gelmatig schriftelijk contact. Voor de zeventiende eeuw behoeft men maar de Archives de la Maison d'Orange-Nassau van Groen van Prinsterer op te slaan. En voor de achttiende eeuw zijn er teveel meters diplomatieke correspondentie in het Ko ninklijk Huisarchief om voor die periode voet stoots het gezegde uit de inleiding te volgen. Juist omdat de achttiende-eeuwse archieven in het Ko ninklijk Huisarchief zo omvangrijk zijn was het aardig geweest om te onderzoeken of de directe correspondentie stadhouder-gezant iets toevoegt aan de correspondentie van laatstgenoemde met zijn lastgevers, of de Oranjegezinde gezant zich in dit opzicht onderscheidt van zijn meer republi keinse collega's. En en passant had de 'zoekwijzer gecompleteerd kunnen worden. Tenslotte nog een paar opmerkingen over details. Het gekozen principe brengt met zich mee dat alle fragmenten van legatiearchieven of van door gezanten naar de Staten- Generaal opgezonden persoonlijke archieven - hoe klein ook - zijn opge nomen. De zinsnede in de inleiding van het stukje geseponeerd archief van Otto Bosch dat de hiet be schreven stukken geen enkele researchwaarde heb ben is overbodig en gevaarlijk. In de inleiding bij het legatiearchief van de Ne- dersaksische Kreits en de Hanzesteden wordt op gemerkt dat J.C. Hartsinck (waarom mist zijn naam in de index bij de inventaris?), die te Ham burg resideerde, zijn papieren niet aan zijn Bataaf se opvolger wilde overdragen en dat ze sindsdien spoorloos zijn. Dat laatste is niet helemaal juist. In 1949 werd in Londen een deel van zijn papieren geveild. Samuel H. Day, éen van de nazaten van Hartsinck's enige dochter, had in 1911 al een pu- blikatie gewijd aan het archief van zijn Nederland se voorouders (Samuel H. Day, Family Papers, par ticuliere uitgave, Londen 191i)- De brieven van de Oranjes aan Hartsinck uit Engels bezit zijn in 1949 door het Koninklijk Huisarchief gekocht. Het op de juiste wijze aanduiden van kerkgenoot schappen is niet altijd eenvoudig. De redactie had misschien kunnen opmerken dat op pag. 290 als tussenkop gesproken wordt van Nederlands Hervormde Gemeente' te Kopenhagen, terwijl de beschrijvingen van de archiefstukken op pag. 291 uitsluitend spreken van de 'Nederlandse Gerefor meerde Gemeente'. In Parijs (pag. 321) was aan de ambassade een kapel verbonden. In de beschrijving van de ar chiefstukken is er sprake van 'de Hervormde Ge meente van de Kapel der Staten-Generaal te Pa rijs'. Het begrip Nederlands Hervormd zou men vóór 1816 dienen te vermijden. De index overigens gewaagt alleen van Nederlandse Gereformeerde Gemeente en mist dan ook de Hervormde Ge meente' verbonden aan de kapel van de ambassade te Parijs. Dit bewijst nog maar eens dat hogere ar chiefambtenaren het vak kerkelijke instellingen niet te lichtvaardig moeten bejegenen. Vanwege de vele correspondenties die uitvoerig beschreven worden, wemelt de inventaris van de ei gennamen. De redactie had in dat opzicht meet op uniforme spelling moeten letten. De op pagi na 210 genoemde lt.-generaal baron de Freisheim heet op pagina 211 baron van Friesheim. Leidde deze erreur met tot twee personen in de index, waar alleen de spelling Friesheim voorkomt, het hoofd van de stadhouderlijke secretarie, Th.I. de Larrey, is helaas wel gesplitst in een P.J. baron de Larrey en in een Th. I. de Larrey. Ook Abel Tassin d'Alon(n)e ondergaat dat lot. Hier schiet de eindredactie dus tekort. Voorts brengt deze index mij ertoe om nog op te merken dat de auteurs zich meer hadden moeten bezinnen op het al dan niet gebruiken van voornamen. Onno Zwier van Haren verschijnt compleet, maar voor zijn broer W. van Haren kon de naam Willem er niet af. Ook getuigt het ver schijnen op pagina 430 van Volkier, douarière Ru- dolh (ke 212)' op een al te diep vertrouwen in auto matiseringsapparatuur. De lezer dient hier te be grijpen dat het om de weduwe van Rudolf Volkier, graaf van Rechteren gaat, wier meisjesnaam Torek gelukkig wel de index bereikt heeft. Het hanteren van 'van', 'voor' en 'de' vóór eigennamen heeft met name in het legatiearchief Frankrijk, maar niet al leen daar, tot de nodige inconsequenties geleid. Laat ik na deze wat muggenzifterige opmerkingen positief eindigen. De hier besproken inventaris is royaal uitgegeven. Er is een lettertype gebruikt dat ook in de kleine vorm goed leesbaar is. Het for maat van het boek is kloek en de omslag zo niet 22 fraai, dan toch netjes en functioneel. De voormali ge Eerste Afdeling van het Algemeen Rijksarchief heeft, zo mag de conclusie luiden, een goede zij het niet vlekkeloze inventaris van niet onbelangrijke archieven gepubliceerd, waarmede deze de weten schap een dienst heeft bewezen en heeft getoond dat de archivistiek, op vaardige wijze beoefend, een begeesterende intellectuele bezigheid is. Daarom zou het ook onjuist zijn om op te merken dat het project teveel aandacht heeft opgeëist. Zoals Thomassen het treffend stelt, de integri teit van een historische bron is hersteld. Summary In 1854 the General State Archive in The Hague acquired the so-called legatiearchieven from the Ministry of Foreign Affairs. These were archives fr om diplomatic posts abroad dating from the time of the Republic. Now, almost 1 50 years later, the first part of Archieven van Nederlandse gezanten en consuls tot 1813 (Archives from Dutch envoys and consuls until 1813) has appeared. This part con cerns the archives from the Christian world. The second part will regard those of the Ottoman Em pire. Two lectures were held on the occasion of the presentation of the book, one by an historian (G. de Bruin) and one by the director of the Archives School (Th.Thomassen). Both discuss the value and importance of these archives. There is also a review of the inventory by B. Woelderink, director of the Koninklijk Huis Archief. [23

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 12