Archiefwet en openbaarheid Bescherming van de privacy* prof dr F.C.J. Ketelaar Inleiding Verandert de Archiefwet 1995 iets aan de open baarheid van de archieven? De regels over de open baarheid in het nieuwe artikel 18 zijn bijna dezelfde als in het huidige artikel 7a, dat in 1992 werd inge voegd. Ik zou dus kunnen volstaan met verwijzing naar mijn artikel 'De 'nieuwe' openbaarheid in de Archiefwet' in het Nederlands Archievenblad van 19911 Toch verandert er wel iets. De openbaarheid mag niet langer dan 75 jaar beperkt blijven, tenzij de minister van ocenw anders beslist. Verder zijn de wettelijke bepalingen met het oog op de beveili ging van het belang van de Staat of zijn bondgeno ten aangescherpt. Ik ga daarop nu niet in: dit is vooral voor de collegae van het Algemeen Rijksar chiefvan belang. Voor ons allemaal is echter essen tieel dat, als gevolg van de verkorting van de over brengingstermijn van 50 naar 20 jaar, jongere ar chieven de bewaarplaatsen zullen binnenkomen, jongere archieven waarvan ongeclausuleerde open baarheid vaker op bezwaren zal stuiten dan bij de archieven van 50 jaar en ouder het geval was. En dat geldt dan zowel At bescherming van de persoonlijke levenssfeer, als het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken natuur lijke personen of rechtspersonen danwel van der den - denkt u bijvoorbeeld aan gegevens die bedrij ven in het kader van milieuwetgeving aan de over heid hebben moeten leveren. Het zal onder de nieuwe wet vaker nodig zijn om met het oog hierop de openbaarheid te beperken, te clausuleren. Zoals het ook vaker zal voorkomen, dat de onderzoeker een beroep zal doen op de mogelijkheid van dis pensatie. De zorgdrager zal vaker genoodzaakt worden om, in een concreet geval, het belang van de openbaarheidsbeperking af te wegen tegen het belang van de onderzoeker. Vaker dan nu zal de on derzoeker tegen een negatief besluit op zijn verzoek om dispensatie bij de rechter in beroep gaan. Dit alles betekent dat de archivaris zich scherper bewust moet zijn van zijn juridische en ethische verantwoordelijkheden op het terrein van de open baarheid van de archieven. Het meest pregnant komt dit naar voren bij het verstrekken van per soonsinformatie uit overheidsarchieven, anders gezegd bij de bescherming van de persoonlijke le venssfeer. Bescherming persoonlijke levenssfeer De bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de privacy, bestaat uit een aantal lagen.2 De eerste laag is die van de wetgeving. Onze Grondwet eist wettelijke regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonlijke gege vens. Die wet is de Wet Persoonsregistraties (wpr). De wpr is nietvan toepassing op persoonsregistra ties die berusten in een archiefbewaarplaats als be doeld in de Archiefwet 1962. De privacybescher ming moet dus onder het regime van de Archief wet gewaarborgd worden. Dat archiefwettelijke regime is in 1992 aange~ scherpt. De archiefwet zegt dat er aan de openbaar heid van archiefbescheiden in een openbare archief bewaarplaats - Rijks- of gemeentearchief - alleen [102] beperkingen gesteld mogen worden na advies van de beheerder van de archiefbewaarplaats en alleen met het oog op hetzij 'de eerbiediging van de per soonlijke levenssfeer', hetzij 'het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van be trokken natuurlijke personen of rechtspersonen danwel van derden'. De beperkingen van de open baarheid moeten gespecificeerd zijn in de verklaring van overbrenging van de betreffende archiefbe scheiden. De verklaring van overbrenging vormt dus de tweede laag van privacybescherming door re glementering van de verstrekking en de openbaar making van persoonsinformatie. Indien zo de openbaarheid beperkt is, kan toch de zorgdrager (minister van ocenw, b en w), na over leg met de archiefvormende instantie, dispensatie verlenen, d.w.z. de beperking 'opheffen, danwel ten aanzien van een verzoeker buiten toepassing la ten, indien het belang van de gestelde beperking met opweegt tegen diens belang tot raadpleging of gebruik van archiefbescheiden Van deze moge lijkheid tot opheffen kan ook gebruik gemaakt worden om beperkingen van vóór 1992 die verder gaan dan wat thans toegelaten is, aan te passen. Ik acht het noodzakelijk dat iedere archiefbeheerder periodiek nagaat of oude beperkingen nog wel in stand kunnen blijven en, zo niet, een voorstel aan de zorgdrager tot opheffing of aanpassing doet. Als men dat nalaat, riskeert men moeilijkheden in het geval een onderzoeker gebruik maakt van het recht om dispensatie te vragen. Op zo'n verzoek moet de zorgdrager - na belangenafweging en gemoti veerd - beschikken; als de openbaarheidsbeperkin gen niet zuiver of niet helder zijn, zal - in geval van beroep tegen de beschikking op het dispensatiever- zoek - de rechter er korte metten mee maken. 3 Zo zijn in het verleden de archieven van rechter lijke instellingen, raden voor kinderbescherming, gevangenissen enz. overgebracht met de beperking dat archiefbescheiden jonger dan 50 jaar slechts openbaar zijn voor wetenschappelijk onderzoek en met toestemming van de beheerder van de archief bewaarplaats. Clausulering in deze vorm - zonder de categorie wetenschappelijk onderzoek'4 te spe cificeren, zonder aan te geven welke argumenten de beheerder moet hanteren bij het verlenen of weigeren van zijn toestemming - zou nu niet meer toelaatbaar zijn. Daarom zijn al deze beperkingen op 8 december 1994 opgeheven, maar tegelijker tijd is de openbaarheid beperkt op een meer ver antwoorde manier.5 Gedurende 50 jaar - deze ter mijn is zeer recent gewijzigd in 75 jaar - mogen de rechterlijke archieven alleen geraadpleegd worden door de verzoeker die de bekende verklaring on dertekent. Die beschermingsconstructie is in 1984 aanvaard door de Vereniging van Archivarissen in Neder land6, op voorstel van een commissie waarin be halve archivarissen ook onderzoekers - de hoogle raren Bank en Manning - zaten.7 Deze verklaring is gebaseerd op de aanwijzingen die de Minister raad in 1973 (Stcrt. 50) vaststelde voor de raadple ging van oude notulen van de Ministerraad. De onderzoeker bekrachtigt met zijn handtekening dat uit de bescheiden verkregen gegevens slechts voor het door de verzoeker aangegeven doel zullen worden aangewend; dat hij niets zal publiceren of op andere wijze openbaar maken waardoor de belangen van nog le vende personen onevenredig kunnen worden ge schaad; dat hij niet tot publikatie van gegevens uit de ar chiefbescheiden zal overgaan dan na schriftelijke toestemming van de rijks- of de gemeentearchiva ris; dat hij de overige gegevens uit de archiefbe scheiden die hem ter kennis zullen komen en waar voor geen toestemming tot publikatie is verkregen slechts voor eigen studie zal gebruiken en deze niet aan derden zal mededelen. dat hij de overheid vrijwaart voor aanspraken van derden ter zake van alle schade die zij lijden tengevolge van de raadpleging door de verzoeker.5® De onderzoeker - amateur of professional, histori cus of journalist - weet wat er op het spel staat: zijn toekomstig onderzoek. Immers, bij niet-naleving van de voorwaarden van de onderzoekersverkla ring riskeert de onderzoeker een uitsluiting door de archivaris op grond van artikel 22 van het Ar- chiefbesluit, straks artikel 17 van de Archiefwet 1995: raadpleging van archiefbescheiden kan ge weigerd worden indien deze aan de verzoeker niet veilig kunnen worden toevertrouwd. Sinds de in- [103]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 24