brief aan de secretaris-generaal had men voor mij
al gereed liggen. Ik behoefde eigenlijk alleen nog
maar te tekenen. Tenslotte, het Amerikaanse mi
nisterie van Justitie biedt zelfs gratis zgn. speciale
'foia Training Opportunities' aan alwaar belang
stellenden het werken met de foia bijgebracht
wordt.
In de Verenigde Staten kennen we, net als in Ne
derland, een liberaal archiefklimaat. In de Nation
al Archives in Washington d.c. deponeert de over
heid het grootste deel van haar archieven die open
gesteld worden op basis van een termijn van dertig
jaar. Dit geldt met name voor grote archiefbestan
den zoals van het State Department en het Penta
gon. De National Archives kent zo'n 450 verschil
lende zogenaamde Record Groups waarbij voor
mijn type onderzoek rg 59 (State Department) en
rg 263 (cia) de belangrijkste zijn. In de zojuist be
schreven record groups is al het materiaal keurig
chronologisch geordend in dozen en elk document
dat nog steeds geclassificeerd is, wordt nauwkeurig
aangegeven met een inlegkaart plus bijbehorend
registratienummer hetgeen een aanvraag op basis
van de Amerikaanse wob eenvoudig maakt. Eén
verschil tussen National Archives en Algemeen
Rijksarchief is dus evident: in Den Haag zal men
over het algemeen geen inventarisnummers vin
den waarin nog compleet geclassificeerde archief
bestanden met een omvang van honderden dozen
kunnen worden aangetroffen.
Wat is nu de procedure indien men op de National
Archives een dergelijk nog gesloten archiefblok
aantreft. De gang van zaken is dan als volgt: men
dient bij het hoofd van de National Archives een
verzoek tot declassificatie in waarna deze instantie
overleg start met het betrokken ministerie of over
heidsinstantie. De foia aanvraag wordt altijd in
behandeling genomen en speciale FOiA-afdelingen
belasten zich dan met de screening van de docu
menten. Soms doet de FOiA-afdeling van de Na
tional Archives dit en soms voert het betrokken
overheidslichaam die taak zelf uit. Deze FOiA-af-
delingen nemen uiteindelijk een definitief besluit
tot gedeeltelijke of algehele declassificatie.
Nogmaals, dit kan betrekking hebben op een enkel
document van twee pagina's of enkele tientallen
archiefdozen. Om een zeer recent voorbeeld te
noemen: drie weken geleden kreeg ik bericht van
de National Archives dat op mijn verzoek ruim
1600 pagina's waren vrijgegeven afkomstig uit het
archief van de Amerikaanse ambassade in Den
Haag over de periode 1955-1959. De tijd die ge
moeid is met het screenen en declassificeren va
rieert per ministerie. Bij sommige ministeries zoals
het State Department zijn er jaarlijks duizenden
van dergelijke FOiA-verzoeken en is de wachttijd
daarom behoorlijk lang. Bij andere ministeries is
de termijn over het algemeen relatief kort.
De praktijk is, vergeleken met Nederland, ook an
ders omdat elke Amerikaanse president een eigen
presidentiële bibliotheek heeft alwaar de belang
rijkste overheidsdocumenten uit zijn president
schap zijn opgeslagen. Vooral de streng geheime
beleidsdocumenten van het presidentiële advies
orgaan en zenuwcentrum binnen het Witte Huis,
de National Security Council, kan men daar aan
treffen. Medewerkers van deze bibliotheken belas
ten zich met de declassificatie in nauw overleg met
de betrokken ministeries en instanties. Men kan
echter hier als niet-Amerikaans staatsburger geen
rechtstreekse FOiA-verzoeken indienen (de zoge
naamde 'mandatory requests'). Hier moet men de
omweg via een Amerikaanse collega (net als in Ca
nada) gebruiken.
Ondanks deze op dit punt afwijkende praktijk valt
de foia procedure in de Verenigde Staten toch
enigzins te vergelijken met die in Nederland want
men kan ook rechtstreeks een woB-aanvraag in
dienen bij het betrokken ministerie of instantie.
Op het specifieke terrein van de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten heb ik zelf veel te maken gehad
metFOiA-proceduresbij deciA, fbi, us Army In
telligence Security Command en us Naval Intel
ligence. Wat betreft dit soort archivale bestanden
moet ik stellen dat de Amerikanen qua opstelling
en openheid een straatlengte voorliggen vergele
ken met ons land. Er wordt zeer professioneel mee
omgegaan.
Er is bij een FOlA-rekest op dit onderzoeksgebied
geen sprake van paniek of paranoïde gedrag maar
[122]
elk verzoek wordt serieus in behandeling genomen
ongeacht of men nu Amerikaans staatsburger dan
wel een Nederlandse onderzoeker is. Dit heeft ui
teraard alles te maken met het feit dat de samenle
ving in de Verenigde Staten als geheel veel beken
der is met het werk van dergelijke diensten en deze
organisaties kennen ook een brede maatschappelij
ke bedding. Ondanks het gegeven dat bij de CIA
jaarlijks ruim 4000 FOiA-verzoeken binnenko
men, is de wachttijd niet overdreven lang ook al
omdat deze diensten veel personeel hebben ingezet
t.b.v. screeningen declassificatie.
Zo heeft de fbi een permanente speciale staf van
meer dan 200 medewerkers die zich op full time
basis bezighouden met declassificatieverzoeken.
Een kleine anecdote in dit verband: de fbi krijgt
elk jaar honderden FOiA-verzoeken die betrekking
hebben op miljoenen pagina's. Deze hebben echter
voor ruim 7 5 betrekking op verzoeken tot i nzage
in FBI-dossiers over ufo's en gevangen genomen
buitenaardse wezens. Interessanter in dit verband
is echter dat de fbi nota bene zelf toegeeft miljoe
nen pagina's geclassificeerd materiaal hierover in
bezit te hebben. Desalniettemin, deze categorie
verzoeken maakt de wachttijd voor de onderzoeker
die belangstelling heeft voor de beoordeling door
de fbi of cia van interne binnenlandse ontwik
kelingen in Nederland natuurlijk alleen maar lan
ger.
Bij vrijgave van overheidsdocumenten onder de
foia kan de aanvrager zelf vaststellen hoeveel
documenten zijn verzoek beslaat want de declassi-
ficerende instantie moet in een reactie op een
FOiA-aanvraag altijd aangeven wat het totale aan
tal documenten is. Zo zal bij een FOiA-aanvraag bij
de fbi m.b.t. persoon x worden aangegeven dat
het dossier bijvoorbeeld 100 pagina's beslaat waar
van er 85 worden vrijgegeven. De niet-vrijgegeven
documenten worden genummerd en per pagina
wordt aangegeven wat de reden is voor de voortdu
rende classificatie. De FOiA-gebruiker kan dan te
gen deze beschikking in beroep gaan.
Er bestaat uiteraard altijd de mogelijkheid dat het
gehele foiA-verzoek wordt afgewezen. Welke pro
cedure moet men nu als buitenlander volgen bij
een afwijzing? Elk ministerie of inlichtingendienst
heeft een eigen FOiA-reviewpanel alwaar men een
bezwaarschrift kan indienen tegen de weigering
tot inzage. De weigeringsgronden zoals vermeld in
de foia hebben net als in Nederland veelal betrek
king op privacy, de betrekkingen met andere mo
gendheden en de staatsveiligheid. Mijn ervaring is
dat in een tweede ronde van beroep er meestal toch
documenten worden gedeclassificeerd.
Tenslotte, we blijven zuinige Nederlanders. Wat
bedragen de kosten van zo'n FOiA-verzoek nu?
Niets en alleen in bepaalde gevallen vraagt de de-
classificerende instantie een klein bedrag voor de
kopieerkosten alhoewel de eerste honderd kopieën
altijd gratis zijn. Indien men echter in de oor
spronkelijke FOiA-aanvraag duidelijk maakt dat de
aanvraag wordt ingediend met een wetenschappe
lijke dan wel journalistieke hoed op, dan krijgt
men een zgn. 'waiver' en worden alle kosten kwijt
gescholden.
Conclusies
Samenvattend zou ik over het gebruik van de wob
in Nederland dit willen concluderen. De wob
werkt in zijn algemeenheid tot nu toe behoorlijk
hoewel het gebruik van de wob in de toekomst na
tuurlijk voor een deel valt of staat met datgene wat
bewaard gaat worden in de archieven. In dit ver
band spreek ik nog maar eens mijn zorg uit over de
ontwikkelingen in het archiefwezen waar men aan
de hand van de zgn. PivoT-criteria van de Rijksar
chiefdienst wil selecteren en vernietigen.
Het centrale richtsnoer dat in eerste instantie werd
gekozen, namelijk dat het mogelijk moest zijn om
een reconstructie te kunnen maken van het over
heidsbeleid op hoofdlijnen, heeft men gelukkig al
weer losgelaten. Op tijd zag men, na een interven
tie van de Rijkscommissie voor de Archieven, deze
dwaling in maar veel bemoedigends is er niet voor
terug gekomen. Recent gaf een spreker op een
symposium nog als voorbeeld dat een PivoT-me-
dewerker ooit eens had beweerd dat 'alle stukken
van het ministerie van Buitenlandse Zaken dus wel
weg konden'.
[123