Les 2 Bezoek aan het archief Op deze manier wordt een duidelijke relatie gelegd tussen het lesverhaal en de documentaire informatie. Daarnaast moeten de te bewerken archiefbronnen voor de kinderen toegankelijke en overzichtelijke in formatie bevatten. Tenslotte is het noodzakelijk dat de archivalia geschikt zijn voor het aanleren van his torische vaardigheden. Dit betekent dat de docu menten geselecteerd dienen te worden met het oog op de mogelijkheden om gegevens te verzamelen, te vergelijken en te ordenen, om verbanden te leggen, alsmede om meningen te vormen. Concluderend kunnen we stellen dat de documenten dus zowel op hun inhoudelijke als op didactische mogelijkheden geselecteerd moeten worden. De didactische waarde voor zelfwerkzaamheid aan de hand van archief bronnen is nauwelijks te onderschatten. Enerzijds leren de scholieren zich onderzoeksvaardigheden aan, anderzijds leren zij het belang van archiefbron nen onderkennen. Naast de openbare bibliotheek maken de leerlingen kennis met het informatieaan bod van een ander documentatiecentrum: de ar chiefdienst. Docentenhandleiding Elk onderwijsleerproces valt of staat met de voorbe reiding. Bij de ontwikkeling van lesbrieven betekent dit dat de docent daarin voldoende aanknopings punten moet kunnen vinden voor een adequate voorbereiding van zijn lessen. Het verbaast dan ook niet dat de dagelijkse onderwijspraktijk uitwijst dat leerkrachten, waar het zaakvakken zoals geschiede nis betreft, behoefte hebben aan overzicht. Men wenst in één opslag een bepaalde les of lescyclus te overzien. Het samenstellen van lesstof is beslist niet het bijeenbrengen van wat leesmateriaal en daarover te stellen vragen. Wil een leerkracht met het materi aal uit de voeten kunnen, dan is het noodzakelijk om in een beknopt overzicht de structuur van de aange boden stof uiteen te zetten. Zo'n overzicht kan de functie hebben van een advance organizer' voor zo wel de docent als de leerling. Doordat men weet wat er komen gaat, is men er beter op ingesteld en valt een en ander beter op zijn plaats. Bovendien kan de docent hierdoor een betere inschatting maken van wat er van hem of haar verwacht wordt. Mist het les materiaal voldoende structuur, dan zal het produkt zijn doel voorbij schieten. De leerkracht zal het ma teriaal vanwege het ontoegankelijk karakter links la ten liggen. Deze constatering impliceert dat de leerkrachten geïnstrueerd moeten worden over inhoud en aanpak van het lokaal-historische lesmateriaal. Daarom is het zinvol per lesbrief een afzonderlijke docenten handleiding te vervaardigen. Deze handleiding kan dan gesplitst worden in een inleidend en in een in structief deel. In de inleiding komen dan de volgende elementen aan bod: de structuur van de lesbrief (wat zit er in?), de voorbereidingstijd per lesonderdeel, de plaats waar de lesbrief kan worden ingepast in de ver schillende gangbare geschiedenismethoden, alsme de verwijzingen naar jeugdliteratuur, audio-visuele middelen, musea en toegevoegde verhalen.14 Op de ze manier krijgt de docent inzicht in wat precies van hem verwacht wordt. Het instructieve deel omvat vervolgens informatie over de doelstellingen, de rela tie daarvan met de kerndoelen, de gebruikte infor matiebronnen (primaire en secundaire bronnen), het leesniveau van de lesteksten (AVi-indexen)'s, de achtergrondinformatie per lesonderdeel, de model uitwerking van de voor de leerlingen bestemde vra gen en opdrachten, alsmede differentiatiemogelijk heden. Een nadere toelichting van deze onderdelen is hierop zijn plaats. Om een consistente structuur aan het lesmateriaal te geven zijn per les doelstellingen geformuleerd. Deze doelstellingen zijn gerelateerd aan de kerndoelstel lingen voor het vak geschiedenis in het basisonder wijs. Absolute voorwaarde voor de doelstellingen is dat zij concreet toetsbaar zijn. Vage omschrijvingen van wat van leerlingen verwacht wordt, bieden zowel de docent als de leerling onvoldoende houvast voor een goed gestructureerd onderwijsleerproces en een adequate evaluatie. De doelstellingen moeten zoveel mogelijk in termen van kennen en kunnen geformu leerd worden (zie bijlage). De achtergrondinformatie bevat (per lesonder deel) feitelijke gegevens en beschouwingen over de te behandelen onderwerpen. De bedoeling van deze op basis van grondslagenonderzoek verkregen informa tie is de leerkracht met een minimum aan voorberei dingstijd inhoudelijk toe te rusten om de lesthema's (middels een verhaal) bij de leerlingen te introduce ren. Enerzijds moet de achtergrondinformatie zoda- [276] Bewaard verleden Dit is rekeninge ontfanck ende uutgeven der tymmer- meesteren der stede van de Goude. Alse Heynric Ael- brechtsz., Laurys Garbrantsz. ende Cl'aes Hugensz. Roerende van der tymme- raedze van den Raethuyse. alse van den jaire 1450. Ende gerekent is in dese hoire rekeningh in ontfang ende uutgeven vijftien nuwe placken voir elc pondt, gerekent een nuwe plack voir twe grooten ende scellingen ende penningen dair na. voor mannen? Wat voor brief is dit? Uit welke stad komen zij? Waar staat dat? Kun je ook hun voornamen vinden? Wie maakten die rekening? Zoek op in welk jaar die rekening is gemaakt. Zie je bekende woorden Wat waren Voorbeeld van de wijze waarop leerlingen van het basisonderwijs uit groep 5 in aanraking worden ge bracht met historisch materiaal en historische vraag stellingen nig zijn opgebouwd dat de docent het lesthema in een breder (historisch) verband weet in te kaderen, anderzijds moet zij ruimte bieden voor een lokale in vulling van de les(cyclus). Dit laatste schept vervol gens de mogelijkheid om bij de vragen en opdrach ten de relatie tussen het verleden en het heden te leg gen, waardoor de leerlingen de maatschappelijke betekenis van historische informatie en vaardighe den leren onderkennen. Indien de achtergrondin formatie betrekking heeft op specifieke lesonderde- len (c.q. vragen en opdrachten) is het zinvol om deze informatie aan de betrokken model-antwoorden toe te voegen. Bij de formulering van de model-antwoorden dient men zich terdege bewust te zijn van de bele vingswereld en het denkniveau van de leerlingen. Aangehaalde voorbeelden of meningsvormende op merkingen dienen steeds hieraan gerelateerd te zijn. Vaktermen zijn uit den boze, tenzij nader toegelicht. De model-antwoorden dienen naast de inhoudelijke gegevens didactische informatie te bevatten. Deze laatste informatie is verscheiden van aard. Allereerst heeft zij betrekking op de tijdens de les(sen) te hante- 2.77

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 15