COIEMIEAAB van MEEMSKEJE .mWsfacLeuf vata dLem Staat In Fraiikrjyis. easo Tot besluit schappen, het verschil tussen ad hoe diplomatie en permanente diplomatie, de ontwikkeling van de diplomatieke dienst, de bureaucratisering van het diplomatieke apparaat, de grote mate van conti nuïteit in de diplomatie van vóór en na 1795 en de grens tussen het publieke en het particuliere do mein. En er zijn wat fabeldieren overgebleven die wachten op een historische interpretatie. De geschiedenis van de inventarisatie van de lega tiearchieven bevestigt de stelling, dat de archivaris bij het inventariseren moet uitgaan van de oor spronkelijke informatiestructuur en niet van zijn tijdsgebonden beeld van de geschiedenis. De his torische oriëntatie van de archiefwetenschap moet in de eerste plaats binnen de discipline worden ge zocht. De archivaris moet het ordeningsparadigma van de archiefvormer blootleggen en dit confron teren met het ordeningsparadigma dat past bij zijn eigen tijd en cultuur. In de confrontatie met de classificaties van het Ancien Régime komt die his torische oriëntatie het meest tot haar recht. Dat maakt een blijvende aandacht voor de archieven van het Ancien Régime voor het vakgebied ook zo belangrijk. De verschuiving van het accent in het beroep naar het moderne archief, met zijn anti-his torische, aan de udc ontleende classificatiesyste men, is voor de historische oriëntatie van het vak veel meer een bedreiging dan de teruglopende ken nis bij aankomende archivarissen over het Wener Congres en de Amerikaanse Burgeroorlog. Er zijn vakgenoten die herinventariseren volstrekt uit den boze vinden. Zij zullen een klassieke inven taris van de legatiearchieven, die minder archieven ontsluit dan de oude en die ook nog eens een inlei ding heeft die bijna groter is dan de inventaris zelf, met weinig enthousiasme begroeten. Deze vak genoten hebben ongelijk. De achtereenvolgende inventarisaties hebben een schat aan kennis en inzicht opgeleverd over de diplomatie, de diplo- matenarchieven en de toepassing van de archivisti- sche methode. Ze hebben het mogelijk gemaakt de informatie die de gezantenarchieven bevatten in haar oorspronkelijke context te presenteren, wat een dwingende eis is als die informatie voor het historisch onderzoek van enige waarde wordt ge acht. En die informatie is van grote waarde. De stelling dat de legatiearchieven even belangrijk zijn voor de geschiedenis van Europa als de archieven van de Verenigde Oostindische Compagnie voor de geschiedenis van Azië is natuurlijk een provoca tie en zeker gewaagd, maar toch zo onweerlegbaar, dat elke onderzoeker er een uitdaging in mag zien om de proef op de som te nemen. Op 15 december 1693 schreef Jacob Colyer, am bassadeur in Turkije, aan zijn collega Coenraad van Heemskerck in Adrianopel: De Caimacam Pascia heeft mij eergi steren over een plezante zaak gesproken. Gisteren, toen ik bij hem een private visi te aflegde, zei hij begrepen te hebben dat Uwe Excellentie een bijzonder watertje had meegebracht, om een man meer als eenmaal des nacht met de generatie te kunnen vermaken, en een zwakke vink op zijn stel brengen; dat hij enige dagen herwaarts, door een kleine indispositie en manquement van krachten zijn maitres- sen niet had kunnen contenteren; verzoe kende mij derhalve, op alle vrindschap, sodanig watertje hebbende, hem daer me de te geryven en tepaerd te helpen, of, bij faute van dien, Uwe Excellentie daer om- me te verzoeken Het antwoord van Van Heemskerck kwam een paar dagen later: Gelijk als ik geen raad soude weten om aan kapoenen weer een goede vink aan te zetten, soo sal ick uwen gerecommendeer- den patiënt ook niet weten te helpen, als de bron uitgedroogd is; mijn remedie geldt alleen verstopte pijpen, maar geeft geen nieuw water. En dewijle de luijden van dit land seer op comparitiën gestelt sijn, soo gelieve Uwe Excellentie hem daer bij te doen verhaelen, dat onse historiën mede brengen, dat den groten Skanderbeg een sabel had, daer mede hij man en peerd met één slag wist door te houwen; ende als sijne vijanden daerover verwondert ston- 16 in Jc. Xmi/u yèn JezeJéeer Coenraad van Heemskerck. Uit: Wagenaar, Va- derlandsche Historiën, xvii

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 9