gaand autonome stedelijke regeringen, behoefde dit verder geen gevaar op te leveren voor de monarchie. Het was de bedoeling dat het bestuur van de steden een zaak werd van de 'gezeten burgeren'. Het verschil in de hoogte van de census zorgde er desondanks voor dat bijvoorbeeld in een plaats als Haarlem de kiesgerechtigden voor meer dan een derde behoor den tot de ambachtslieden, winkeliers en andere zelf standige beroepsbeoefenaren.42 De hoge census in Amsterdam leidde er toe dat er in dit opzicht wel een scherpere selectie plaatsvond (zie tabel 5). Wanneer de census als norm wordt gehanteerd, kan de plaatse lijke elite per gemeente verschillen.43 De kenmerken van het kiesstelsel in deze periode wa ren: de indirecte wijze waarop raadsleden gekozen werden, nl. op getrapte wijze: stemgerechtigden ko zen kiezers, kiezers kozen daarop de nieuwe raadsle den. In alle steden moest een kiescollege worden in gevoerd. In Amsterdam bestond dit college uit drieëndertig, na 18 24 uit tachtig personen. Er werd een census ingevoerd die gold voor zowel de stemgerechtigden, als de kiezers. De stemgerech tigden moesten woonachtig zijn binnen de stad of haar rechtsgebied, meerderjarig zijn en een bepaald bedrag bijdragend in een tweetal belastingen, de grond- en personele belasting. Deze belasting kon ook worden geheven op goederen die buiten de stad lagen. Wanneer men op grond daarvan rechten wilde doen gelden in een andere plaats, moest dit gemeld worden. Ook mannen die gehuwd waren met vrou wen die deze belastingsommen opbrachten kregen stemrecht en dit gold ook voor een meerderjarige zoon van een weduwe, die deze sommen in de belas tingen opbracht. De vereisten om tot kiezer te worden benoemd waren, behalve stemgerechtigheid en meerderjarig heid (23 jaar, dit werd in 1824 op 25 jaar gesteld), dat men zeven jaar (voor een buitenlander veertien jaar) in de stad woonde en eveneens een bepaald bedrag - hoger dan voor stemgerechtigden - betaalde aan ge noemde belastingen.44 Voor kiezers in de hoofdstad gold een acht maal (na 18 24 vier maal) zo hoge drem pel als voor stemgerechtigden. De census verschilde van plaats tot plaats; die van Amsterdam was de hoogste van ons land. In het reglement van 1815 stonden naast de hier voor genoemde drempels geen nadere vereisten voor kiezers en stemgerechtigden. Dit zou in 1824 wel zo zijn; er kwamen bepalingen ten aanzien van ver wantschap en zwagerschap. Zij die in staat van faillis sement waren, in dienst stonden van een vreemde mogendheid etc., werd het kiezerschap onthouden. Stemmen De stemgerechtigde burgers kregen elk jaar aan huis biljetten uitgereikt met daarop aangegeven het aan tal kiezersplaatsen dat moest worden opgevuld en een naamlijst van aftredende en aanblijvende kie zers. Aftredende kiezers mochten herkozen worden. Er werd besloten de stemgerechtigden geen lijst te verstrekken waarop alle verkiesbaren stonden, om- Tabel 5 - De census voor stemrecht en kiesrecht in een aantal steden45 stem 1815 kies 1815 stem 1824 kies 1824 Amsterdam 25- 200,- 50,- 200,- Rotterdam 30- 120,- 40,- 160,- 's-Gravenhage 25,- 100,- 33,-ï 140,- Haarlem 30,- 75,- 35,- 100- Nijmegen 10- 25,- 15,- 40,- 's-Hertogenbosch 10- 25,- 20,- 40,- Leeuwarden 10,- 30,- 20,- 50,- Zwolle 8- 25,- 15- 40,- Veere 7,- 30,- 10,- 30,- [258 dat dit een vrije keuze teveel zou kunnen hinderen. Als argument werd zelfs naar voren gebracht dat stemgerechtigden dan - 'naar de ervaring geleerd had' - helemaal niet nadachten over hun keus.40 Maar deze regeling leidde er juist toe dat stemgerech tigden steeds maar weer dezelfde namen invulden, namelijk van de aftredenden. De stemgerechtigden vulden dus een aantal namen in naar rato van het aantal vacatures, ondertekenden het stembiljet47 en leverden het gesloten in. Zij die niet konden lezen en schrijven mochten het stembiljet door iemand an ders laten invullen. De stembiljetten werden geo pend door de raad en vervolgens werd het resultaat opgemaakt.48 Het aantal ingeleverde stembriefjes in de steden - en daaraan gekoppeld de belangstelling van stemge rechtigden - had de neiging sterk af te nemen. Lag dit aantal bijvoorbeeld in Amersfoort in 1816 nog in de buurt van de vijftig procent, vier jaar later zakte het tot een dieptepunt van nog geen twintig pro cent. Het aantal stemgerechtigden in de steden schommelde tussen de vijftien a vijfentwintig pro cent van de volwassen mannen. In Amsterdam lag dit aantal tussen de tien en vijftig procent (zie ta bel 6).45 Maar dit laatste hoge cijfer was een uitzon dering en gold slechts dan wanneer beduidende po litieke kwesties aan de orde waren. Vooral in de jaren rond 1820 lag het aantal ingeleverde stembriefjes laag, namelijk op nauwelijks meer dan tien procent! Het jaar 1830 was een positieve uitschieter, maar in de loop van de jaren dertig was er bij de belangstel lende stemgerechtigden sprake van een dalende ten dens, om pas in de tweede helft van de jaren veertig behoorlijk toe te nemen.50 Over de oorzaken hier van verderop meer. Kiezen Een derde deel van de leden van het kiescollege trad elk jaar, na 1824 om de drie jaar, af.52 Eenmaal per jaar, in de eerste week van oktober, werden de kiezers op het Stadhuis bijeengeroepen ter verkiezing van nieuwe raadsleden. Deze verkiezing geschiedde door de helft plus één van de opgekomen kiezers. Na 1815 (met een kiescollege van drieëndertig personen) wa ren de verkiezingen in Amsterdam dus een zaak van de helft plus één van de kiezers met een minimum van zeventien: na 1824 (kiescollege van tachtig) de helft plus één van de opgekomen kiezers met een mi nimum van 21. Loting bepaalde wie van hen mocht stemmen. Wanneer het minimumaantal van de helft der kiezers ook niet gehaald werd, dan was de verkie zing een zaak van al de opgekomenen. Men kon zich niet onttrekken aan de functie van kiezer, dan om re denen die door de burgemeesters, na 1824 door de raad, voor wettig gehouden werden. Dat kon na tuurlijk gaan om een verhuizing buiten de stad53, maar ook uit hoofde van een 'ziekelijke toestand en gevorderde jaren', of om reden van verzwagering.54 Op onttrekking aan deze plicht (weigering van het kiezerschap zonder wettig geoordeelde redenen, of het meer dan eens niet komen opdagen bij de oproep tot verkiezing) stonden sancties. Het niet opkomen als kiezer kwam niet zelden voor: in steden als 's-Her- togenbosch, Groningen, Zwolle en Amsterdam kwam ongeveer een kwart van het kiezerscollege niet opdagen.55 Het bedanken als kiezer om andere rede nen dan ongesteldheid, ouderdom en verhuizing trof ik niet aan, al gebeurde het wel eens dat men de voor het bedanken aangevoerde reden van fysieke ongesteldheid in twijfel trok.56 Zowel het raadslidmaatschap als het burgemees ter- en wethouderschap waren geen verhindering om ook het stemrecht en het kiezerschap uit te oefenen. Het kiezerschap was dus ook geen beletsel om zelf tot Tabel 6 - Aantal door stemgerechtigden ingeleverde stembriefjes51 N.B. Uitgereikt werden ca. 7000 biljetten. 1819:897 1820:755 1821:734 1830:2376 1831:1507 1833:1137 1834:1063 1835:1046 1838:1164 1840:1395 1842:1582 1847:3206 1848:4032 1849:2148 1851:3418 [259]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 6