ders beslist wordt dan de catalogus adviseert. De spreker benadrukte het nut van dit hulpmiddel voor zowel ongeschoold als geschoold personeel. Omdat gemeenten niet altijd bereid zijn geld te spenderen aan archivistisch geschoold personeel komt het voor dat onder het motto 'weg ermee' waardevolle histori sche bronnen verloren gaan. Een catalogus als deze kan dit soort ongelukken juist helpen voorkomen. Na de theepauze stond de praktijk op landelijk ni veau centraal. Drs R. B.J. Hageman, medewerker pivot, sprak over de ontwikkeling en toepassing van een nieuwe methode voor de selectie van archiefbescheiden bij Nederlandse rijksinstellingen. Hij benadrukte dat pivot geen betrekking heeft op archieven maar op databestanden, dat wil zeggen bestanden die, onge acht de gebruikte informatiedragers, de neerslag van handelingen of werkzaamheden van een overheids orgaan weergeven of daarbij gebruikt worden. In de ze optiek speelt het begrip 'informatie' een sleutelrol. Archiefbewaarplaatsen dienen alleen data-dragers met een zeker kennispotentieel in huis te halen. Voor de noodzakelijke selectie van te bewaren archivalia heeft pivot criteria ontwikkeld. De bestuurlijke context van het overheidshandelen is daarbij het eni ge objectief vast te stellen houvast. Na een fase van onderzoek die resulteert in een structuuranalyse wordt een vernietigingslijst vastgesteld. Een belang rijk doel van de lijsten is het transparant en duidelijk maken van selectiebeslissingen, niet in de laatste plaats voor de vakgenoten in het archiefwezen. De spreker benadrukte dat het bij pivot niet slechts gaat om een oplossing van een capaciteitspro bleem, maar veeleer om een vorm van positieve ac quisitie. De centrale vraag is: welke soort informatie is belangrijk genoeg om eeuwig bewaard te worden? pivot gaat daarbij uit van bestaande archivistische methoden en theorieën, maar geeft daaraan een an dere draai. Het grote voordeel van deze handelwijze is dat zij, naar het oordeel van de spreker, mogelijk heden biedt voor de toekomst. Hierna sprak dr BKappelhoffvan het Niedersachsi- sche Staatsarchiv in Stade over zijn ervaringen met archiveringsmodellen in de Nedersaksische staatsar chieven. In het begin van de jaren tachtig is men in Nedersaksen begonnen met het ontwikkelen van ar chiveringsmodellen. Doel hiervan was een kwalita tief goed bronnenbestand te vormen en de kosten daarvan binnen de perken te houden. De archieven van onder meer het kadaster, de be lastingdienst en de Kriminalpolizei\e.ne.n zich bij uit stek voor het opstellen van dergelijke archiverings modellen. De verschillen in omstandigheden waar binnen deze diensten opereren laten echter niet toe dat deze modellen volgens vaste schema's worden op gezet. Steeds moeten deze bijzondere omstandighe den, die immers mede bepalend zijn voor de inhoud van de bescheiden, in acht genomen worden. Daar om moet in de eerste plaats een nauwkeurige analyse van de taken van een overheidsinstantie gemaakt worden. Vervolgens moet bekeken worden op welke manier het handelen van de instelling zijn neerslag vindt in de administratie. Tenslotte dient te worden vastgesteld welk materiaal op welke wijze voor per manente bewaring moet worden geselecteerd. Tijdens de discussie beklemtoonde Kappelhoff dat de informatieve betekenis van de archiefbescheiden de doorslag behoort te geven bij het beantwoorden van de vraag 'bewaren of weggooien?'. Hageman be streed deze opvatting en herhaalde dat tegenover het subjectivisme dat inherent is aan de beoordeling van de informatieve waarde de betekenis van archief stukken voor de documentatie van institutionele verhoudingen een objectief houvast biedt voor selec tie. Op een vraag van Dijkstra naar de wijze waarop pivot reageert op de kritiek vanuit de historische wereld antwoordde Hageman dat de historici de ge legenheid hebben hun visie te geven over een vol tooide vernietigingslijst. Na een rondleiding door de Groningse binnenstad volgden een borrel en diner in restaurant Le Sauvage, waaraan ook burgemeester Hans Ouwerkerk aanzat. De volgende dag, vrijdag 23 september, werd het symposium voortgezet bij de Centrale Archief Selec tiedienst te Winschoten. Anno Sportel hield een in leiding over de werkwijze van de cas waarna de deel nemers tijdens een rondleiding konden zien hoe een en ander in praktijk wordt gebracht. Een wandeling via de Winschoter rozentuin bracht de congresserende archivarissen vervolgens naar de [298 schouwburg 'De Klinker' waar de vierde zitting werd gehouden. Deze was gewijd aan een omstreden selec tiemethode: de steekproef. In zijn voordracht liet dr A. Kluge, stadsarchivaris van Hof, verschillende steekproefmethoden de revue passeren en besprak hun statistische kwaliteiten, de bruikbaarheid van hun resultaten voor het sociaal wetenschappelijk onderzoek en de archivistische praktijk. De spreker betoogde dat geen enkele van de beschikbare methoden beantwoordt aan alle te stel len criteria. Dat betekent dat men bij het nemen van steekproeven steeds een combinatie van twee metho den moet hanteren. Teneinde bestanden te vormen die groot genoeg zijn om via de steekproefmethode bewerkt te worden, kan samenwerking tussen lokale archieven noodzakelijk zijn. Bij het toepassen van de steekproefmethode is het van wezenlijk belang de werkwijze nauwgezet te documenteren, opdat latere gebruikers van het geselecteerde materiaal zich een helder beeld kunnen vormen van de aard van de be treffende historische bron De laatste spreker was drsA.J.M. den Teuling, pro vinciaal archiefinspecteur in Groningen, Friesland en Drenthe. Hij begon zijn referaat over de steek proefmethode met een korte inleiding over de proce dure voor de totstandkoming van vernietigingslijs- ten in Nederland en de daarbij gehanteerde criteria zoals administratieve waarde, waarde voor de recht en bewijszoekenden en de waarde voor het historisch onderzoek. Hij stelde dat met behulp van de steek proefmethode geen recht kan worden gedaan aan ad ministratieve en juridische belangen. Bovendien zijn aan het nemen van steekproeven zoveel technische problemen verbonden dat ook de belangen van het historisch onderzoek er volgens de spreker niet mee kunnen worden gediend. Bovendien blijkt dat on derzoekers steeds zelf hun selecties willen definiëren en geen gebruik maken van door anderen gemaakte steekproeven. Den Teuling is van mening dat het be waren van een steekproef beschouwd moet worden als een fopspeen voor archivarissen die geen selectie beslissingen durven te nemen. Tijdens de discussie trachtten beide sprekers hun diametraal tegenover elkaar staande meningen nader te onderbouwen. Duidelijk werd dat het onderwerp meer studie en discussie vereist dan in het kader van dit symposium mogelijk was. Het achtste Duits-Nederlandse Archiefsymposium werd afgesloten met een samenvatting van het be sprokene door drs M. van Driel van het Rijksarchief in Gelderland. Hij constateerde dat de archiefwe reld, zeker in tbeoreticis, sterk verdeeld is in aanhan gers van de bewi jswaarde en aanhangers van de histo rische waarde. Hij betwijfelde echter of deze scheids lijn samenvalt met die tussen rijksarchiefdienst en lokale archiefdiensten. Eenstemmigheid lijkt er slechts te zijn over het feit dat er geen algemeen gel dende selectiecriteria bestaan. Maar wellicht is dit nog niet zo slecht als men bedenkt hoe een van boven opgelegde selectie er zou kunnen uitzien. De praktijk vertoont wellicht toch een ander beeld. Tijdens dit symposium is een veelvoud aan handelwijzen aan de orde gekomen. Men kan daar over het volgende opmerken: 1 het brede scala aan methoden sluit catastrofale systeemfouten uit; 2 de voorvechters van beide stromingen zijn zich er van bewust dat men de beschikbare hulpmiddelen niet blind kan toepassen; 3 er bestaat bereidheid om nieuwe wegen te zoeken voor de oplossing van de selectieproblematiek, hoe omstreden deze ook mogen zijn (steekproeven, pivot). Tijdens de slotwoorden waarin referenten en organi satoren uitvoerig voor hun inspanningen werden be dankt, werd tevens aangekondigd dat het negende Duits-Nederlandse archiefsymposium over twee jaar zal gehouden worden in Paderborn. Na de lunch bestond voor belangstellenden nog de gelegenheid voor een bezoek aan de gerestaureerde vesting Bourtange. Een groot aantal van de deelne mers maakte van deze mogelijkheid gebruik, daarbij profiterend van het schitterende herfstweer. Anne lies de Ruiter en Jan van den Broek 2.99

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 26