Dossier legatiearchieven
Twee artikelen en een recensie
over de legatiearchieven
van het ministerie van Buitenlandse Zaken
Buitenlands beleid
en gezantschapswezen in de republiek
G. de Bruin
Ontvangst van de gezant Van Berckel in Amerika, 1782. Uit: Wagenaar, Vader-
landsche Historiën, v
Het recensiebeleid van de redactie van het Nederlands Archievenbladvt&s er
de afgelopen jaren op gericht alleen die werken - studies en inventarissen -
te bespreken die voor de ontwikkeling van de archivistiek van eminent be
lang zijn. In de praktijk heeft dit geleid tot een sterke daling van het aantal
besprekingen en zelfs tot een enigszins zwalkend recensiebeleid. Terecht is
door lezers van het nab gewezen op de onwenselijkheid van deze situatie.
Met behulp van een meer gerichte aanpak wil de redactie het tij keren. Een
van de middelen daarbij is de samenstelling van 'dossiers' met betrekking
tot belangrijke publikaties. In dit nummer het 'dossier legatiearchieven'.
Inleiding
In het jaar 1854 verkreeg het toenmalige Rijksar
chief in Den Haag de zogenaamde legatiearchie
ven van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Deze papieren - daterend uit de tijd van de Repu
bliek - waren afkomstig van diplomatieke posten
in het buitenland. Hoewel archivarissen er veel
werk van maakten om orde in deze chaos te schep
pen, duurde het meer dan anderhalve eeuw voor
dat het resultaat van hun inspanningen eindelijk in
druk kon verschijnen.
Op 9 juni 1994 vond de aanbieding plaats van het
eerste deel van de bundel Archieven van Nederland
segezanten en consuls tot 1813. Dit deel betreft de ar
chieven van gezanten en consuls in de christelijke
wereld; het nog te verschijnen tweede deel heeft
betrekking op het Osmaanse Rijk. Het eerste deel
bevat de inventarissen van de archieven van Neder
landse gezantschappen bij de Duitse keizer, in ver
schillende Duitse staten en steden, Zweden, Polen,
Saksen, Denemarken, Rusland, Frankrijk, de Oos
tenrijkse Nederlanden, Spanje en Portugal. Daar
naast treft men in dit boek een zoekwijzer en een
introductie over de diplomatie, de diplomaten en
de diplomatenarchieven aan.
Ter gelegenheid van de aanbieding van het boek
aan mr J.G.N. de Hoop Scheffer, oud-ambassa
deur, werd een tweetal voordrachten gehouden, die
hier in een enigszins gewijzigde vorm zijn opgeno
men. Een onderzoeker (G. de Bruin) en een archi
varis (Theo H.P. M. Thomassen) geven aan wat de
waarde en het belang van deze archieven is. Eerst
genoemde is als universitair docent verbonden aan
de 'afdeling politieke geschiedenis na 1500' van de
Rijksuniversiteit Utrecht. In 1991 promoveerde hij
op het onderwerp Geheimhouding en verraad. De
geheimhouding van staatszaken ten tijde van de Re
publiek (1600-1770). Thomassen, thans directeur
van de Rijksarchiefschool, was tot 1987 op de Eer
ste Afdeling van het Algemeen Rijksarchief verant
woordelijk voor de inventarisatie van de legatiear
chieven. Een recensie van de inventaris van de hand
van B. Woelderink, directeur van het Koninklijk
Huisarchief, completeert het geheel.
De Republiek en het buitenland
In veel opzichten vormt het jaar 1650 een water
scheiding in de Europese geschiedenis. De econo
mische stagnatie hield nog lang aan, maar de poli
tieke instabiliteit liep snel terug. Interne twee
dracht verdween achter internationale rivaliteit.
Versterking van de staatsmacht werd in die situatie
een dwingende noodzaak, zowel naar buiten als
naar binnen. Staande legers en vloten en perma
nente diplomatieke netwerken grepen als een olie
vlek om zich heen. Het buitenlands beleid werd
een zaak van leven en dood. De vorsten reserveer
den dat overal voor zichzelf en een kleine kring lei
dende staatslieden en adviseurs in een ivoren to
ren. Een agressieve machts- en dynastieke politiek
vierde daarbij hoogtij. De wereld was ijskoud en
keihard: er was in Europa geen plaats voor verlie
zers. Hobbes' lijfspreuk was ook op de internatio
nale relaties van toepassing.
[3]