Geschiedenis SZW Er werd bepaald dat elk
dossier bewaard diende te blijven dat inzicht gaf in
de organisatie en taakstelling van het ministerie
waardoor een reconstructie van het ministerie en zijn
ambtelijke functies mogelijk zou worden. Dat impli
ceerde dat dossiers die informatie bevatten die het
belang van het individu overstijgen voor bewaring in
aanmerking werden gebracht.
The selection of personel files of a
department At the end of the 1980s, the De
partment of Social Affairs was established, all files
of persons filed at kb were retained for their histo-
4
Concretisering van de selectie
maatstaf
Dossiers van topambtenaren Bij het
ministerie van szw werd besloten om in beginsel de
dossiers van alle topambtenaren te bewaren. Nu fluc
tueert in de tijd de relatie tussen functiebenaming
van de ambtenaren en hun feitelijk gewicht binnen
de ambtelijke organisatie. Vóór de Tweede Wereld
oorlog bijvoorbeeld is de chef van een afdeling een
topambtenaar, maar in 1980 zijn er zo veel afdelin
gen dat er geen reden meer is om elke afdelingschef
als topambtenaar aan te merken. Voordat tot selectie
werd overgegaan, werd het daarom nuttig gevonden
om een overzicht te maken van alle topambtenaren
bij het departement vanaf de instelling. Aan de hand
van dit overzicht kon worden bepaald van welke per
sonen het dossier in ieder geval bewaard blijft.
Met behulp van dit overzicht kon bij szw worden
geconstateerd dat enkele dossiers vermist waren of
zich elders bevonden. Zo is helaas het dossier van de
oud-directeur-generaal en oud-staatssecretaris voor
Volksgezondheid, prof dr P. Muntendam, niet terug
gevonden. Dit is alleen al hierom jammer nu bekend
is dat zich rond deze persoon een historisch gezien
vreemde ambtelijke procedure heeft afgespeeld.
Muntendam werd op 1 april 1950 staatssecretaris
voor Volksgezondheid terwijl hij in februari 19 50 di
recteur-generaal voor dat beleidsveld was geworden.
Op dezelfde manier werd secretaris-generaal mrdr A.
A. van Rhijn, sinds 15 juli 1945 secretaris-generaal,
op 15 februari 1950 staatssecretaris. De benoeming
van deze twee ambtenaren tot politieke ambtsdragers
werd een merkwaardigheid gevonden door onder an
deren de minister van Binnenlandse Zaken. Dit gold
des te meer waar werd bepaald dan wel aangenomen
dat beiden na hun staatssecretariaat weer op hun ou
de ambtelijke functie zouden kunnen terugkeren.
Dit had onder andere tot gevolg dat voor Van Rhijn
geen opvolger mocht worden benoemd omdat be
dongen was dat de instelling van deze staatssecreta
riaten geen extra personele belasring mocht vormen
voor het departement. Dit alles kan worden afgeleid
uit het pd van Van Rhijn en dat van de fungerend se
cretaris-generaal, mr J. H. Klatte, en het valt te ver
wachten dat meer informatie ook is/was opgeslagen
in het vermiste dossier van Muntendam.
Zo is hiervoor uit de doeken gedaan wat de instel
ling van staatssecretariaten voor Van Rhijn en Mun
tendam tot gevolg had voor de ambtelijke organisa
tie. De verhouding tussen staatssecretariaat en amb
telijke functie is te ontlenen aan het individuele
dossier van Van Rhijn en Klatte. Op dezelfde manier
overstijgt het dossier van oud-minister mr A.M.
Joekes het individuele belang. Naar aanleiding van
zijn benoeming tot minister op 7 augustus 1948 ont
stond correspondentie over de vraag in hoeverre het
ministerschap verenigbaar was met het ambtenaar
schap. Joekes was op het moment van zijn benoe
ming tot minister namelijk nog steeds ambtenaar.
Dit was althans formeel zo. Hij was op 11 oktober
1920 in dienst van het ministerie gekomen en was
dat gebleven hoewel hij vanaf 16 september 1925 tot
7 augustus 1948 lid van de Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal was. Overeenkomstig het pd van Joe
kes bevat het dossier van drs G. M. Nederhorst stuk
ken over de incompatibiliteit van de functies van lid
van de Tweede Kamer en Rijksbemiddelaar.
Dit soort dossiers kwamen als individu-overstij
gend dossier en als belangrijk voor de ambtelijke, be-
leids- en zelfs politieke geschiedenis voor bewaring
in aanmerking.
Zuiveringsdossiers Onderdeel van de voor
de geschiedenis van het ministerie en de daaronder
ressorterende diensten belangrijke dossiers zijn de
meeste zogenaamde zuiveringsdossiers. Daarbij gaat
het om dossiers die de stukken inzake de zuivering
van in de Tweede Wereldoorlog bij het departement
(in de meest brede zin) werkzame personen bevatten.
In de zuiveringsdossiers van directeuren van arbeids
bureaus komt vaak aan de orde welke maatregelen
van collaborerende aard er door de min of meer zelf
standig opererende functionarissen zijn genomen en
die een licht werpen op bijvoorbeeld de arbeidsbe
middeling in de standplaats van een bepaalde direc
teur.
[286]
Nieuw ingestelde functies Eveneens
aangemerkt als belangrijk voor de geschiedenis van
het ministerie zijn alle dossiers van personen die voor
het eerst een bepaalde functie zijn gaan vervullen in
een nieuw organisatie-onderdeel. Dossiers over de
aanstelling van bijvoorbeeld het hoofd van een nieu
we dienst bevatten meestal ook correspondentie over
de vraag hoe een dergelijk nieuw organisatie-onder-
deel moet worden ingericht, welke taken aan die
dienst worden opgedragen en wat de kwantiteit en
kwaliteit van de formatie zal zijn.
Voorbeelden hiervan zijn de dossiers van enkele
inspecteurs voor de geestelijke volksgezondheid. Dit
terrein heeft in het ambtelijke vlak in de jaren 1950
en 1960 een enorme ontwikkeling doorgemaakt. De
neerslag van deze ontwikkeling is deels terug te vin
den in deze pd's.
Een ander voorbeeld is het dossier van de enige as
sistent-secretaris-generaal die het ministerie gekend
heeft. Dit personeelsdossier bevat informatie over de
taken en bevoegdheden van deze functionaris die al
leen aan dit individuele dossier te ontlenen zijn.
'Publieke' personen Ter bewaring zijn ook
in aanmerking gebracht alle dossiers die hebben ge
leid tot publiciteit in de media c.q. standpuntbepa
ling van de kant van het ministerie. Eén van de oudste
voorbeelden hiervan is het pd van ir L.A. Fruytier.
Deze ambtenaar was aanvankelijk in dienst bij de Ar
beidsinspectie, werd in 1923 lid van de Tweede Kamer
en werd in 1928 benoemd tot gouverneur van Cu
rasao. In die laatste functie werd hij vanwege een in de
pers breed uitgemeten (politieke) 'blunder' terugge
roepen waarna hij opnieuw in dienst kwam van de
Arbeidsinspectie, omdat hij steeds op bijzonder verlof
was gesteld. Dit leidde echter opnieuw tot publiciteit
in de media en ook in de beide kamers der Staten-Ge-
neraal omdat het vreemd gevonden werd dat iemand
die een dergelijke faux pas had begaan weer gewoon in
dienst kon komen in Nederland, waarbij andere be
kwame ambtenaren door de terugkeer van Fruytier in
hun carrière werden gepasseerd en geschaad.
Vertegenwoordigende lichamen Tot
slot zijn alle dossiers bewaard van politieke ambts
dragers, dat wil zeggen van personen die naast hun
ambtenaarschap een functie in een vertegenwoordi
gend lichaam hebben bekleed. Dit gebeurde on
danks het feit dat in een aantal gevallen de functie of
het dossier van deze vertegenwoordiger in zichzelf
geen enkele reden tot bewaring gaf.
De dossiers van bewindslieden kwamen daarente
gen vrijwel niet voor bewaring in aanmerking. Dat
heeft te maken met het feit dat de wel aanwezige dos
siers van deze personen niets anders bevatten dan sa
larisgegevens, omdat zijniet in dienst zij nde van het
ministerie, via de begroting van het ministerie wor
den betaald.
Overige bijzondere dossiers Een bij
zondere categorie van te bewaren dossiers vormen
de dossiers van personeelsleden die betrokken zijn
geweest bij het onderzoek van de parlementaire en
quête-commissie naar de uitvoeringsorganen sociale
zekerheid (1992-1993). Dit betreft alle personen die
voor deze commissie gehoord zijn. Vanwege deze bij
zondere gebeurtenis en de mogelijkheid dat zij in de
toekomst bij historisch onderzoek van belang zijn,
werd hiertoe besloten.
5
De inventarisatie
De selectie resulteerde in een reductie van het oor
spronkelijk als te bewaren aangemerkte bestand van
40 m tot 1,8 m. Na de selectie vond inventarisatie
plaats. Alle dossiers werden geschoond en vervolgens
gesplitst in de stukken die op termijn vernietigbaar
waren en de stukken die voor bewaring in aanmer
king kwamen. Alle te bewaren dossiers werden in een
beschrijvende inventaris opgenomen. Bij elke be
schrijving werd aangegeven waarom rot bewaring
van het dossier besloten was, meestal blijkend uit een
opsomming van de ambtelijke functies die door de
ambtenaar vervuld zijn. In 1994 verscheen de inven
taris, voorzien van inleiding en verantwoording van
de inventarisatie.12
Summary
[287]