Van de hoed en de rand, of eenentwintig jaren later drs J.N.T. van Albada Studiedag 'Regiovorming' De voorzitter van de Kring van Archivarissen bij Lagere Overheden (kalo), drs J.N.T. van Albada, gaat in zijn prikkelende tekst vooral in op de ministeriële verantwoordelijkheid voor het Nederlandse archief wezen. Teveel, naar zijn mening, luistert de minister - ook nu het gaat om plannen voor regiovorming - naar het rijksbelang, te weinig naar het generale belang. Gelukkig kennen gemeente- en streekarchivarissen hun verantwoordelijkheden! Als voorzitter van de Kring van Archivarissen bij Lagere Overheden heb ik het vandaag gemakkelijk. De kalo heeft namelijk als collectief geen echte op vatting over regiovorming. En dat terwijl elk lid van de Kring bij haar of zijn regiovorming tegelijkertijd subject en object is. En dat terwijl ieder van ons wel degelijk een opvatting heeft over regiovorming en archiefbeheer. Maar, dat alles is iets anders dan het hebben van een collectieve, door de voorzitter ver woorde, opvatting. 'Dames en heren, er is haast ge boden; er zijn reeds enige gewesten tot stand geko men.'1 Dit zijn zo ongeveer de slotwoorden van de voorzitter van de Commissie-Gewestvorming van de van, collega Renting. Zij werden eenentwintig jaar geleden in 's-Hertogenbosch uitgesproken, om precies tezijn op 29 november 1973. Op die datum werd in de voormalige Statenzaal, naast het toen malige rijksarchief, een ledenvergadering van de van gehouden die bijna het einde van de van bete kende. Ronseling, boosheid, faktievorming, insi nuaties, een Brabantse landdag die leidde tot de op richting van de Landelijke Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen. In die vergadering werd behandeld het rapport van de Commissie Gewestvorming, getiteld Gewestvor mingen archiefzorgr De titel spreekt voor zich. In zijn toelichting op het rapport zei Renting onder meer: 'De zorg voor en het beheer van de lokale archieven is in de Archiefwet 1962 niet afdoende geregeld. In tal van kleine gemeenten komt er weinig van te rechtmede omdat een archivaris en een goede be waarplaats ontbreken; vele gemeenten, die wel een archivaris hebben, zijn niet bij machte er een vol ledig functionerende archiefdienst - met inspectie, afdeling documentatie, bibliotheek, restauratie atelier en audio-visuele verzamelingen - op na te houden. Van gewestvorming nu kan een dank baar gebruik gemaakt worden om in die gebreken te voorzien. Gewesten komen immers in aanmer king voor de uitoefening van taken, die de krach ten der afzonderlijke gemeenten te boven gaan. Ter bereiking van ons doel dient in de gewestwet bepaald te worden dat archiefzorg een verplichte gewestelijke taak is. Wettelijk verplicht in te stel len volledig fimctionemide gewestelijke archief diensten dienen de uitvoering van archieftaken, waarin verreweg de meeste afzonderlijke gemeen ten schromelijk tekort schieten of waartoe ze op grond van de huidige wet ook niet verplicht kun nen worden, ter hand te nemen ten behoeve van de 200 gezamenlijke gemeenten, zonder uitzondering, binnen het gewest.5 jBinnen elk gewest kun nen één of meer rayon-archiefbewaarplaatsen, beheerd door rayonarchivarisen, de voortzetting vormen van gemeentelijke archiefdiensten en streek-archivariaten. Een groot voordeel van het in te voeren rayon-systeem is dat het sluitend is: het laat alle witte plekken van de kaart verdwijnen, er blijven geen gemeenten over, die niet tot het rayon behoren. Het ligt voor de hand dat de gewestelijke archiefbewaarplaats in de centrum gemeente van het gewest tevens als rayon-archief bewaarplaats voor de opvang van gemeentear chieven en rijksarchiefbescheiden zal gaan func tioneren. '4 Kritiek op de grondslag van het rapport werd geoe fend door de toenmalige gemeentearchivaris van Tilburg, ik citeer nu uit de notulen van de ledenver gadering: 'De gebreken van de Archiefwet 1962 worden door dit rapport niet verholpen, beter ware het de gehele structuur onder de loupe te nemen. Bij de commissie heef de wens voorgezeten om het gehele archiefbezit te herverdelen en de taken van de Rijksarchiefdienst te besnoeien, waarna dan de gewestarchieven de ruggegraat van het archiefwezen zouden gaan vormen. Spreker is daarentegen van mening dat het te prevaleren zou zijn om de Rijksarchiefdienst, die de rugge graat in het archiefwezen vormt, te versterken. Concluderend is zijn mening: het rapport, dat hij overbodig acht, voor kennisgeving aanne men en niet doorsturen aan de minister. De vergadering bleek het maar op een punt met el kaar eens te zijn, namelijk over de noodzaak om te komen tot een sluitend net op alle niveaus. Van de beoogde gewestvorming is - zoals bekend - niet veel terecht gekomen. Ik ben nog steeds van mening dat in Nederland het zwaartepunt van het archiefbeheer ligt en behoort te liggen bij de Rijksarchiefdienst, ook al beheert het gezamenlijke gemeentelijke archiefwezen in Nederland een grotere hoeveelheid archief, telt het meer medewerkers en is de taakstelling van het gemeentelijke archiefwezen een bredere. De reden voor mijn mening is van pragmatische aard. De Rijksarchiefdienst is nu eenmaal de grootste mono- lytische archieforganisatie in Nederland, waarvoor en waarbinnen het mogelijk is één beleid te voeren. Ook Philips vraagt en krijgt meer aandacht en spreekt meer tot de verbeelding dan het totaal van de overige elektronische industrie in Nederland, ongeacht de kwaliteit daarvan. De spreekwoordelij ke olifant stampt op een brug nu eenmaal harder dan enige horde muizen (een ander evenwicht zal op termijn ontstaan zodra de archiefdiensten van de provincies-nieuwe-stijl Rotterdam overgaan tot sa menwerking, tot de oprichting van een Kring van Provinciearchieven). Daarom accepteer ik dat de minister daarom in zijn beleidsuitvoering laat mer ken dat hij naast zijn generale verantwoordelijkheid voor archiefbeheer, archiefwezen en cultuurbe houd, een specifieke verantwoordelijkheid heeft voor het archiefbeheer en het cultuurbehoud op rijksniveau en voor de Rijksarchiefdienst in het bij zonder. Dat de minister daarbij soms, en de laatste tijd te vaak, een bocht afsnijdt is menselijk. Maar niet alles wat menselijk is, is daarmee goed, of valt goed te praten. Gelukkig weten de uitvoerders, de archiefbeheerders elkaar meestal wel te vinden. Zo kunnen wij, archivarissen bij lagere overheden, bij de rijksdienst te rade gaan en bijvoorbeeld royaal gebruik kunnen maken van daar ontwikkelende standaarden, methoden en technieken en maakt de rijkdienst op haar beurt gebruik van de bij ons aan wezige kennis. U hoort het, een en al hosannah, met helaas een ministeriële wanklank. Ministers wor den nu eenmaal niet op hun zangerskwaliteiten ge selecteerd. De Minister van wvc heeft indertijd met twee oren geluisterd. De in 1973 uitgesproken wens om te komen tot een beleidsnota voor het archiefwezen werd door de Minister verhoord. In 1976 werd de commissie 'Nota Archiefbeleid' geïnstalleerd. De commissie kreeg de opdracht om een nota samen te stellen 'op basis waarvan het toekomstig beleid van de rijksoverheid op het gebied van het archiefwezen vorm gegeven kan worden en welke nota zal kun nen resulteren in een principiële herziening van de Archiefwet 1962 en het Archiefbesluit.'6 In 1982 werd uiteindelijk de Discussienota Archiefbeleidmt- gebracht. Veel van de ontwikkelde ideeën zijn in middels gerealiseerd. Teleurstellend en frusterend [201]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 9