten van Ouwerling, men vond hem een
te meegaande persoonlijkheid. De persoonlijke
bezwaren van Meerkamp van Embden werden
aanvaard en bovendien had men geen goede kandi
daat voor het burgemeesterschap van Middelburg.
Er werd uiteindelijk geen toekomstige Algemeen
Rijksarchivaris voorgedragen; Bijlsma bleef in
functie tot na de oorlog, Meerkamp van Embden
bleef burgemeester in Middelburg.26
In het Rijksarchief in Drenthe trachtte de nsb ook
invloed te verkrijgen bij een benoeming. Dit ar
chiefhad geen eigen archivaris; de Rijksarchivaris
in Groningen was ook belast met het beheer in
Drenthe. In augustus 1942 werd E.J.Th.M. van
Emstede als commies in Assen benoemd. Hij was
enkele maanden tevoren ontslagen bij de Neder
landse Volksdienstwegens 'indisciplinair' gedrag en
mogelijk fraude. A. Haga, de Rijksarchivaris van
Overijssel, schreef hierover aan de Algemeen
Rijksarchivaris:
...Emstede komt dan zeker naar Assen...
Uit zijn loopbaan zou men op willen maken,
dat hij de "nieuwe orde" niet ongenegen is.
Dan is hij in Assen goed op zijn plaats en kun
nen de "broeders" het samen uitvechten 27
Haga doelde waarschijnlijk op A. Voges, schrijver
2f klas, die op dat ogenblik als enige archiefambte
naar aan het Rijksarchief Drenthe verbonden was
en nu ondergeschikte zou worden van Van Emste
de. Dit werd een kleine machtsstrijd. Beiden wa
ren namelijk lid van de nsb, maar in die organisa
tie had Voges een hogere rang. Een hooglopende
ruzie en beschuldigingen over en weer resulteerden
erin dat na medio 1944 geen van beiden nog in het
archief werkte. Voges was geschorst en Van Emste
de was door de bezettingsautoriteiten als chauffeur
tewerkgesteld. Het Rijksarchief in Assen was van
die tijd af dus onbemand op de bewaking na. Bo
vendien was Assen vanaf najaar 1944 voor de waar
nemend Rijksarchivaris vanuit Groningen niet
meer bereikbaar.28
Misschien heeft Haga bij zijn opmerking ook ge
dacht aan de Groningse Rijksarchivaris J.A. Brou
wer, deze was immers beheerder in Drenthe. Hij
had al sinds 1942 door ziekte zijn werk niet kun-
[68]
nen verrichten. Maar Brouwer had zich wel met de
benoeming van Van Emstede bemoeid en er mee
ingestemd. Op 5 september 1944 ('dolle dinsdag')
vertrok Brouwer hals over kop naar Frankfurt/
Main. Brouwer is niet teruggekeerd: hij werd ge
schorst en na onderzoek door een zuiveringscom
missie in 1947 als Rijksarchivaris ontslagen. Van
Emstede werd op 13 april 1945 geïnterneerd, Vo
ges in de zomer van 1945. Meerkamp van Embden
verliet Zeeland in november 1944 en ook mej. Fe
lix verliet Middelburg 'om politieke redenen'. Zij
werd na de oorlog geïnterneerd en in 1947 ontsla
gen wegens 'ontrouw aan de zaak van het Konink
rijk Brouwer, mej. Felix en Van Emstede werden
door de Nederlandse Vereniging van Archivarissen
geroyeerd 'wegens hun onvaderlandslievende hou
ding en samenwerking met den vijand in de oor
logsjaren'. 29
Concluderend kan gesteld worden dat de nsb
alleen in de Rijksarchieven in Zeeland en Drenthe
enige voet aan de grond had.
Genealogisch onderzoek
Genealogisch onderzoek speelde een belangrijke
rol tijdens de bezettingsjaren, vooral in verband
met het eventuele bewijzen van 'ariërschap'. Hoe
belangrijk dit was bleek gaandeweg toen de regels
voor joden meer en meer werden aangescherpt en
de deportaties begonnen.
In juni 1940 was, op initiatief van Secretaris-Ge
neraal Van Poelje van okw, een begin gemaakt
met een samengaan van genealogische organisaties
in een te stichten Centraal Documentatiebureau.
Er werd een commissie ingesteld waarin jhr mr dr E.
A. van Beresteyn (beheerder van de afdeling Ikono-
grafie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische en
Ikonografische Documentatie)mr R. Bijlsma (de Al
gemeen Rijksarchivaris) en E.A. Kuipers (referen
daris bij okw), zitting hadden. In eerste instantie
zouden moeten worden samengevoegd: de boven
genoemde ikonografische afdeling, de Stichting Ne
derlands Patriciaat, het Biologisch Genealogisch In
stituut, nv Bureau voor Historische Demografie&n de
Collectie Van Fenema (een groot aantal familiebe
richten, bijeengebracht door C. H. van Fenema, en
aan de Staat der Nederlanden geschonken). Over
het aansluiten van het aloude Koninklijk Neder-
landsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde
"De Nederlandsche Leeuw "waren de meningen ver
deeld.30
Een dergelijke centralisatie paste in het alge
meen streven van die tijd om een nationaal, niet-
verzuild front te vormen tegen de nsb en tot be
houd van zoveel mogelijk eigenheid in een door
Duitsland gedomineerd Europa.
Al snel bleek dat er voor de centralisatie van genea
logische organisaties belangstelling was van natio-
naal-socialistische zijde. In de eerste plaats van
C. Pama, oprichter en voorzitter van de Nederland
sche Vereniging van Genealogen (nvg). Er werd ge
streefd naar popularisering van genealogisch on
derzoek. Pama hield bijvoorbeeld radiopraatjes
over stamboomonderzoek oftewel si bbekunde. Bo
vendien wilde de nvg een monopolie op dit gebied
vestigen. Het voorstel was lidmaatschapskaarten
uit te geven: Deze zullen een introductie en kor
tingkaart vormen wanneer het plan werkelijkheid
is geworden om de archieven niet meer voor ieder
een open te stellen', schreef Pama. Waarnemend
Secretaris-Generaal mr H.J. Reinink van okw
kwam hier onmiddellijk tegen in het geweer. Vol
gens de archiefwet 1918 waren Rijksarchieven im
mers openbaar en kosteloos te gebruiken.31
De nvg vormde met De Nederlandsche Leeuw
een overkoepelende organisatie, het Nederlandsch
Verbond voor Sibbekunde (nws), waarvan Pama
bestuurslid werd. Dit verklaart de terughoudend
heid van de commissie Van Beresteyn ten aanzien
van De Nederlandsche LeeuwN Nog kwalijker was
de belangstelling die de ss-er C. L. ten Cate toonde
voor een centraal genealogisch bureau. Hij was
medeoprichter van het nws. De commissie Van
Beresteyn schreef in haar rapport van 3 augustus
194° tamelijk neutraal dat Ten Cate zich voor deze
zaak interesseerde en er een studiereis naar Berlijn
voor had gemaakt. Dat betrof waarschijnlijk een
bezoek aan het Rasse- und Siedlungshauptamt en
aan het Reichssippenamt. Deze twee bureaus onder
zochten respectievelijk 'raszuiverheid' van ss-ers
(en echtgenoten) en een al dan niet joodse afstam
ming. Ten Cate zou een belangrijke rol gaan spelen
bij afstammingsonderzoek van joden.33
[69]