voortgebracht als de Republiek der Zeven Verenig
de Nederlanden. De Republiek was een diploma-
tenrepubliek bij uitstek. Ze speelde een hoofdrol
op het politieke toneel van Europa. En haar rege
ringsvorm gaf aan alle regeringscolleges binnen de
Unie, van hoog tot laag, invloed op het buiten
landse beleid.
De papieren neerslag van de diplomatie treffen we
niet alleen aan in de archieven van de gezanten,
maar ook in de archieven van hun lastgevers op alle
bestuursniveaus. Dat leidt niet persé tot een gewel
dige uitbreiding van onze kennis over de buiten
landse betrekkingen: vaak treft men in verschillen
de archieven dezelfde stukken aan. Wel biedt die
verscheidenheid interessante mogelijkheden om
het buitenlands beleid vanuit verschillende belan
gen en gezichtspunten te bekijken. De context van
de stukken kan ons een beeld geven van de machts
verhoudingen, de bestuurlijke verhoudingen, de
feitelijke besluitvorming en de politieke cultuur
van de Republiek.
Voor een dergelijk beeld dient echter aan een be
langrijke voorwaarde te worden voldaan: de oor
spronkelijke context in al die verschilende archie
ven moet herkenbaar zijn. En dat was lange tijd
niet het geval. Archivarissen zijn bij de ordening
van die archieven in het verleden te veel uitgegaan
van hun tijdgebonden beeld van de geschiedenis,
van een anachronistisch beeld van de staatsinrich
ting van de Republiek en haar buitenlandse betrek
kingen. Daarmee hebben ze deze archieven in ze
kere zin voor het historisch onderzoek vervalst.
De bewerking van deze archieven
In de negentiende eeuw vond op het Rijksarchief
in Den Haag een herverkaveling plaats van de ar
chieven van het Ancien Régime tot grote collecties.
De kernbestanden van de archieven van de Staten-
Generaal, de Raad van State, de Admiraliteitscolle
ges en de Oost- en Westindische Compagnieën
werden 'omgebouwd' en uitgebreid tot collecties
met betrekking tot het generaliteitsbestuur, oor
logszaken, marinezaken en overzeese handel. De
archieven van het Ancien Régime kregen zo het
aanzien van de archieven van de negentiende-
eeuwse constitutionele eenheidsstaat met zijn de
partementen van algemeen bestuur.
Aldus vormde men op het Rijksarchief een collectie
Buitenlandse Zaken. Daarin werden successievelijk
opgenomen de gezantenrapporten uit de archieven
van de Staten-Generaal en de Staten van Holland;
de archieven die door gezanten na het beëindigen
van hun missie bij de griffie van de Staten-Generaal
waren afgegeven; aankopen en schenkingen en,
sinds 1854, bovendien de zogenaamde legatiear
chieven. Tot de laatst genoemde groep behoorden
de oude archieven die het ministerie van Buiten
landse Zaken van de diplomatieke posten in het
buitenland had laten overkomen. De bestanddelen
van de collectie Buitenlandse Zaken werden ge
groepeerd per diplomatieke standplaats en binnen
die standplaats chronologisch per gezant.
In het laatste kwart van de negentiende eeuw
begon deze collectioneursbenadering grote be
heersproblemen op te leveren. Bovendien werd het
inzicht dat in een archief een stuk zijn betekenis
ontleent aan zijn context onder archivarissen ge
meengoed. Men kwam voor de opgave te staan de
grote collecties weer op te heffen en de archieven
waaruit ze waren samengesteld weer in hun oude
glorie te herstellen. Rijksarchivaris Van Riemsdijk
koos voor een gefaseerde aanpak. De eerste fase was
een algehele bestandsopname in het Rijksarchief,
toendertijd gehuisvest aan het Plein. Deze be
standsopname was nodig in verband met de voor
genomen verhuizing van het Rijksarchief naar het
Bleijenburg. Alle bestanden, de grote collecties en
hun bestanddelen, maar ook alles wat buiten de
collecties was gebleven, werden globaal op fiches
beschreven. Op die fiches werd ook de herkomst
van de stukken beschreven, voorzover die nog viel
na te gaan. In de tweede fase zouden de archieven
aan de hand van de verzamelde herkomstgegevens
stuk voor stuk worden gereconstrueerd.
Ook de collectie Buitenlandse Zaken werd op deze
manier bewerkt. Er werd rond de eeuwwisseling
een fichesinventaris gemaakt waarin ook her
komstgegevens waren opgenomen. Na het vertrek
van Van Riemsdijk stagneerde de uitvoering van
zijn ambitieuze plan. Het Rijksarchief werd met
een aanzienlijke personeelsreductie geconfron
teerd en moest reorganiseren. In 1922 werden de
archieven van de centrale overheid, inclusief de ge
zantenarchieven, verdeeld over twee nieuwe afde
lingen met t795 als scheidingsjaar. Niet omdat de
ordening van de archieven die splitsing rechtvaar
digde, maar vanuit de toenmalige opvattingen van
historici over de Bataafse revolutie. Pas in de jaren
vijftig werd de bewerking van de gezantenarchie
ven opnieuw ter hand genomen. Nadat W. A. Fasel
de tamelijk ongerept gebleven legatiearchieven
vanaf 1795 tot 1811 had geïnventariseerd, nam
N.M. Japikse de taak op zich om voor de oudere
gezantschapsarchieven de tweede fase van het plan
van Van Riemsdijk uit te voeren en ze, ontdaan van
alle stukken die er niet in thuis hoorden, in een de
finitieve inventaris te beschrijven. Het werk kwam
niet af en werd eind jaren zestig voortgezet door
O. Schutte. Deze verliet echter de dienst voordat
de inventaris was voltooid. Sindsdien bracht men
als een bezoeker de legatiearchieven wilde raadple
gen twee king size bakken met niet doorgenum
merde fiches naar de studiezaal. Het was een frag-
mentatiebom die slechts wachtte op een struike
lende gebruiker om te exploderen.
Voltooiing van de inventarisatie kreeg op de Eerste
Afdeling hoge prioriteit. Successievelijk werden de
archieven bewerkt waar Schutte niet meer aan toe
gekomen was: het legatiearchief Turkije en de ar
chieven van de consulaten in het Osmaanse Rijk,
het legatiearchief Portugal en het legatiearchief
Zweden. En opnieuw bleek het karwei groter dan
verwacht. In het legatiearchief Zweden bevonden
zich stukken van gezanten in Pruisen en Polen.
Her legatiearchief Pruisen bleek te zijn samenge
steld uit losse bestanddelen waarvan er enkele uit
het legatiearchief Duitse keizer afkomstig waren.
Het legatiearchief Duitse keizer bevatte onderde
len van ter griffie geseponeerde gezantenarchieven
en dat bleek ook voor het legatiearchief Frankrijk
te gelden. Bestanddelen van de archieven van de
gezanten bij de Keurvorsten en de Rijksdag sloten
daar weer bij aan. En zo lokte de ene aanpassing de
andere uit. De standaardordening van de collectie
Buitenlandse Zaken die tot dusver was gehanteerd,
bleek zo kunstmatig en ondeugdelijk, dat uitein
delijk moest worden besloten om ook de door
Schutte vervaardigde fichesinventaris nog een laat
ste bewerking te laten ondergaan. Aan deze bewer
king werden talrijke eisen gesteld. De oorspronke
lijke legatiearchieven moesten worden gerecon
strueerd en alle archiefvreemde bestanddelen naar
hun plaats van herkomst teruggebracht. Daarbij
mocht een standaard-ordeningsschema geen uit
gangspunt zijn. Door samenvoegingen moest het
aantal beschrijvingen in de inventaris drastisch
worden gereduceerd. De produkten van eerdere
inventarisaties moesten zoveel mogelijk worden
benut. Korte beschrijvingen van alle geïnventari
seerde archieven en alle stukken die naar elders
zouden worden overgebracht, moesten worden op
genomen in een zoekwijzer. Aan een degelijke in
stitutionele onderbouwing van de ordeningsbeslis
singen moest veel aandacht worden besteed. En
tenslotte: de archieven moesten tijdens de inventa
risatie raadpleegbaar blijven.
Zodra de personele mogelijkheden zich aandien
den werd gekozen voor een projectmatige opzet.
Bijna de hele Eerste afdeling van het Algemeen
Rijksarchief werd bij het project betrokken. Hier
door en door het gebruik van computers werd het
mogelijk de bewerking te faseren: eerst de invoer
van de bestaande beschrijvingen, daarna verdere
bewerkingen op momenten waarop dat oppor
tuun was. Op de studiezaal was van elk archief
steeds een geactualiseerde uitdraai beschikbaar.
Naast een bundel inventarissen van alle overgedra
gen archieven van Nederlandse gezanten en con
suls tot 1813 was het resultaat van dit project een
tiental afzonderlijke inventarissen en plaatsings
lijsten van particuliere archieven en collecties.
Wie niet al te scrupuleus is, kan de legatiearchie
ven weer als een onvervalste historische bron aan
merken. Hoewel de vooroordelen van de huidige
generatie archivarissen ongetwijfeld in de produk
ten te herkennen zijn, zijn de gezantenarchieven
zoveel mogelijk in hun oorspronkelijke context en
dus in hun oorspronkelijke verscheidenheid gere
construeerd en dat betekent het herstel van hun in
tegriteit als historische bron. Door het herstel van
de context is heel wat aan het licht gekomen wat
door eerdere bewerkingen was verduisterd: het
verschil tussen buitengewone en gewone gezant-
[13