Sectoren van het archiefwezen waarin de respondenten na het diploma werkzaam zijn geweest Sectoren waarin men momenteel werkzaam is Uit de enquêteresultaten blijkt naast een behoefte aan modernisering van de opleiding een behoefte aan het creëren van startersplaatsen voor pas afgestu deerden om na hun opleiding ervaring op te kunnen doen in het werkveld. De krappe arbeidsmarkt voor de pas afgestudeerden rechtvaardigt maatregelen om de uitstroom van de opleiding in de komende tijd te beperkten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een scherpere numerus fixus, ook geldend voor de opleiding middelbaar archiefambtenaar. Tevens moet aan de toekomstige aspirant-archief ambtenaren meer dan nu duidelijk worden gemaakt dat hun opleiding niet meer automatisch leidt tot een baan in het openbaar archiefwezen, maar waar- [306] schijnlijk steeds vaker tot een baan in de semistati- sche en dynamische sector. Betere voorlichting over de toekomstperspectieven van de startende archiva ris kan latere teleurstelling voorkomen. Het verdient overigens aanbeveling voortaan de aantallen gediplomeerden jaarlijks vast te leggen en bovendien jaarlijks een onderzoekje als dit te houden onder de uitstroom van het jaar daarvoor. Zo kan de arbeidssituatie van de recent afgestudeerden steeds in de gaten worden gehouden als instrument om be leid mee te kunnen voeren. De studiemiddag Mwdrs H. de Bruijn-Franken opende de studiemid dag met de presentatie van de enquêteresultaten zo als die hierboven zijn weergegeven. Drs H. Nagel hout, werkzaam bij de afdeling Cordinatie Docu mentaire Informatievoorziening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, ging in zijn lezing vervol gens in op de functionele eisen zoals de overheidsad ministratie die stelt aan archivarissen. Hier de kern van zijn betoog. Het boekje Dlv -opleidingseisen^ vermeldt de eisen die de rijksoverheid stelt aan div-medewerkers en dus aan de opleidingen op het terrein van de docu mentaire informatievoorziening. Doel van het boek je is de vraag naar Div-opleidingen vanuit de rijks overheid te bundelen. Het is goed bruikbaar om bij de taken van de medewerkers passende opleidingsei sen te formuleren en op basis daarvan een oplei dingsbeleid uit te stippelen. Medewerkers kunnen met behulp van het boekje hun eigen opleidingsbe hoeften bepalen. Het boekje vindt dan ook gretig af trek. In dit boekje zijn, volgens Nagelhout, nauwelijks eisen van kennis en vaardigheden te vinden zoals die geboden worden door de Rijksarchiefschool. De school heeft haar opleiding immers nauwelijks afge stemd op dynamische en semi-statische werkzaam heden, zoals die verricht worden bij bijvoorbeeld Binnenlandse Zaken. Daarnaast is er maar weinig vraag naar hoger geschoolden binnen de documen taire informatievoorziening. Slechts een klein deel van de di v-medewerkers dat werkzaam is bij Bin nenlandse Zaken, is archiefambtenaar in de zin der wet. Recente ontwikkelingen zouden hun positie be dreigen: ten eerste besteedt men archiefwerkzaam heden, waarvoor een diploma ras ofvvA is vereist, steeds meer uit en zal de verkorting van de overbren gingstermijn de tendens tot afbouw van de eenhe den semi-statisch archief versterken. Daarnaast wor den de centrale algemene secretarieën ontmanteld en uitvoerende werkzaamheden gedecentraliseerd. De kleine groep hoger opgeleide Div-medewerkers houdt zich op dit moment bezig met coördinatie, advisering en normstelling. Zij stellen vernietigings- lijsten op en verrichten eventueel institutioneel on derzoek in het kader van pivot. Verder richten zij zich op het optimaliseren van de bedrijfsvoerings functie van informatie, iets wat niet specifiek is voor behouden aan de archivaris. Vanuit dit standpunt bezien is het volgens Nagelhout dus zinloos door de administratie eisen te laten formuleren, waaraan ar chivarissen moeten voldoen. Voor het functioneren van de administratie zijn de archivarissen wél van groot belang. Vanuit dat perspectief is het formuleren van eisen door de admi nistratie een noodzaak. Die eisen kunnen worden af geleid uit de rol die de administratie van de archivaris verwacht. Die rol is tweeledig. De archivaris moet vroegtijdig aanwijzen wat bewaard moet worden en dus voor overbrenging in aanmerking komt. pivot moet hiervoor het instrument zijn. Hierbij is van belang voor de archivaris dat hij de administratie begrijpt en met vertegenwoordigers daarvan kan communiceren. Daarnaast moet hij eisen stellen aan het te bewaren materiaal. Deze eisen betreffen dus slechts zo'n 5% van het materiaal, dus de administra tie zal zeker aan deze eisen tegemoet willen komen. Daartegenover staat de wens van de administratie dat archivarissen zich niet langer bemoeien met do cumenten en gegevens die niet voor overdracht in aanmerking komen. De administratie kan zelf wel bepalen wat het met die gegevens moet doen. Nagel hout stelt 'namens de ministeries' voor het bestem mingsbeginsel te vervangen door het bestempelingsbe- ginsel\ Hieronder verstaat hij dat documenten en ge gevens pas archief zijn als ze als zodanig door de archivaris zijn aangewezen. Wat dan niet voor blij vende bewaring en overbrenging naar een archief dienst in aanmerking komt is geen archief en valt dus niet onder de bepalingen van de Archiefwet. Als uit wordt gegaan van wat de administratie van [307]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 30