in de zin van Schellenberg. Kleps conclusie, dat de
ze dossiers symbolische waarde voor de Koude-
Oorlogperiode zouden bezitten, moet steviger on
derbouwd worden. Het feit, dat de discussie over
de Stasi-archieven in de voormalige ddr vrijwel
gelijktijdig ontstond, heeft de discussie in Neder
land natuurlijk beïnvloed of vertroebeld: de BVD
was/is geen Stasi, evenmin als de pid's, de Plaatse
lijke Inlichtingen Diensten van de vroegere ge
meente- en rijkspolitie.
Waarom men aan de Koude-Oorlog een hogere
symboolwaarde zou moeten toekennen, dan aan
de 'Industriële Revolutie', de 'Neutraliteitsperio
de', de 'Crisistijd' of het 'Fin de millenénaire' ver
dient op zichzelf al een onderbouwing, te meer nu
met deze opsomming anderhalve eeuw compleet is
omschreven. De enige particulier (dus de Rotter
dammer) die wezenlijk iets verdiend heeft met
'zijn' BVD-dossier had niets met de Koude Oorlog
uit te staan. Mijn opinie is echter slechts gebaseerd
op vier gevallen die in de pers zijn gekomen, en dat
is maar een zeer kleine, zeer subjectieve steekproef.
Voor alle duidelijkheid: ik heb geen inzage of
toegang tot BVD-archieven gehad, ik ken ook aan
tal en omvang van de dossiers niet en baseer mij
uitsluitend op openbare stukken.
Moderne inlichtingenverzamelingen van poli
tiediensten moeten overigens 5, 10 of maximaal
20 jaar na laatste melding worden vernietigd en
voor toekomstige dossiers zou de bvd er verstan
dig aan doen die termijnen ook aan te houden.
Dan kan zij ook de verdenking van oneigenlijk ge
bruik niet meer op zich laden, die nu leidt tot een
noodzakelijke bewaring van 75 jaar na geboorteda
tum.
Dezelfde doelgroepen als voor de bvd zijn het
object van de aandacht van de Plaatselijke Inlich
tingen Diensten, die met de bvd informatie uit
wisselden en uitwisselen. Ik zie ook niet in waarom
de BVD-dossiers op zichzelf interessanter zouden
zijn dan de piD-dossiers, die aan verplichte vernie
tigingzijn onderworpen.
Een technisch-inhoudelijk argument tegen steek-
proefsgewijze bewaring van met name categorie 3
en 4 in dit archiefbestanddeel is, dat men daardoor
de kruisverwijzingen, die netwerken van personen
zichtbaar maakt, vernietigt; het bestand is op per
soonsnaam geordend. De meeste andere op per
soonsnaam geordende bestanden bevatten derge
lijke verbanden niet.
Uitdaging
Zeker na het analyseren van twee actuele proble
men met de bewaring van massale bestanden blijf
ik van mening dat het bewaren van objectieve
steekproeven als selectiemethode onzin is, er is na
tuurlijk geen bezwaar tegen om vernietiging van
een bestand waaraan gewerkt wordt nog even uit te
stellen, maar uiteindelijk zal men toch op archivis-
tische en inhoudelijke gronden een beslissing moe
ten nemen: wel of niet vernietigen. De steekproef
is daarbij slechts een tussenoplossing van archiva
rissen die geen beslissing durven te nemen of daar
onder irrationele pressie vanaf moeten zien: een
fopspeen, schaamlap of fantoom, die bovendien de
kosten van beheer en bewaring, bij een systemati
sche toepassing ongeveer zullen verdubbelen. Af
hankelijk van de situatie bedriegt de archivaris of
de pressiegroep of zichzelf.
Ik ben mij ervan bewust dat sommige stellingen in
mijn stuk niet volledig onderbouwd zijn, onder
meer bij gebrek aan historici die door een archiva
ris gemaakte steekproeven ook werkelijk benut
hebben. Wil men met deze discussie verder komen
dan welles-nietes, dan is het daarvoor allereerst
noodzakelijk te beoordelen of het mogelijk is om
statistische formules toe te passen op massale be
standen, zonder de toekomstige vraagstelling te
kennen.
Deze kennis is mijns inziens bij het archiefwezen
niet aanwezig en mijn uitdaging in de titel van dit
artikel is dan ook gericht aan sociaal-historici, die
goed onderlegd zijn in de statistiek.
Ten tweede: de massale hoeveelheid Engelse en
Duitstalige literatuur geeft voldoende mogelijkhe
den voor en waarschuwt genoeg voor voetangels en
klemmen bij het kiezen van de methode van selec
tie; geen enkel geschrift geeft echter antwoord op
de vraag: hoe bepaal ik als archiefbeheerder de
quote?
[42]
Summary
Sampling as a method of appraisal:
a challenge to research Theauthorar
gues that the literature on sampling as a method of
appraisal deals extensively with sampling, but gives
no method to determine the quota of the actual
sample. An investigation by cooperation of statisti
cally educated historians and archivists is necessary
in order to solve that question, ifit can be solved at
all.
Noten
i A.J. M. den Teuling, 'Aktenkassa-
tion in Deutschland aus der Sicht
eines mederlandischen Kollegen',
DerArchivar45 (1992) Sp. 27-31;
idem, Stichproben,eineHeraus-
forderung fiir die Forschung, te
verschijnen in: Archivpflegein
Westfalen undLippe.
2 Bij voorbeeld in Archiefbeheer in de
praktijk (Alphen a/d Rijn/Houten
1986), hoofdstukken 4005 en
4010) en 'Het schoon geheel', in
nab 98 (1994) 102.
3 R M.M. Klep, Archieven bewaren,
cultureel investeren in de toekomst
(Nijmegen/s -Gravenhage, 1992);
zie T.R. Schellenberg, The
appraisal of modern public records
(Washington, 1956). Mij bekend
uit: M. F. Daniels, T. Walch, A
Modern Archives Reader, Basic
Readings on Archival Theory and
Practice (Washington, 1984)
57-70. Zie ook: nab 93 (1989)
307b 94 (1990) p. 227b 343f2,
349fund95 (1991) 79b lof
artikelen door F. C.J. Ketelaar,
H.Janssen, A. J. M. den Teuling en
H. Bordewijk, en Advies
nr. 436 van de Rijkscommissie
voor de Archieven inzake het toe
komstige beleid met betrekking
tot de selectie van archiefbeschei
den.
4 In de politiewetgeving (Stb 13 7,
1983, Besluit tot wijzigingvan
het Besluit registratie justitiële
gegevens) is dat zelfs als verplich-
ting opgenomen.
5 F.Hull, The use of sampling techni-
ques in the retention of records: a
ramp -study with guidelines
PG/foAzs/atfJParijs, 1981).
6 M. Beekhuis, B. de Graaff, (red.),
bvd -dossiers vernietigd. Het selectie
beleid t.a. v. persoonsdossiers berus
tend bij de overheids-Gravenhage,
1991en Advies nr. 49 3 van de
Rijkscommissie voor de Archieven,
met bijlagen. Met hartelijke dank
aan de heer L. Lieuwes, van de
Raad voor het Cultuurbeheer.
7 J- T. Lindblad, Statistiek voorhisto-
rici (Muiderberg, 1984) 134-138;
verder dank aan de heer De Ree van
het Centraal Bureau voor de Statis
tiek te Voorburg. De statistische
correlatie tussen nauwkeurigheid
en betrouwbaarheid laat ik met op
zet buiten beschouwing.
8 T. Cook, The archival appraisal of
records containingpersonal informa
tion: A ram p study with guidelines.
vciAy/s/j (Unesco)Parijs, 1991);
T. Cook: 'Many are called but few
are chosen: Appraisal guidelines
for sampling and selecting case
files', Archivariar,! (1991) 25-50.
9 W. R Rijksen, Bewaartermijnen van
patiëntgegevens, wet- en regelgeving
(Alphen a/d Rijn, 1994). Zijnop-
vatting dat de patiëntendossiers
van academische ziekenhuizen niet
onder de werking van de archief
wetgeving zouden vallen deel ik
uiteraard niet.
10 Zie noot 8.
11 Ik maak hiervan melding omdat
P. M. M. Klep dit argument in cor
respondentie voorafgaand aan een
eerdere versie van dit stuk te berde
heeft gebracht. Hij heeft mijn ar
gumentatie nog niet geprobeerd te
weerleggen.
12 Besluitministersvanwvc en Justi
tie 1 oktober 1986, mma/av 1448;
niet in de Ned. Staatscourant gepu
bliceerd.
13 Actes de la vingt-deuxième
conférence internationale de la Table
ronde des archives, Bratislava
1983/Proceedings of the twenty-
second internation round table
conference, Bratislava 1983 Parijs,
1984) 43-44/137-i3 8 en 81 -
82/175-176.
14 P. de Rooy, 'Sirenezangen uithet
archief', De Gids 152 (1999) 49-56.
15 Met hartelijke dank aan de mede
werkers van de Gemeentelijke
Archiefdienst Amsterdam.
16 Zie noot 6.
17 Council of Europe, Eur. Commis
sion. Application no. 14084/88
and others 1991.
18 Ned. Staatscourant nr. 112, i6juni
1994, n rc Handelsblad 4 augustus
1994, pagina 2 en 12 augustus 1994
pagina 3.
19 nrc Handelsblad I4juni 1990.
20 Zie noot 4.
[43