Ontsluiting
War doen archivarissen wanneer ze huis- en fami
liearchieven ontsluiten en in hoeverre voldoet her
produkt van die arbeid aan de wensen van de on
derzoeker?
Van belang is in de eerste plaats om vast te stel
len dat archivarissen archieven weliswaar toegan
kelijk maken, maar ze ontsluiten formeel, niet in
houdelijk. Stukken worden beschreven niet naar
hun inhoud, maar naar een vast aantal formele
kenmerken, volgens de regels van de archivistiek.
Bovendien: de inventaris zit als gevolg van de for
mele wijze van ontsluiten zo in elkaar, dat de on
derzoeker zich zal moeten verdiepen in de archief
vormende persoon of familie, diens functies en ta
ken.
Het toegankelijk maken van huis- en familie
archieven is meestal een buitengewoon gecom
pliceerde en tijdrovende arbeid, waarvoor een
aanzienlijke archivistische, maar ook historische
kennis vereist is. Anders dan bij moderne over
heidsarchieven, waarin zich veel seriële bestanden
bevinden, kan men hier niet snel wat meters 'weg
zetten'. Integendeel, in familiearchieven bevinden
zich veel losse stukken die afzonderlijk beschreven
moeten worden en ook hun eigen ordeningspro
blemen met zich mee brengen. En omdat het bij fa
miliearchieven vaak gaat om overgeleverde combi
naties van persoonsarchieven, waardoor vaak veel
retroacta van geparenteerde families en in de loop
van vele eeuwen verworven goederen meekomen,
kan soms slechts gepuzzel op de vierkante millime
ter uitkomst brengen. Het is juist daarom dat mis
schien de bewerkingsachterstand in meters uitge
drukt in vooral het Rijksarchief in Gelderland nog
wel mee lijkt te vallen, maar daarentegen in ar
beidsjaren zeer aanzienlijk is. Openbare archief
diensten die op dit moment om welke reden dan
ook hun huis- en familiearchieven niet goed op or
de hebben, zullen daar met het huidige accent op
de bewerkingsachterstand van de overheidsarchie
ven voorlopig ook niet aan toe komen, tenzij ze cre
atieve wegen weten te vinden om aan deze archie
ven toch nog bijzondere aandacht te schenken. Een
voor de hand liggende - en ook her en der beproef
de - wijze is te proberen om externe financiering te
regelen, hetzij door een bijdrage van de oorspron
kelijke eigenaar, hetzij door subsidiërende instel
lingen. Bij deze laatste constructie moet men al
weer oppassen: sommige belangrijke subsidiënten
geven geen financiële ondersteuning aan rijksin
stellingen.
Een andere mogelijkheid is het inventarisatie-
werk door vrijwilligers of andere additionele
krachten te laten verrichten. Daarbij stuit men
weer op andere problemen: gezien de moeilijk
heidsgraad van deze archieven zijn slechts weinig
vrijwilligers voldoende capabel om dit werk te ver
richten, en bovendien zitten er vanuit personeels
politiek oogpunt nogal wat haken en ogen aan het
laten verrichten door vrijwilligers van inventarisa-
tiewerk, dit blijft immers een kerntaak van de ar
chiefdienst, onlosmakelijk verbonden met goed
beheer.
Ook voor de historicus bieden huis- en familiear
chieven als bron niet louter voordelen: het is evi
dent dat slechts een kleine maatschappelijke bo
venlaag oudtijds familiearchieven vormde. Her en
der worden wel pogingen in het werk gesteld om
archieven van families van bescheidener sociale sta
tuur te verwerven, maar er zijn er maar weinig, en
voor zover ze er zijn - zo heeft het Rijksarchief in
Overijssel een klein aantal boerderijarchieven - bie
den ze weinig wat niet in andere bronnen te vinden
is. Wie geluk heeft, treft misschien een kleine be-
drijfsboekhoudi ng aan, maar de voor de grote huis-
en familiearchieven zo kenmerkende variëteit en
vooral de egodocumenten ontbreken veelal.
Heuristische problemen zijn er ook. Het voor
archivarissen zo zwaarwichtige onderscheid tussen
stukken betreffende een familie en stukken van
een familie is voor de historicus, die immers infor
matie zoekt, op het eerste gezicht minder belang
rijk. Maar de oude orde in het archief en de context
van het individuele archiefstuk in het grotere ge
heel zijn geen malle stokpaardjes van de archivaris,
ze zijn voor een goed begrip ook voor de historicus
van wezenlijk belang. Het is begrijpelijk dat juist
door het beginsel van de Ebenburtigkeit de grote
archiefvormende families in Oost-Nederland vaak
aan elkaar geparenteerd zijn. Daardoor kan men
stukken betreffende een familie, maar zelfs ook
stukken van een familie, door vererving in de
[30]
meest verschillende archiefbestanden aantreffen.
Hoe sterk dit verschijnsel zich in de praktijk voor
doet, bleek twee jaar geleden toen ten behoeve van
de geautomatiseerde registratie van archiefvormers
met dat doel alle toegangen op huis- en familiear
chieven werden doorgenomen. Enkele families: de
Van Rechterens, de Van Dedems, de Van Haersol-
tes, de Raesfelts en de Van Ittersums en nog enkele
andere komt men niet alleen in de gelijknamige
huis- of familiearchieven tegen, maar ook nog in
vele andere. Een duidelijk gevaar bij het familiear
chief als bron voor een familiegeschiedenis is dat
men zich teveel fixeert op het gelijknamige archief.
Zorgvuldig genealogisch onderzoek in een vroeg
stadium kan veel verrassingen voorkomen; contro
le van reeds bestaande genealogische publikaties
blijkt maar al re vaak noodzakelijk.
De beschikbaarstelling in de studiezalen van de
archiefdiensten van een overzicht van archiefvor
mers in plaats van een overzicht van de fysieke ar
chiefbestanden kan juist op het terrein van de huis-
en familiearchieven voor de onderzoeker grote
voordelen bieden.
Vanouds worden bij de belangrijke huis- en fami
liearchieven twee belangrijke nadere toegangen ge
leverd als instrumenten voor nader onderzoek. In
een regestenlijst vindt men beknopte beschrijvin
gen van alle afzonderlijke akten van vóór de tweede
helft van de zestiende eeuw, in een leenrepertorium
vindt men de geografisch en per goed geordende
inschrijvingen in de leenregisters, een vorm van
onroerend-goed-administratie. Meestal is ook een
index op persoons- en geografische namen aanwe
zig, soms ook een kaartenlijst of nog andere nadere
toegangen, zoals een correspondentenlijst.
Juist de vervaardiging van regestenlijst en leen
repertorium is vaak ware monnikenarbeid, waarbij
op een aantal specifieke vaardigheden van de archi
varis een sterk beroep wordt gedaan. Paleografie,
oorkondenleer en chronologie zijn in dit verband
onontbeerlijke hulpwetenschappen. Daar staat te
genover dat juist hier de onderzoeker ook veel
werk wordt bespaard. Een familiearchief van grote
omvang met slechts een bescheiden plaatsingslijst
zonder index, zonder regestenlijst en zonder leen
repertorium, stelt de onderzoeker vaak voor on
overkomelijke problemen waarbij het te verwach
ten resultaat tegen de te investeren tijd in het ge
bruik van de bron niet meer opweegt.
Toch is het vaak niet de inventaris zelf die de on
derzoeker voor de meeste problemen stelt. Die
problemen zijn er vooral op macro- en microni
veau. Een goed en actueel archievenoverzicht met
de vooral bij huis- en familiearchieven zo brood
nodige kruisverwijzingen - bijvoorbeeld naar ar
chivalia van leden van dezelfde familie in een ander
huis- of familiearchief - ontbreekt vaak; op micro
niveau ontbreken vaak de nadere toegangen. Het is
interessant om te weten dat er twaalf pakken met
persoonlijke correspondentie in het familiearchief
x aanwezig zijn, zoals de onderzoeker uit de plaat
singslijst weet te distilleren, maar een alfabetische
lijst van correspondenten is in dat geval natuurlijk
meer dan welkom.
Voor de macro-toegangen, in casu het archie
venoverzicht, is tegenwoordig extra aandacht. Ar
chivarissen zijn zich er gaandeweg meer van be
wust geworden dat de kwaliteit van dit primaire
onderzoeksinstrument in belangrijke mate bepa
lend is voor een succesvol begin van zo'n onder
zoek en overigens ook voor de indruk die de begin
nende onderzoeker opdoet van de service-gericht
heid van de archiefdienst. Op het niveau van de
afzonderlijke archiefbestanden zullen de onder
zoekers - willen de (rijks)archieven althans hun rol
als historisch informatiecentrum waarmaken - ook
meer dan voorheen gegevens over elders aanwezige
archivalia van en betreffende families in hun pro
vincie moeten kunnen vinden.
Op het meso-niveau van de inventaris mogen van
de archivarissen in de komende jaren geen wonde
ren worden verwacht: zoals gezegd zijn het vooral
ook de bewerkingsachterstand van de overheidsar
chieven en de problematiek van de verkorting van
de overbrengingstermijn die de meeste aandacht
vragen. Op micro-niveau geldt mutatis mutandis
hetzelfde, hoewel tegenwoordig steeds meer wordt
erkend dat nader toegankelijk maken van veel ge
raadpleegde - en met name seriële - archiefbestan
den niet meer als additioneel maar als bijzonder be
langrijk werk moet worden beschouwd. Extra tijd
om dit te doen is evenwel nauwelijks aanwezig. De
voornaamste activiteit richt zich op dit gebied op
het afronden van de grote indiceringen van de veel
[31