Kroniek 3 Enquêteresultaten en verslag van een studiedag d.d. 19 oktober 1994 Het arbeidsmarktperspectief van de startende archivaris Op woensdag 19 oktober 1994 trad de vers opgerichte nieuwe KVAN-sectie 'Platform voor Recent-Opgeleide Archivarissen' (proa) met haar eerste ac tiviteit naar buiten. Hoofddoel van proa is het onder de aandacht brengen van de problematiek van startende archivarissen met betrekking tot de ar beidsmarkt. De eerste stap was dan ook: het houden van een enquête onder recent afgestudeerde archivarissen om te inventariseren hoe het hen nu ei genlijk op de arbeidsmarkt vergaat. Naar aanleiding van deze enquête en de enquêteresultaten droeg de studiemiddag, die op 19 oktober 1994 te Den Haag werd gehouden, als thema: het arbeidsmarktperspectief van de star tende archivaris. Hieronder volgt een samenvatting van de enquêteresulta ten en een verslag van de studiemiddag. M. Loef overhandigt namens p roa het eerste exemplaar van het rapport van de enquête aan de directeur van de ras, Th. Thomassen... Archivaris en arbeidsmarkt' Zoals in het reglement2 staat aangekondigd, is één van de belangrijkste doelstellingen van het Platform voor Recent Opgeleide Archivarissen (proa) van de kvan: het onder de aandacht brengen van de proble matiek van startende archivarissen met betrekking tot de arbeidsmarkt. Dit idee ontstond omdat in de wandelgangen van het archiefwezen vaak te beluiste ren is, dat startende archivarissen het niet gemakke lijk hebben. Velen zouden (gedeeltelijk) werkloos zijn dan wel jaren na afstuderen nog geen vaste baan hebben of niet de gewenste, bij de opleiding passen de baan. Logischerwijs was proa's eerste stap: het houden van een enquête onder de doelgroep om te inventari seren hoe het de recent gediplomeerde archivaris nu eigenlijk op de arbeidsmarkt vergaat. Al eerder was een dergelijke enquête gehouden, en wel door G. Lasee.3 Zoals de auteur zelf aangaf, was deze enquête bescheiden van opzet, want beperkt tot slechts twee jaargangen RAS-cursisten en tevens be perkt van vraagstelling; conclusies trok Lasee dan ook bewust niet. Wij besloten cursisten van zeven cursusjaren van de Rijksarchiefschool: cursusjaren 1986/1987 tot en met 1992/1993, middelbare en hogere archiefamb tenaren, te ondervragen. Voorzover de enquêteresul taten van Lasee vergelijkbaar zijn met de onze, heb ben wij dat in het rapport verwerkt. Dankzij subsidie van de kvan waren wij in staat de enquêtevragen door een professioneel bureau (Van Dijk, Van Soomeren Partners te Amsterdam) te la ten beoordelen. Medewerking van de Rijksarchief- school, de kvan en verschillende (ex-)klasseverte- genwoordigers bij het achterhalen van recente adres sen en het verzenden van de enquête, stelde ons in staat de enquête onder een zo groot mogelijke groep te verspreiden. Daarnaast willen we met name alle respondenten bedanken, die de moeite hebben genomen de enquê tevragen te beantwoorden en aan ons terug te sturen. Het bleek jammer genoeg onmogelijk om voldoen de fondsen te werven om de enquête ook door een professioneel bureau te laten verwerken. Wij heb ben dit dus zelf gedaan, daarbij zijn wij ons als ama teurs bewust geweest van onze beperkingen. Wij hebben gekozen voor bewerking van de gegeven antwoorden via een eenvoudig statistisch computer programma, waarvan de mogelijkheden beperkt zijn in vergelijking met de software die vaklui ge bruiken voor de verwerking van dergelijke gegevens. Wij hopen toch binnen onze beperkingen voldoen de inzicht te hebben gekregen in de situatie van de respondenten. In totaal zijn 298 enquêteformulieren verzonden on der de doelgroep. Daarvan antwoordden 171 perso nen, 51 hogeren en 120 middelbaren. De respons is onder de gehele groep dus 56% geweest. Dit is voor een schriftelijke enquête vrij hoog. Niettemin is de non-respons 44%, een feit dat mogelijk het resultaat vertekent. De groep die niet heeft gereageerd, kan andere kenmerken vertonen dan de wel-reageren- den. Het ligt voor de hand te vermoeden dat de niet-re- ageerders juist diegenen zijn die zich niet (meer) be trokken voelen bij een onderzoek als dit omdat zij bijvoorbeeld definitief het vak uitgegaan zijn of werkloos zijn. In dat geval zou de werkelijke situatie van de doelgroep dus negatiever kunnen zijn dan het beeld dat in het rapport wordt geschetst. De enquêteresultaten beschouwen we niettemin als de officiële 'arbeidssituatie van jonge archivaris sen' en worden als zodanig het uitgangspunt voor de activiteiten van het Platform in de komende jaren. Vanwege de non-respons van 44% moeten alle con clusies met de nodige voorzichtigheid worden ge trokken. Arbeidssituatie In het algemeen is de ar beidssituatie van de respondenten als totale groep vrij gunstig te noemen. Het overgrote deel werkt binnen het archiefwezen4, een minderheid werkt er buiten. De over-all werkloosheid ligt onder het lan delijk gemiddelde. Sinds het behalen van het diplo ma heeft een klein kwart ooit onbetaald werk binnen het archiefwezen verricht en is een derde van de re spondenten ooit werkloos geweest. Op het moment van het houden van de enquête werkte niemand on betaald. Van degenen die in het archiefwezen werken, werkt de helft in het openbaar archiefwezen en een kwart binnen de semistatische en dynamische sector; [301

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 27