BILLET TEH BENOEMING VAN HET KIEZERS - K 0 L L E G I E. Tk ondergctcckendc (a) wonende Wijk Verpondings - Nommcr volgens Art 2 van liet Reglement voor Let Bestuur der Stad Amsterdam, bevoegd lot hel benoemen der Personen, die zullen uilmaken het Kies - Kollcgiebepaald bij Art. 133 der Grondwotverklaar, dat ik benoem als Kiezers do onderstaande Porsoncn, als bezittendo, zoo verro mij bowust is, do vereisebten, bepaald bij Art. 23 van bet racergcdachle Rcglomcnt. Amsterdam, dan September 1831. JTAAM en VOORNAAM N". J. 2. 3. 4. bekwaamheden bezaten en dat zij geen geld of ge schenken hadden ontvangen voor het doen der keu ze.58 De burgemeester verliet daarna, wanneer hij zelf geen kiezer was, de kamer.59 De vacatures in de raad zouden vervuld worden bij meerderheid van stemmen: de personen met de meeste stemmen werden verkozen verklaard. Wan neer twee (of meer) kandidaten een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hadden, vond er een her stemming plaats, maar alleen over deze kandida ten.60 De uitslag van de stemming moest in de han delingen van de raad worden opgenomen, met daar bij vermeld op welke personen de stemmen waren uitgebracht en het aantal. Daarmee was de exacte uitslag van de stemming echter niet openbaar, om dat de notulen dit niet waren .6l Alleen de namen van de verkozenen werden in een stadspublikatie ('Ken nisgeving') genoemd. Alle kiezers ondertekenden na afloop het relaas van de verkiezingen. Het proces verbaal moest bewaard worden op de stedelijke se cretarie. De stembriefjes daarentegen werden na de verkiezingen verbrand.61 (o) Alhier in le vullen üen Raam ran den Declarant voluit. (4) Alhier Ie teclceucu. Stembiljet voor de benoemingvan kiezers(i%3i) raadslid verkozen te kunnen worden. Het was zelfs zo dat overal de kiescolleges veel raadsleden telden en dat de tendens aanwezig was dat de 'personele ban den tussen raad en kiescollege steeds nauwer' wer den.57 Eenmaal per jaar werd het kiescollege door de ste delijke regering bijeengeroepen om de raadsplaatsen die waren opengevallen 'door bevoegde personen te vervullen'. De verkiezing moest achter gesloten deu ren geschieden. Ook was het niet toegestaan dat ie mand het vertrek verliet, dan na opgaaf van redenen en met toestemming van de burgemeester. Diegene die de kamer verlaten zou hebben, mocht er niet op nieuw inkomen en deelnemen aan de vergadering. De verkiezing werd geopend door de burgemeester, de kiezers dienden een eed af te leggen in zijn han den, waarbij zij twee dingen beloofden: dat zij hun stem zouden uitbrengen op personen die de nodige Kritiek Het gehele proces van de verkiezingen verliep decen nia lang in alle beslotenheid en rust en was slechts be kend aan de kleine groep van het stedelijk bestuur. De deur van de kamer van de raad was en bleef tij dens de verkiezing gesloten. De leidende kringen in Amsterdam vonden dit best. Niet alleen zij, maar ook de koning, waren afkerig van hervormingen van het kiesstelsel, waarbij een bredere burgerij meer in vloed zou krijgen.63 Geluiden van eventuele kritiek op de gang van zaken bleven dan ook lange tijd ach terwege. Toch leidde de procedure rond de verkiezingen in deze periode tot een grote mate van politieke inertie. Dit valt af te lezen uit het geringe aantal ingeleverde - en niet of onvolledig ingevulde - stembiljetten, het steeds maar weer herbenoemen van dezelfde kiezers en leden van het bestuur64, de doorgaans matige op komst van kiezers voor de verkiezing van nieuwe raadsleden. Burgemeester Cramer vergeleek de stem gerechtigden bij verkiezingen met personen die 'in het blinde rondtasten'.65 Niet alleen in Amsterdam, maar ook in veel andere steden valt te constateren dat 260 aftredende leden van het kiescollege steeds weer her kozen werden.66 Het duurde tot het eind van de jaren dertig voordat de politieke onverschilligheid punt van bespreking werd in de raad. Aanleiding was een aantal interes sante voorstellen van het betrekkelijk vooruitstre vende raadslid Pieter Huidekoper.67 Al meermalen waren bij hem bedenkingen naar boven gekomen 'op de bestaande onvolkomenheden bij de verkiezin gen'. Huidekoper wees erop dat van de vijf a zesdui zend uitgedeelde stembiljetten in de jaren dertig, slechts een klein deel ingevuld terugkwam. Twee fac toren waren volgens dit raadslid oorzaak van her ver schijnsel: een zekere onverschilligheid over de rechten die men als ingezetene in een grondwettige staat mocht uitoefenen; een gebrek aan vertrouwen bij vele stemgerechtig den dat het uitbrengen van een stem werkelijke in vloed op de verkiezing had. Huidekoper stelde dat men het kiezerschap alleen be schouwde als een voorrecht, terwijl het behoorde te zijn 'als iets wat voor het algemeen waarde heeft'. Daarom diende men de stemgerechtigden een lijst met namen te geven van allen die in aanmerking kwa men om tot kiezer te worden benoemd en tevens daarbij aan te geven welke personen niet in aanmer king kwamen, vanwege een te nauwe graad van bloedverwantschap. Bij de 'open' stembiljetten waren er namelijk vele die ongeldig verklaard werden van wege de geldende bepalingen inzake verwantschap en zwagerschap voor leden van het bestuur. Bovendien moest de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de lijsten niet meer liggen bij de stemgerechtigden en kiezers, maar bij het bestuur. Gebruikelijk was het dat het bestuur dit overliet aan de ingezetenen zelf (na melijk door hen bij verkiezingen op te roepen om on volkomenheden in de lijsten zelf te melden). De zekere schroom die Huidekoper had om zijn voorstellen bij de raad in te dienen, bleek terecht.68 Toen burgemeester Cramer met een afwijzend pre advies kwam, op grond van het feit dat aan de voor schriften van het bestuursreglement niets mocht worden af- of toegedaan en er geen enkele steun van andere raadsleden voor zijn ideeën te verwachten was, trok Huidekoper zijn voorstellen dadelijk in.651 Liberale oppositie Pas jaren later zou het streven naar meer openbaar heid van bestuur en een doorzichtiger proces van verkiezingen weer naar voren komen. Een adres van drieëndertig stemgerechtigden in 1845 over de gang van zaken rond de verkiezingen maakt dit duide lijk.70 Zij wilden met name dat het proces-verbaal van de verkiezing aan de openbaarheid werd prijs ge geven. Deze stemgerechtigden wijdden de onver schilligheid die velen, 'ja misschien het grootste deel van de ingezetenen dezer stad' ten toon spreid den ten aanzien van hun stemrecht, aan de 'onkunde waarin zij omtrent den uitslag dier stemming gelaten worden'. Daarnaast verzochten zij tevens om de lijs ten van stemgerechtigde en verkiesbare burgers te verbeteren. Hoewel Pieter Huidekoper, nu zelf burgemeester, vierkant achter de voorstellen ging staan, werden zij door de raad verworpen, met name ook weer op grond van het feit dat in het reglement hiervoor geen gronden te vinden waren. Blijkens de discussie in de raad was men daarnaast ook beducht voor meer openheid rond de verkiezingen, omdat instemming met dit verzoek er toe kon leidden dat 'op denzelden grond het openbaar maken van andere zaken zoude kunnen verzocht worden'.71 Deze voorstellen kwamen voort uit een opko mende liberale oppositie, wat leidde tot een felle stembusstrijd en had een beduidende toename in de politieke belangstelling tot gevolg72, blijkend uit de stijging van het aantal ingeleverde stembriefjes. De verkiezingen voor de raad in 184073 Het initiatief bij de voorbereidende procedure van de verkiezing van raadsleden lag steeds bij burgemeester en wethouders. Het enige maanden in beslag nemen de proces ging van start met een gedrukte kennisge ving van het stadsbestuur dat er vacatures in de raad opgevuld moesten worden. Aan 'belanghebbenden' werd meegedeeld dat een lijst van stemgerechtigden en een lijst van kiezers gedurende de maanden juni en juli op de secretarie van het Stadhuis aan de Oude- zijds Voorburgwal ter inzage lag. Er was dan gelegen heid voor verbeteringen (waarvoor de nodige bewij- [261

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 7