kerheid stuur je de twee ambtenaren bij het ara ook nog maar eens een brief waarin hun onschuld wordt bevestigd. Is deze storm net voorbij getrokken of de volgende dient zich al weer aan. Als er niet gelekt is dan kan de woB-aanvraag alleen maar via spionage tot stand gekomen zijn. U zult zeggen spionage? In derdaad want op een gegeven vernamen wij dat onze werkwijze verdacht veel leek op die van de voormalige KGB. Uit andere betrouwbare bron hoorden wij dat onze woB-aanvraag de bvd en mid inmiddels 'handenvol werk' had bezorgd. Let wel: het ging om een normale aanvraag waarin ar chief- en doosnummers alsmede een globale om schrijving van de inhoud werden gegeven. Niets bijzonders dus. In ieder geval: na mijn eerste wob- aanvraag kon ik bij één ministerie al moeilijk een baan krijgen maar na dit woB-verzoek zal op basis van de dossiervorming bij de bvd mid het nog moeilijker worden om een betrekking bij de over heid te vinden. Toen wij het betrokken ministerie zelf met deze beschuldiging confronteerden wer den wij gevraagd daarvoor begrip te hebben. De lijsten met inventarisnummers zaten achter drie dikke kluisdeuren en onze brief met daarin het woB-verzoek was nota bene niet-aangetekend ver stuurd. Hebben deze kleurrijke ervaringen mij als regel matig gebruiker van de wob nu pessimistisch ge maakt? Het zal U na het voorgaande relaas weinig verbazen dat ik er uiteraard niet echt vrolijker ge stemd door ben geworden. Aan de andere kant zou ik willen benadrukken dat deze ervaring met deze specifieke woB-aanvraag natuurlijk alles te maken heeft met zowel de inhoud van het onderwerp als mede met het betrokken ministerie. Het ligt nu eenmaal voor de hand dat een onderwerp als de ge schiedenis van de Nederlandse cia ietwat moeilij ker ligt dan de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Zwitserland in de jaren twintig. Nogmaals, ik wil dan ook nog eens duidelijk stel len dat de meeste woB-aanvragen bij andere mi nisteries fatsoenlijk worden afgehandeld en de ge schetste merkwaardige uitzonderingen beslist niet de regel zijn. Integendeel, ik kan alleen maar roe men over de ruimhartige beleidslijn bij bijvoor beeld de ministeries van Buitenlandse Zaken, Eco nomische Zaken en Justitie waar woB-aanvragen van onderzoekers efficient en zeer coöperatief wor den afgehandeld. Om hier een voorbeeld van te noemen: met twee collega's schrijf ik een studie over Nederland en de oliecrisis in 1973 en ondanks het feit dat deze materie jonger is dan dertig jaar hebben wij op basis van de wob inzage gekregen in relevante beleidsdossiers en uitgewisselde codete legrammen tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassades in het bui tenland. Ook andere ministeries zoals Economi sche Zaken en Verkeer Waterstaat waren ruim hartig in hun archiefbeleid. Toch word je soms als gebruiker van dewoB in ons land ook met onoverkomelijke problemen gecon fronteerd waar zelfs een Raad van State geen soe laas kan bieden. Een woB-verzoek naar aanleiding van een bepaalde affaire bij een ministerie leidde tot de mededeling dat het betreffende departe ment niet over een dergelijk rapport beschikte en er ook nooit over had beschikt. Enkele maanden later stelde een ambtenaar van hetzelfde ministerie in een 'off the record' interview dat hij persoonlijk een dik rapport had opgesteld voor dit departe ment over de bewuste affaire. Het ministerie was dus met haar brief aan ons nogal economisch met de waarheid maar als onderzoeker kun je weer geen stappen ondernemen want anders compromiteer je de ambtenaar als bron van deze informatie. Je hebt immers volstrekte anonimiteit gegarandeerd. Journalist en WOB Wat ik tot nu toe in deze bijdrage heb beschreven zijn de ervaringen van de onderzoeker met een we tenschappelijke hoed op. Indien ik nu deze verwis sel en een journalistieke hoed opzet, treden er dan veranderingen op in het woB-beleid? Als mede werker van de actualiteitenrubriek nova doe ik ook regelmatig verzoeken tot archiefinzage op ba sis van de wob. Ik heb tot nu toe eerlijk gezegd weinig verschil kunnen ontdekken. Zo hoort het natuurlijk ook want de wob maakt geen onder scheid naar professie van de aanvrager. Het enige [120] wat ik voorlopig heb kunnen constateren is dat de snelheid van afhandeling bij sommige ministeries hoger lijkt te liggen. Bij één ministerie heeft men zelfs na een woB-verzoek door nova een avond overgewerkt in het archief om de bewuste informa tie boven tafel te krijgen. Dat is mij eerlijk gezegd als wetenschapper nog nooit gelukt. De snelheid heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat jour nalisten nu eenmaal alles zo snel mogelijk (liefst vanavond nog) willen weten. WOB in het buitenland Tot zover in grote lijnen enkele van mijn belevenis sen met de wob in Nederland. Hoe zijn nu mijn ondervindingen in de Angelsaksische wereld met de aldaar geldende woB-praktijk en wat valt op als we dit vergelijken met de huidige situatie in ons land? Zoals bekend kent Engeland geen wob maar daarentegen Canada en de Verenigde Staten wel. Het Canadese archiefregime is vergelijkbaar met dat in Engeland alhoewel de termijn van dertig jaar niet zo strikt wordt gehanteerd. De Canadese over heid gaat zeer ruimhartig om met de wob en voor al Canadese onderzoekers profiteren daarvan. Bui tenlandse aanvragers hebben het met name op het Canadian Department of External Affairs moeilij ker en hebben niet dezelfde mogelijkheden tot in zage als hun Canadese collega's. Het zal U echter duidelijk zijn dat dit probleem makkelijk te omzei len valt door een bevriende Canadese collega een woB-verzoek te laten indienen om daarna de vrij gegeven gedeclassificeerde informatie via hem in handen te krijgen. Het is een veelgebruikte prak tijk die ook in de Verenigde Staten regelmatig wordt toegepast. In de Verenigde Staten is sinds 1966 de Freedom of Information Act (foia) in werking. Deze wet is in 1974 onder president Ford en in 1986 onder presi dent Reagan via amendementen ingrijpend veran derd. Vooral onder Reagan zijn tijdens en na de Iran-contra affaire de mogelijkheden om materiaal te laten declassificeren uit de archieven van de overheid en vooral uit die van inlichtingen- en vei ligheidsdiensten sterk ingeperkt. De Clinton-ad- ministratie heeft op haar beurt dit weer terugge draaid en nu ligt er zelfs bij de het Congres een spe ciale wet, de zogenaamde 'Electronic Freedom of Information Improvement Act' die gericht is op het verbeteren van de toegangsmogelijkheden tot archief- en databestanden bij de overheid die be waard worden in computers. De foia wordt in Amerika door de regering seri- eus genomen hetgeen blijkt uit het feit dat de over heid zelfs een speciale telefonische FOiA-hotline heeft alwaar men bij gespecialiseerde advokaten te recht kan met vragen over de werking van de wet. Bovendien geeft het ministerie van Justitie als coördinerende instantie per kwartaal een zoge naamde FOiA-update uit waarin alle recente ont wikkelingen plus de adressen en telefoonnummers van woB-afdelingen en ambtenaren worden ver meld. Om in dit verband een voorbeeld te noe men. alleen al het Pentagon heeft naast een centra le FOiA-unit in totaal 14 verschillende sub-FoiA- umts. Zo heeft het Marine Corps maar ook het National Reconnaissance Office een eigen foia- afdeling. Ook zijn alle ministeries en andere over heidslichamen verplicht om een FOiA-reading- room te hebben alwaar onderzoekers het meest re cente vrijgegeven materiaal kunnen bestuderen en kopiëren. Het State Department maakt het de on derzoeker zelfs gemakkelijk: tot voor kort werden de meeste gedeclassificeerde documenten op mi crofiche gezet en daarna verkocht voor 1 dollar per stuk. Vorige week ontdekte ik echter dat men in Washington hiervan afgestapt is. Nu zijn alle vrij gegeven documenten raadpleegbaar op een centra le computerterminal en men kan nu elk document zelf ter plekke in de FOiA-leeszaal op een laserprin ter afdrukken. Trouwens, deze praktijk van aparte FOiA-ruimtes staat in schril kontrast met mijn ervaringen als wob-gebruiker in Nederland. Ik ben wel eens bij een ministerie op bezoek geweest en mij werd na binnenkomst gevraagd of ik een brief wilde verstu ren aan de secretaris-generaal van het betreffende ministerie waarin ik verzocht om een aparte stu diezaal alwaar onderzoekers archiefstukken kon bestuderen. Tot dan toe werden onderzoekers na melijk ontvangen op de kamer van een zieke of af wezige ambtenaar. Een concept van een voorbeeld- [121]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 33