Elders in hetzelfde stuk gewaagt Huizinga van de grootste vijand van het geesteswetenschappelijk denken, het antropomorfisme. Alle menselijke taal, zo zegt Huizinga, drukt uit in beelden, ont leend aan menselijk handelen; kleurt al het ab stracte met de gelijkenis van het zintuigelijke. Maar het is juist de taak der geesteswetenschap, al dus nog steeds Huizinga, zich het beeldkarakter van haar taal bewust te zijn, en te zorgen dat in de metaphoor niet het phantasma insluipt.10 Met een excuus voor deze schijnbaar wat min der ter zake doende uitweiding naar het gedach- tengoed van Huizinga: de archivarissen van de eer ste decennia stapten met open ogen in de door Huizinga geschetste valkuilen; ze zagen niet meer het metaforische karakter van het begrip 'orga nisch geheel', en kwamen zo tot de conclusie dat alles wat geen organisch geheel vormde dus geen archief was. Deze opvatting heeft het openbare ar chiefwezen schade toegebracht.11 Het heeft tot 1958 geduurd voordat in het archief wezen definitief met het verwarrende begrip 'orga nisch geheel' werd afgerekend. Aan het slot van een langdurige polemiek vroeg Van Hoboken zich af: 'waarom kunnen wij niet in klare taal uitdrukken wat wij bedoelen in plaats van te blijven hangen aan die verfoeilijke, verwarrende, quasi-geleerde beeldspraak'. 12 Vóór die tijd werden familiearchieven vogelvrij verklaard en vielen ze buiten de heilzame werking van het zogenaamde 'respect de fonds', een van de belangrijkste en algemeen aanvaarde principes uit de Handleiding van Muller Feith en Fruin voor de overheidsarchieven.'3 Geen 'respect de fonds' voor familiearchieven, met andere woorden, men mocht ze rustig uiteen halen als dat zo uitkwam. Erger is natuurlijk dat acquisitie van familiearchieven ei genlijk alleen geaccepteerd werd voor zover het ging om de in die archieven aangetroffen ambtelij ke stukken. Als rijksarchivaris in Utrecht ging Mul ler zelfs zo ver dat hij aangeboden huis- en familie archieven weigerde of zelfs vernietigde.'4 Voor bedrijfsarchieven ontstond het neha, voor huis- en familiearchieven kwam er niet iets vergelijkbaars. Het is niet onmogelijk dat er niet alleen nogal wat verloren is gegaan ten gevolge van deze houding, maar ook dat de soms wat laatdun kende houding van archivarissen tegenover niet- overheidsarchieven her en der sporen heeft nagela ten. Zo stelde de voormalige rijksarchivaris in Gel derland, A.P. van Schilfgaarde, in de naoorlogse jaren'3 uitsluitend belang in familiearchieven uit de periode van het Ancien Régime, omdat daarin nog wel ambtelijke stukken konden worden aan getroffen. Zo kon het gebeuren dat van het belang rijke archief van J.C.E. graaf Van Lynden van Hoevelaken, gouverneur van Gelderland van 1814 tot 1825 aanvankelijk door het Arnhemse rijksar chief alleen de ambtelijke papieren werden geac- quireerd en dat pas zeer recent ook de belangrijke persoonlijke correspondentie en de rest van dit ar chiefkonden worden veiliggesteld. Toch was bijvoorbeeld ook in Overijssel het le ven sterker dan de leer: in de jaren vóór de landelij ke discussie onder aanvoering van Fruin over de acquisitie van familiearchieven, had het Rijksar chief in Zwolle zich veel moeite getroost om het fa miliearchief Heerkens 1908-1911 te ordenen en te beschrijven. Overigens waren er ook allerlei aan winstenvan particuliere archieven te melden: frag menten huisarchief De Gelder (1917)16, Sloet (1921)'7, en bruikleen huisarchief Rechteren en familiearchief Van Ittersum (1922)18. Het archief van Rechteren was tot de Tweede Wereldoorlog ze ker het belangrijkste huisarchief beheerd door het Rijksarchief in Overijssel. Onmiddellijk na de ver werving in 1922 werd begonnen met de inventari satie; na enkele jaren kwam het werk stil te liggen, om opnieuw te worden opgepakt in de tweede helft van de jaren dertig. De inventaris op het ar chief werd gepubliceerd in 1941 en was de vrucht van jarenlange arbeid van dr D. P. M. Graswinckel en mr H. Hardenberg. Intensieve bemoeienis met particuliere archieven was ondanks Fruin kenne lijk niet tegen de regels, de loopbaan van beide he ren heeft het in ieder geval geen kwaad gedaan. Graswinckel en Hardenberg werden beiden alge meen rijksarchivaris; beiden zouden zich in Den Haag in die functie zelfs nog enige tijd zonder veel tastbare resultaten met het huisarchief Almelo be moeien.'9 In de jaren vijftig, nog ruim voordat of ficieel ook een andere wind ging waaien ten aan zien van de huis- en familiearchieven, werd ook door de toenmalige rijksarchivaris in Overijssel, [28] mr Ter Kuile, menig huis- en familiearchief van een inventaris voorzien. Zo maakte hij de archie ven toegankelijk van kasteel Eerde bij Ommen20, de havezate Den Berg bij Dalfsen21, van De Gelder bij Wijhe22, en van de familie Van Ittersum. De acquisitie van huis- en familiearchieven ont moet soms vele hindernissen. Neem het huisar chief Mensinge onder Roden in Drenthe. In de ja ren tachtig van de vorige eeuw al - nog ver voor de Handleidingen de vogelvrijverklaring van familie archieven - werd een belangrijk deel van dit huisar chief door de familie Kymmell overgedragen aan het Rijksarchief in Drenthe. Omstreeks 191 5 werd dit archief, toen nog de Verzameling Kymmell genoemd, uit elkaar ge haald en over diverse reeds bestaande archieven verdeeld. Er kwamen onderdelen terecht in het oude Statenarchief, in het archief van de Hervorm de Gemeente Peize, in de archieven van kerspelen en marken en in de verzameling 'ambtenaren en particulieren'.23 De familie Kymmell had - zo bleek in de jaren vijftig - echter lang niet alles overgedra gen. In 1957 besloot de toenmalige bewoonster van het huis Mensinge de gemeentearchivaris van Kampen te hulp te roepen, omdat haar was opge vallen dat de naam Kampen nogal vaak in het ar chief voorkwam. Burgemeester en gemeentearchi varis van Kampen brachten een bezoek aan Mens inge maar kwamen al snel tot de conclusie dat het meeste archiefmateriaal Drents was. De rijksarchi varis in Drenthe werd in het overleg betrokken en met hem werd voor het resterende deel van het ar chief een overeenkomst van inbewaringgeving ge sloten voor de duur van tien jaar. Toen deze termijn in 1967 verstreek, besloot de familie Kymmell het archief weer naar Mensinge terug te halen. In de ja ren zeventig was het archief op Mensinge wel voor onderzoekers toegankelijk, maar de familie Kym mell voelde niets voor een nieuwe inbewaringge- ving. Toen men uiteindelijk besloot in 1979 het huis met alle annexen te verkopen, dus ook het ar chief, kon het Drentse deel van het archief met fi nanciële steun van de provincie Drenthe en het An jerfonds in 1981 worden aangekocht. De Overijs selse stukken gingen naar het Rijksarchief in Overijssel en het gemeentearchief van Kampen. Al met al een acquisitiegeschiedenis van een eeuw! Hoewel de Handleiding^an Muller, Feith en Fruin steeds meer een sacrosanct karakter kreeg in het Nederlandse archiefwezen, werd gelukkig op het punt van de familiearchieven niet naar de letter ge handeld. Het zou echter tot 1962 duren voordat de theorie werd aangepast, dat gebeurde in de toen verschenen Nederlandse Archiefterminologie, waar in een familiearchief omschreven wordt als een combinatie van persoonlijke archieven, afkomstig van dezelfde familie of van verwante families. In het twintig jaar later verschenen Lexicon van Ne derlandse Archieftermen - nog steeds volop in ge bruik bij de Rijksarchiefschool en bij archivarissen in de praktijk - komt het historische aspect van het familiearchief nog sterker naar voren: een familie archief is daar een overgeleverde combinatie van ar chieven van personen, die tot elkaar in familebe- trekking staan. Ook bij de houding van de Rijksarchiefdienst ten aanzien van huis-en familiearchieven lijkt er spra ke van een beweging tussen twee polen - aan de ene kant die van het openbaar archiefwezen als het ver lengstuk van het staatsapparaat, en aan de andere kant de archivarissen als hoeders van het cultuur historische erfgoed - een discussie die nog steeds niet is uitgewoed. Nu maken in de Oostnederlandse rijksarchie ven de huis- en familiearchieven een volwaardig onderdeel uit van het scala van beheerde fondsen. Eerlijkheidshalve dient daar echter onmiddellijk bij te worden aangetekend dat overal de overheids archieven gaan boven de particuliere archieven. Binnen de groep van particuliere archieven is er natuurlijk veel meer dan alleen de huis- en familie archieven, ook de archieven van bedrijven, van po litieke partijen, van kerkgenootschappen, sport verenigingen en landbouworganisaties vragen aan dacht. Het belang van huis- en familiearchieven wordt door niemand bestreden, hoewel er natuur lijk wel kwalitatieve verschillen blijven bestaan tussen de diverse archieven. [29]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 15