De a-selecte methode voor steekproeven [36] teria) voor blijvende bewaring aangewezen. Wij moeten echter kiezen of wij (a) alles bewaren - 'niet alle informatie is geanalyseerd of samengevat' - ;(b) alles vernietigen - 'wat niet gebruikt is, is routine, en dat bewaren wij nu eenmaal niet' - of (c) een steekproef bewaren. Het is opmerkelijk dat deze vragen slechts gesteld worden bij dossiers die op mensen betrekking hebben. Hebben routinemati ge bestanden van een waterstaatsdienst een grotere informatieve waarde dan die van de sociale dienst? Men kan toch evengoed stellen, dat bouwdossieis vernietigbaar zijn en die van de sociale dienst niet: de gebouwen blijven staan, en mensen zijn sterfe lijk. Niettemin, zowel in Nederland als in het bui tenland worden bouwdossiers en dergelijke zonder vorm van discussie bewaard en is slechts de eventu ele vernietiging van persoonsdossiers aan discussie onderhevig. Op grond van vernietigingslijsten worden vaak dossiers van precedentvormende gevallen en van personen die op enig gebied van bijzondere bete kenis zijn geweest van vernietiging uitgezonderd. Precedentvorming is een enigszins objectief argu ment (hogere juridische waarde), maar bijzondere personen' is subjectief; de toepassing is afhankelijk van de kennis van de selecteur en van de aard van het materiaal. Soms worden daarbij zelfs profeti sche eisen gesteld aan de selecteur: uit een school administratie met een vernietigingstermijn van drie tot vijf jaar kan men de gegevens - dossiers zijn het meestal niet eens - betreffende één later be roemde leerling materieel niet van vernietiging uitzonderen. Voor zover redelijkerwijze mogelijk kan de selecteur dus in ieder geval de psychiatri sche dossiers van Van Gogh, Achterberg en Vest dijk van vernietiging uit te zonderen, als hij de rest van dat bestand wil vernietigen of steekproefsge wijs bewaren. Ook kunnen extra beduimelde dos siers worden gecontroleerd op bijzondere waarde. Dit blijft dus subjectief. De objectieve steekproef kan op verschillende ma nieren gemaakt worden, namelijk een chronologi sche, een alfabetische (op persoonsnaam), een nu merieke (op eindcijfer(s)) en een reeks gevonden door gebruikmaking van at random-getallenreek- sen, die in ieder leerboek statistiek te vinden zijn. Men kan met alle vier technieken een steekproef van iedere gewenste omvang maken van i%o tot 50%. F. Huil5 toont overtuigend aan dat de chro nologische en de alfabetische methoden en de nu merieke, gebaseerd op (een vaste combinatie van) eindcijfers, geen valide resultaten kunnen geven. Bij de keuze van bepaalde letters of lettercombina ties mist men veranderingen in de samenstelling van de bevolking en bij een chronologische mist of overbenadrukt men de veranderingen die in een organisatie in de respectievelijk niet en wel be waarde jaren heeft plaatsgehad. De eindcijfers kunnen een psychologische invloed hebben gehad op degene die het dossier heeft ge vormd of ermee heeft gewerkt; ze kunnen bij voor beeld aan bij voorbaat als interessant beschouwde gevallen zijn toegekend. Als valide methode blijft slechts over de objectiviteit van de statistische ge tallenreeks, in het vervolg de a-selecte steekproef genoemd. Deze kan men ook op bestaande eind cijfers toepassen. Er worden twee argumenten genoemd voor de a-selecte steekproef: 1 de methode biedt de mogelijkheid om het dage lijkse normale functioneren van een organisatie te reconstrueren; 2 de methode biedt de historicus, speciaal de soci aal-economische historicus, een onderzoeksmoge- lijkheid in op zichzelf om formele en/of inhoude lijke reden vernietigbaar materiaal. Tegenover het eerste argument, het kunnen beoor delen van het dagelijkse, gewone functioneren, stel ik, dat men dat functioneren ook kan beoordelen uit de subjectieve steekproef en de eventuele prece dentvormende gevallen en verder uit jaarverslagen, samenvattingen en beleidsdossiers. Men heeft dit argument gebruikt in de discussies rond de per soonsdossiers in het BVD-archief. Men overweegt een a-selecte selectie die antwoord moet geven op de vragen, of de dienst in de periode 1945-1983 zich aan de wet heeft gehouden of zich al dan niet aan de democratische controle heeft onttrokken? Hoe ging de bvd om met de samenleving en hoe de samenleving met de bvd?6 Het is mijns inziens zeer de vraag of men dergelijke vragen kan beant woorden met steekproefsgewijze bewaring, onge acht of het een subjectieve of een objectieve steek proef betreft. De dienst interesseerde zich namelijk niet voor de samenleving (en had dat ook niet als taak), maar voor individuen, en het bestanddeel in discussie (persoonsdossiers) is ook volgens indivi duen geordend. Ook de vraag hoe de samenleving omging met de bvd, laat zich niet met de per soonsdossiers beantwoorden, omdat de inhoud van de dossiers is afgeschermd van de bron waar de inlichtingen vandaan komen. Die vraag is dan ook alleen uit beleidsdossiers en parlementaire stukken te beantwoorden. Tegenover het tweede argument, dat van de onder zoeksmogelijkheden, voer ik zowel theoretische als praktische bedenkingen aan. Ook F. Huil heeft niet aangegeven op welke wij ze men de omvang van de steekproef (quote) be paalt. Daarvoor gelden de regels van de statistiek theorie: 1 Bij een relatief klein aantal dossiers moet de steekproef een hoger percentage omvatten; 2 als een onderzoeker slechts een deel van een be stand nodig heeft, bij voorbeeld gezinnen met twee schoolgaande kinderen, of personen die in een bepaald gebied wonen, dan moet men voor ge lijkwaardige resultaten een veel grotere steekproef nemen. Achteraf, als het merendeel al vernietigd is, kan dat natuurlijk niet meer; 3 wanneer een hogere graad van nauwkeurigheid in het onderzoeksresultaat vereist is, vergt dat een grotere quote; 4 en ten slotte moet men een deel van zijn bestand reserveren als controlebestand. Er zijn dus minstens vier redenen waarom een steekproef achteraf en onherroepelijk te klein zal kunnen blijken. De quote is te berekenen met statistische formules. Men moet echter van te voren weten, welke onder zoekers welke vragen stellen en welke graad van nauwkeurigheid enerzijds en betrouwbaarheid an derzijds is vereist: iedere variabele binnen een dos sier leidt bij iedere quote tot een aan die variabele gebonden standaardfout, en een dossier heeft tal loze variabelen. In de statistiek wordt veiligheid duur gekocht'.7 Met deze formules kan men zelfs uitrekenen dat een compleet bestand, dus 100%, of zelfs tot 200% bewaard moet worden. Met an dere woorden, de onderzoeker moet van elders aanvullende gegevens verwerven. Dat is uiteraard niet de taak van de archiefbeheerder. Een goed voorbeeld voor het bepalen van de quote is het volgende. De binnengekomen formulieren van de volkstelling van 1971 zijn gerangschikt vol gens woonadres, 4-5 miljoen pakjes formulieren. Om geldige conclusies over de Nederlandse bevol king als geheel te kunnen formuleren was daarvoor een steekproef van 1% toereikend geweest. Men wilde echter ook per regio gedifferentieerde resul taten hebben, en dat bracht de benodigde quote op 10% van 4-5 miljoen adressen (en 13 tot 14 mil joen namen). De studies zijn nog niet afgerond en het gehele bestand wordt, voor zover mij bekend, nog steeds bewaard. Volgens een andere stroming in de statistiekweten schap zou in alle gevallen een steekproef van 1000- 1 500 dossiers voldoende zijn. Op het eerste gezicht zou dat een aanmerkelijke verlichting van de be- waarlast inhouden (voor de volkstelling zou dat betekenen 10 x 1500 adressen, dus 1 5 000 in plaats van 400000 a 500000). Ik ben echter zo vrij aan te nemen dat men bij het cbs wel weet waarom voor een percentage is gekozen en niet voor een abso luut aantal. Het verschil tussen beide methoden van steekproef trekken is bij de veel meer voorko mende kleinere en gedifferentieerde bestanden veel minder groot: een steekproef uit 1 5 000 dos siers leidt bij beide methoden (5% of 10% of 1000 a 1500) tot een zelfde hoeveelheid bewaarde dos siers. Een eerste vereiste voor het trekken van een steek proef uit een bestand is namelijk dat de dossiers formeel en inhoudelijk uniform zijn. Om die re den is er door het ministerie van justitie in de Ver enigde Staten een categorieënindeling gemaakt uit [37]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 19