[3D] Een Koninklijk Besluit van 1883 schreef voor, dat de toen nog bij de gemeentebesturen berusten de 'oude rechterlijke archieven'vóór 1 januari 1889 naar de in de provincies in te richten rijksarchie ven moesten worden overgebracht. De toenmalige rijksarchivaris in Noord-Brabant interpreteerde het begrip 'rechterlijke archieven' bijzonder ruim en beperkte dit niet tot de stukken die de contenti euze rechtspraak betroffen. Die stukken bevonden zich in het archief van de griffie, hetgeen hij reeds van de arrondissementsrechtbank had overgeno men. Hij betrok bij zijn onderzoek ook de series protocollen en afzonderlijke stukken betreffende zaken van registratie, zogenaamd over 'volontaire' of'willige' rechtspraak. Die maakten, zoals uit ou de archiefinventarissen blijkt, tot dan toe deel uit van het secretariearchief. De gemeenteraad van Bergen op Zoom heeft op 18 november 1885 on der juridisch voorbehoud aan de voorgeschreven overdracht voldaan. In 1904 werden nog drie pro tocollen uit het stedelijk archief door het rijksar chief overgenomen. Deze maatregelen van rijkswe ge betekenden een directe aanslag op de histori sche samenhang in de historisch bepaalde, eigen structuur van het archief. Nadat de ordening en inventarisatie van de archie ven van de Raad- en Rekenkamer in 1980 was vol tooid en de inventaris van het hiermee samenhan gende archief van het Leenhof in 1981 was versche nen, kon de definitieve ordening en inventarisatie van de stedelijke archieven beginnen. Uit bovenstaande structuurschets blijkt dat, ge zien de omvang van het gehele fonds, een keuze ge maakt moest worden welk onderdeel als eerste be werkt moest worden. Daaraan diende een princi piële keuze vooraf te gaan: moest worden berust in de in 1885 aangebrachte herverdeling tussen 'ad ministratief' en 'rechterlijk' archief of moest de bij het einde van het oude bestel in 1811 nog aanwezi ge structuur worden hersteld? De gebruikers van de stedelijke archieven waren aan die scheiding in middels gewend en in tal van publikaties was als bewijsplaats van de - overigens voorlopige - num mering van de bestanddelen van het rechterlijk ar chief gebruik gemaakt. Door het herstel van de structuur zoals die op een historisch bepaald moment bestond, wordt voldaan aan het respect de fonds of herkomstbeginsel. Dit beginsel is in het verleden verschillende malen opnieuw geformuleerd. Een aantrekkelijke versie hiervan vormt het van dit basisprincipe afgeleide instandhoudingsbeginselvolgens hetwelk ieder ar chief een geheel is, waarvan noch de eigen eenheid noch de historisch bepaalde, eigen structuur mag worden verstoord. De uiterste consequentie daar van is dat die structuur zoveel mogelijk moet wor den hersteld, waarbij de scheiding tussen de ver schillende archieven voor zover deze niet meer aanwezig is, dient te worden gereconstrueerd. Naar aanleiding van het bovenstaande meende Van Ham het structuurbeginsel als volgt te mogen aanvullen: Als uitgangspunt bij het herstel van de structuur kan men de orde beschouwen die bestond toen de administratie die het archief heeft gevormd, ophield tefunctioneren. De genoemde principiële argumenten waren vol gens Van Ham voldoende om te beslissen het se cretariearchief als historisch geheel in één inventa ris te beschrijven. Dit diende te leiden tot de her eniging van het 'administratieve' archief met de in 1885 naar het fonds van de 'rechterlijke' archieven overgebrachte stukken betreffende registratie. De keuze voor het secretariearchief als voor naamste deelarchief lag voor de hand. Er zijn inhet griffiearchief weinig bescheiden van vóór 1600 be waard gebleven. Daardoor heeft dit archief een ge heel ander karakter dan het secretariearchief met zijn bescheiden die teruggaan tot 1397. Bij de de finitieve keuze heeft bovendien de aanwezigheid van inventarislijsten van zowel het archief van de griffie als van dat van de secretarie de (praktische) doorslag gegeven. De historisch bepaalde struc tuur was hierdoor voldoende duidelijk. Uit de keuze van de benaming voor het archief: Stedelijke archieven van Bergen op Zoomdeel 1, ar chiefvan de secretarie komen de gehanteerde begin selen duidelijk naar voren. Het eerste lid geeft de band met de stad aan; het tweede de archiefvor mende instantie. Dat was niet de stedelijke autori teit, gevormd door de schepenbank, de burge meesters of de (brede) raad. Deze voerden immers niet zelf de administratie. De archiefvormer, in ca- [314] su de secretaris, stond weliswaar onder hun beve len en gezag maar had de bevoegdheid aan de ad ministratie leiding te geven en als zodanig de archi valia te vormen en te beheren. Dezelfde motieven vormden in 1980 een uitgangspunt bij de betite lingvan de inventaris van de markgrafelijke archie ven als Archieven van de Raad- en Rekenkamer van de markiezen. M. de Bruijn-Franken, L.J. R van Gastel, J. M. J. M. van Loon en WA. van Ham

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 34