hoger je te paard zit in Nederland je des te meer in breuken op je privé-leven moet laten welgevallen. Toch moet niet het privé-leven van een minister of kamerlid verward worden met zijn zijn of haar be stuurlijk functioneren. Het argument van de pri vacybescherming kan niet dienen tot versluiering van politiek, bestuurlijk of ambtelijk falen. Iedere keer opnieuw moet door de archivaris de af weging gemaakt worden of de persoonlijke levens sfeer niet onevenredig wordt geschaad. Bij de be slissing om een onderzoeker inzage toe te staan in beperkt openbare archieven mag het criterium van een titel: professor, doctorandus of meester, geen rol spelen. Zo oordeelde de Afdeling Rechtspraak in 1985 in een geschil tussen het Ministerie van Justitie en een journalist.14 De methode van wer ken en de opzet van het onderzoek behoren bepa lend te zijn voor het verlenen van inzage. De archi varis mag van de onderzoeker, die een beperkt openbaar archief wil raadplegen, een schriftelijke opzet van diens onderzoekvragen. De laatste toets behoort het concept van de te publiceren tekst te zijn. Ook moet naar mijn mening onderscheid ge maakt worden bij het verlenen van inzage of het verschaffen van informatie aan derden, direct be trokkenen. De zoon van 30 jaar, die op zoek is naar zijn onbekende natuurlijke vader heeft mijns in ziens meer recht op informatie uit bijvoorbeeld een strafdossier van de vader, dan degene die geen enkele band heeft met de gestrafte. Toen door het ministerie van Justitie aan de zoon van een Duitse militair en een nog levende Nederlandse moeder inzage geweigerd werd in het Bijzondere Rechts plegingsdossier van de moeder, werd het Algemeen Rijksarchief verzocht te bemiddelen. De zoon, op zoek naar zijn onbekende vader, hoopte via dit dossier betreffende zijn moeder, die overigens niet mee wilde werken, de naam van zijn vader aan te treffen. Justitie erkende uiteindelijk het 'zwaarwe gende belang bij het voor hem bekend worden van de identiteit van zijn vader.' De bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de moeder diende echter ook gerespecteerd te worden; deze mocht niet onevenredig geschaad worden. Daar om kon Justitie niet overgaan tot het ter inzage ge ven van het dossier. Als een soort Salomonsoor- deel, waar alle partijen zich mee konden verenigen, werd aan de Algemene Rijksarchivaris verzocht om het dossier te bestuderen en een uittreksel te ma ken met daarin alleen die gegevens, welke zouden kunnen leiden tot het traceren van de onbekende vader of diens familie. Deze oplossing werd later gesanctioneerd door het bekende Valkenhorst-ar rest van de Hoge Raad.15 Aan dit voorbeeld ziet men, dat iedere keer een afwegingsproces behoort plaats te vinden. Artikel 7a, derde lid Archiefwet schrijft dat in feite ook voor bij de beoordeling of beperkende bepalingen voor een onderzoeker opgeheven kunnen worden. Aan degene die geen enkele band heeft met het subject van het dossier kan inzage slechts verschaft worden, wanneer de desbetreffende persoon niet meer leeft, of wanneer de gegevens zo verwerkt worden, dat zij niet meer tot die persoon herleid baar zijn. Maar dit kan nog lastig worden bij het schrijven van bijvoorbeeld een biografie, of het sa menstellen van een bronnenpublicatie. De histori cus staat dan voor de keus om de persoon in kwes tie zelf zijn privacybescherming te laten opheffen, of het onderzoek te laten varen. Eerder heb ik het desertie-vonnis van Poncke Princen genoemd; dat vonnis is niet openbaar om dat Princen nog leeft. Men kan in dit soort gevallen tegenwerpen, dat een strafvonnis in het openbaar wordt uitgesproken. Het lijkt mij echter uitgeslo ten een afschrift te verkrijgen van een strafvonnis van zo'n 20 jaar geleden betreffende een buurman om zo te pogen chanterenderwijze een ruzie in de straat te beslechten. Ook de buurman heeft het recht om met rust gelaten te worden. Bij de beoor deling of een ontheffing op de beperkende bepalin gen moet worden verleend, behoort volgens mij nadrukkelijk de regelgeving meegewogen te wor den, zoals die vóór de overdracht van kracht was. Dit kan, dunkt mij, ook naar de andere kant wer ken. De arrondissementsrechtbank te Leeuwarden heeft nog niet zo lang geleden iemand inzage ver schaft in een aantal civiele vonnissen. De verzoeker had verwezen naar een arrest van de Hoge Raad uit 1936; daarin werd beredeneerd, dat civiele vonnis sen en arresten als openbare registers beschouwd moeten worden.16 Maar wie nu in de studiezalen van de Rijksarchiefdienst poogt een wat recenter [112] civiel vonnis op te vragen, zal ongetwijfeld stuiten op de mededeling 'niet openbaar'. Echter, wat vóór overdracht reeds openbaar was, kan na overdracht niet gesloten worden. Zo zijn er nog meer registers, die 'openbaar' zijn, zoals bijvoorbeeld de curatele- registers en de voogdijregisters. Ook al zijn deze ar chivalia wellicht niet vrijelijk in te zien, toch mag iemand die hieruit informatie wil hebben niet on der het excuus van de privacybescherming met lege handen weggestuurd worden. Het lijkt mij nuttig om dit soort gevallen eens op een rijtje te zetten, daarmee de inventarissen te doorlopen, en boven dien het studiezaalpersoneel er op te attenderen.'7 De tweede reden voor beperkingen van de open baarheid, ik heb het al eerder genoemd, is het voor komen van onevenredige bevoordeling of bena deling van betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen danwel van derden. In de Wet Openbaarheid van Bestuur geldt deze uitzonde ringsbepaling als een soort 'vangnetartikel' voor onvoorziene omstandigheden. Ik ga er van uit, dat onder de werking van deze bepaling de staatsveilig heid en de betrekkingen van Nederland met het buitenland vallen. De Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft in een aantal woB-uitspraken het beroep van de minister van Buitenlandse Zaken op deze uit zondering gehonoreerd.18 "Voor de toepassing van deze bepaling is het niet noodzakelijk dat men een verslechtering van de goede betrekkingen als zoda nig met andere landen of met internationale orga nisaties voorziet. Voldoende is dat men als gevolg van het verschaffen van informatie ingevolge de wet, voorziet dat het internationale contact op be paalde punten stroever zal gaan lopen'.1? Nederland is sedert 1945 partner in allerlei ver dragen. Verdragsbepalingen gaan boven de wet, en zo zijn bijvoorbeeld niet alleen militaire, maar ook meer bestuurlijke documenten van de navo nog steeds van inzage uitgesloten vanwege het ontbre ken van een goede regeling. Er staat ook voor do cumenten uit de begintijd, zo'n 40 jaar geleden, voor de onderzoeker slechts een uiterst moeizame weg open via Brussel om toestemming tot inzage te verkrijgen. Bureaucratische luiheid, angst en geld gebrek in Brussel lijken hiervoor de reden te zijn. Zelfs voor de Verenigde Staten van Amerika werd dit te veel: met een wat doorzichtig excuus publi ceren zij in de frus hun eigen NAVo-dokumen- ten. Maar Amerika is noch Nederland, noch De nemarken. Wanneer er op dit gebied niets gebeurt, zullen ook na de invoering van de nieuwe Archief wet met zijn verkorting van de overdrachtster mijn van 50 jaar naar 20 jaar (met een uitloop tot 30 jaar) deze stukken categorisch afgesloten blij ven. Zeker nu de koude oorlog ten einde is, lijkt deze situatie absurd, maar wie weet de bureaucrati sche machinerie in beweging te krijgen? Nog één ander voorbeeld. In de serie 'Buitenlandse politiek van de Rijks Geschiedkundige Publicatiën wordt voor de jaren dertig al een tijd geen stuk meer gepubliceerd over het geschil van Nederland met Duitsland over de Eems-Dollard kwestie.20 Censuur van het ministerie van Buitenlandse Za ken, of terechte inperking wegens ons Staatsbe lang? Ik ken de stukken niet, maar het feit dat Friso Wielenga voor zijn proefschrift over de Neder lands-Duitse betrekkingen na de Tweede Wereld oorlog bij het Auswartiges Amt in Bonn wèl veel stukken over deze zaak heeft mogen inzien en ge bruiken, doet mij toch wantrouwig worden en denken aan koudwatervrees.21 Hier zou een proce dure, dunkt mij, op zijn plaats zijn geweest, maar ik begrijp onmiddellijk dat de Rijksbronnenuitge- vers nog langer door de voordeur van de Bezuiden- houtseweg naar binnen wilden. Over de bvd en de andere inlichtingen- en veilig heidsdiensten is de laatste jaren veel gezegd en ge schreven. Het laatste woord zal ook nog wel niet gezegd zijn. Een grotere openheid en openbaar heid bij met name de bvd lijkt zich af te tekenen. Dat moet ook kunnen in een volwassen democra tie. Ook in de jurisprudentie ziet men die ontwik keling. Ik denk wel, dat er nog wat meer jurispru dentie moet komen, om af te kunnen palen, wat kan en wat niet kan. Van cruciaal belang was de al genoemde King Kong uitspraak uit 1986. Sindsdien is alleen maar een 'nee' niet meer mo gelijk. Een gemotiveerde weigering is noodzake lijk. Overigens moet bedacht worden dat wij in onze democratie willen dat deze instellingen bestaan. ["3]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 29