Government, elections and votes in
Amsterdam in the first half of the
nineteenth century In the Bronnen voor
de Geschiedenis van de Instellingen series (Sources
for History of Institutions), with which the
Netherlands Archievenblad started in 1992, ample
attention was paid to the municipal institution of
the governmental and official organisation in
's- Hertogenbosch (nab, 1993, pp. 242-77). In this
article, Peter Hofland, staff menber of the nine
teenth ans twentieth century archives of the Am
sterdam Municipal Archives, goes into a full consi
deration of the role played by governmental regula
tions in government and elections in the cities in
the first half of the nineteenth century. Gijsbert
J. Siertsema, Amsterdam
Fiiiïïiü n|
zen overlegd moesten worden). Ook een ieder die
meende ten onrechte niet op de lijst te staan, kreeg
gelegenheid om dit kenbaar te maken. Twee perso
nen reageerden op de kennisgeving met het bericht
dat zij inmiddels woonachtig waren in Amersfoort,
respectievelijk 's-Gravenhage, en daarom geschrapt
konden worden van de lijst van kiezers.74
Op dezelfde dag dat de kennisgeving werd uitge
vaardigd, zond men aan de afdeling Burgerlijke
Stand de lijsten van stemgerechtigden en kiezers,
met de vraag haar na te zien en de namen van overle
denen door te halen. De bijgewerkte lijst werd door
een ambtenaar van de Burgerlijke Stand geretour
neerd aan burgemeester en wethouders. In 1840 wa
ren er vier vacatures in het kiescollege, want naast de
twee verhuizingen bleken twee kiezers sinds de vori
ge verkiezing te zijn overleden.75 Alle tachtig leden
van het kiescollege kregen hierop van b&w een circu
laire toegestuurd, met het verzoek te controleren of
zij nog steeds de Vereiste bevoegdheden bezaten die
nodig waren om op de kiezerslijst te staan.
Na het verstrijken van de termijn waarop stemge
rechtigden en kiezers konden reageren op omissies in
de lijsten, ging een schrijven uit van het dagelijks be
stuur aan de regenten van het Huiszittenhuis. De
Interieur van de raadszaal. Het jaar dat de foto werd
genomen is onbekend. Te zien zijn enige van de ver
fraaiingen die in 1871 werden aangebracht (o.m. aan
het plafond). Aan de achterwand hangt het portret van
koning Willem 1 van de schilder C. H. Hodges. Dit
schilderij werd in opdracht van de raad in 1816geschil
derd, na een voorstel van burgemeeesters of het niet wen
selijk was, 'dat dezer Stads Regering onder zo veele be
roemde kunstukken waarmede ook nog het tegenwoor
dig Raadhuis vereerd is, in het bezit geraken mogt van
de Beeltenis zijner Majesteit, en zulks ter bestendige
herinnering dat, onder de Goddelijken zegen, het va
derland deszelfs vernieuwd bestaan, en deze stad de her
leving harer voorregten, aan Hoogstdezelve verschul
digd is en te danken heeft'. De kosten van het schilderij
(f1400.-) werden door de raadsleden uit eigen zak be
taald. Een en ander nuanceert enigszins de vaak naar
voren gebrachte gespannen verhouding tussen de hoofd
stad en koning Willem I na het herstel van de onafhan
kelijkheid.
wijkmeesters en collectanten van deze armenzorgin
stelling waren goed ingevoerd in de verschillende
buurten van de stad. Aan hen werd gevraagd de stern-
bil jetten uit te delen aan de stemgerechtigden op vrij-
[262]
dag 29 augustus, deze een week later weer op te halen
en uiterlijk binnen vier dagen in te leveren in gesloten
kisten op het Stadhuis. Hiertoe werden 6000 stembil
jetten bij het Huiszittenhuis bezorgd. Iedere wijk
meester kreeg een lijst van de stemgerechtigden en
bezocht dan de stemgerechtigden in zijn wijk. Aan
regenten van het Huiszittenhuis verzochten b&w na
drukkelijk om de wijkmeesters 'te vermanen om toch
naauwkeurig aan alle bevoegde stemgerechtigden
biljetten te doen toekomen, ten einde alle klagten te
voorkomen.' Ook hiervan stelde het stadsbestuur een
kennisgeving op. Zij die geen stembiljet hadden ont
vangen en 'vermeenen mogten daartoe geregtigd te
zijn, worden verzocht zich ter bekoming daarvan ter
Secretarie dezer Stad aan te melden.' De regenten van
het Huiszittenhuis stelden voor om zowel het rond
brengen als het ophalen der stembiljetten een dag te
vervroegen.76 De stemgerechtigden dienden na afgif
te door de wijkmeesters de biljetten in te vullen met
'de Namen van hen die zij verlangen dat tot kiezers
zullen worden benoemd.' Burgemeester en wethou
ders vermaanden de stemgerechtigden om van hun
stemrecht 'een behoorlijk gebruik te maken.' De bil
jetten moesten bij afgifte getekend en verzegeld zijn.
In de raadsvergadering van 16 september werden
de kisten met stembiljetten geopend door een wet
houder (wegens afwezigheid van de burgemeester)
en de twee oudste raadsleden. Elk van de aanwezige
overige raadsleden diende de namen van de benoem
den op te tekenen. Er bleken 1395 goed ingevulde en
ondertekende, 23 goed ingevulde, maar niet onder
tekende stembiljetten. Er werd een lijst opgesteld
van veertien personen die meer dan vijftig stemmen
op zich verenigd hadden. De vier personen van dit
lijstje met de meeste stemmen werden tot kiezer be
noemd. Hun namen werden, opnieuw door een ken
nisgeving, bekend gemaakt aan de ingezetenen.
In 1840 waren er op de zesde oktober voor de ver
kiezing van raadsleden 65 leden naar de kamer van
de raad gekomen, acht hadden zich afgemeld, terwijl
zeven afwezig waren zonder kennisgeving. Er wer
den 65 nummers in een bus gedaan, iedere kiezer
moest een nummer trekken. De verkiezing van drie
vacante plaatsen in de raad moest vervolgens ge
schieden door de helft plus een: zij die de nummers 1
tot 33 getrokken hadden. De overige kiezers verlie
ten - overeenkomstig de voorschriften van het be
stuursreglement - daarop terstond de kamer van de
raad. Er waren twee stemmingen nodig alvorens er
een volstrekte meerderheid was voor drie nieuwe
raadsleden. Op 10 december 1840 tenslotte werden
de stembriefjes verbrand.
Conclusie
In de eerste helft van de negentiende eeuw speelden
de leden van de oude regentenfamilies nogsteeds een
prominente rol in het Amsterdamse bestuur.77 Deze
slaagden er enkele decennia lang in om de verkiezin
gen en het bestuur te domineren, het een zaak te la
ten van een beperkte groep en met een zo gering mo
gelijke openheid. De twee bestuursreglementen van
Amsterdam vormden de grondslag voor de inrich
ting van het bestuur en de organisatie van de verkie
zingen. Maar vervulden tevens een rol om kritiek op
de gang van zaken rond de verkiezingen af te wimpe
len en alles bij het oude te laten. Met het opkomend
democratiseringsproces en de wijzigingen in het
kiesrecht rond 1848, voelden velen uit deze oude be
stuurlijke elite zich niet langer thuis in de raadzaal en
ruimden daarom liever het veld voor een toenemend
aantal burgerlijke elementen.78 Of deze constatering
geheel juist is, en hoe dat proces precies in zijn werk
ging, kan pas beschreven worden wanneer het on
derzoek hiernaar is afgerond.79
Summary
[263