De sprekers uit West-Europa hielden zich beter aan hun onderwerp. Hendrik Gautier (Kopenha gen) dacht dat de over te nemen archieven min stens io, 15 of 20 jaar oud moesten zijn en dat de aanvullingen in kleine porties daarna goed be schreven binnen dienen te komen. Hij vroeg zich af welke ordening je mag verwachten. Over het al gemeen vindt hij dat de instellingen hun archieven op eigen wijze kunnen ordenen. Ook bracht hij het probleem ter sprake van de inbewaringgevers die hun eigen stukken willen lenen. Hij stelt voor dit alleen te doen uit goed geordende archieven. Bij overname moet altijd gesproken worden over de vraag of er vernietigd kan worden met toestem ming van de eigenaar. Hij raadt de archivarissen aan een acquisitieplan te maken en richtlijnen op te stellen voor de overname van particuliere archie ven. André Vandewalle (Brugge) geeft aan dat in het archiefbestand van Brugge maar 7% afkomstig is van particulieren en binnen dat bestand zijn de nog lopende archieven zeer gering en hij juicht de acquisitie van dergelijke archieven ook niet toe. Voor particuliere archieven zou hij dezelfde regels willen toepassen als voor de overheidsarchieven: liefst geen beperkingen bij de overdracht, hoog stens bij persoonlijke archieven. Zijn conclusie is dat het zeker de moeite waard kan zijn nog levende archieven over te nemen, maar dat dan meer be perkende bepalingen zullen moeten worden opge steld. Zohar Aloufi (Haifa) demonstreerde de proble men die zich kunnen voordoen bij het overnemen van particuliere archieven met voorbeelden. Zo hebben zij voor de beschrijving van het archief van een bekend musicus, tijdelijk een musicoloog aan gesteld. In Haifa heeft men nog niet vastgesteld welke particuliere archieven men wel en welke men niet wil verzamelen. Het laatste thema (12) was 'gemeentearchieven en geschiedenis'. Hierbij werd de vraag gesteld in wel ke mate de staf van een gemeentearchief moet gaan in het doen van onderzoek naar de stadsgeschiede nis. Eva Turbuly (Sopron) benadrukt dat één van de taken van een archivaris is verspreiding van kennis. Sopron is een oude Hongaarse stad met een rijke geschiedenis, waarvan het archief goed bewaard is gebleven. In 1918 werd een archivaris benoemd, Jenö Hazi, die aanbleeftot 1950. Hij heeft vele boe ken over Sopron geschreven, zoals een dertiendeli ge bronnenpublikatie en richtte bovendien een plaatselijk historisch tijdschrift op. Turbuly is zelf bezig met een monografie over de stad. Samen met het museum gaat het archief een tweetalige serie opzetten, 'historische bronnen van de stad Sopron'. Een vervolg op het werk van Hazi die er in 1943 mee was gestopt. Deze aktiviteiten hebben een tweedelig doel: historisch besef kweken bij de burgers en stadsbe stuur, zodat zij de stadsgeschiedenis meer tot on derwerp nemen. Norbert Reimann (Mtinster) gaat niet zo ver in het geschiedenis bedrijven als Eva Turbuly, maar ook hij vindt dat archivarissen over de stad moeten pu bliceren, al mag dat niet ten koste gaan van de ove rige taken. Toch beschouwt hij het bestuderen van de stadgeschiedenis tot een kerntaak. Juist deze taak brengt bestuurderen ertoe een wetenschappe lijke archivaris aan te trekken. De laatste spreker over dit onderwerp is Isabelle Rambaud (Marseille). In Frankrijk is sinds 1945 een toename van educatieve activiteiten te bespeu ren bij diverse instellingen. Ook de archief-ten- toonstellingen zijn sterk toegenomen. Evenals Rei mann geeft Isabelle Rambaud aan dat deze activiteit niet ten koste van de andere archieftaken mag gaan. Zij wijst erop dat ook de vereiste faciliteiten voor handen dienen te zijn, zoals een tentoonstellings ruimte en gespecialiseerd personeel. Bovendien moet men kunnen beschikken over een tentoon stellingsbudget dat niet alleen voorziet in de pri maire kosten voor vitrines, het inlijsten enz., maar ook geld uittrekt voor publiciteit en het vervaardi gen van een catalogus. Dit laatste is heel belangrijk, want de catalogus is vaak het enige tastbare dat van een tentoonstelling overblijft. De archivaris zelf moet in staat zijn, door zijn gespecialiseerde weten schappelijke kennis, het vereiste historisch onder zoek te verrichten en de waarde te bepalen van de te exposeren objecten. Hij moet zijn eigen weg volgen en zich niet laten verleiden door de politieke propa- gandaofdev.v.v. [244] Aan het slot van de zitting gaven enige leden een korte toevoeging betreffende de thema's openbaar heid en vernietiging. ICA programma voor Midden- en Oost-Europa De laatste zitting op woensdagmorgen stond on der de leiding van Lendenmann en was gewijd aan het intereuropese samenwerkingsverband op ar- chiefgebied en de rol die gemeentearchieven daar bij zouden kunnen spelen. In zijn inleiding gaf Lendenmann aan dat de voorafgaande zittingen erop gericht waren infor matie uit te wisselen tussen de archivarissen van Midden- en Oost-Europa en die van West- Euro pa. Hierdoor zouden zij beter begrijpen wat ze van elkaar zouden kunnen verwachten. Daarop gaf hij het woord aan Jan van den Broek, die de werking van het ica programma voor Midden- en Oost- Europa uiteenzette. Van den Broek begon met enige filosofische woor den. Het einde van de ideologische scheiding in Europa betekent een uitdaging voor alle Europe anen. De mate waarin zij in staat zijn succesvol met die uitdaging om te gaan zal cruciaal zijn voor de nabije toekomst van ons continent. Ook in de ar chiefwereld doen zich nieuwe mogelijkheden voor betreffende intereuropese samenwerking en oude internationale relaties kunnen weer tot leven wor den geroepen. Op het Internationale Archiefcongres in Mont- réal (1992) heeft men besloten een iCA-program- ma voor Europa op te stellen dat rekening houdt met bestaande patronen van internationale relaties en dat activiteiten die in het recente verleden reeds waren ontwikkeld, daarin inpast. Om dit doel te bereiken werd de 'Co-ordinating Board for the European Programme' ingesteld. Hij heeft tot taak de samenwerking op archiefgebied tussen Oost en West te bevorderen. Dit wordt op verschillende wijzen gedaan. Er zijn projecten geweest die tot doel hadden de wet- en regelgeving op archiefgebied in sommige landen te vernieuwen, een belangrijk proces voor de demo cratisering van de maatschappij. Over conserve ringsproblemen is in 1993 een seminar gehouden in Versailles. Ook is het mogelijk dat de ica ex perts zendt naar landen die problemen hebben. Veel wordt ook gedaan om de toegankelijkheid van de archieven te bevorderen, zoals de uitwisseling van publikaties en microfilms. Lokale of regionale initiatieven kunnen gerealiseerd worden door supranationale organen voor die projecten te inte resseren. Zo is er een computerproject tot stand ge bracht met steun van de Raad van Europa. Bij an dere projecten is de Unesco betrokken. Er zijn ook kleinere initiatieven zoals projecten die zich bezighouden met de standaardisatie van de ar chiefterminologie, het beschrijven van archieven en archiefmanagement. Er wordt geprobeerd om netwerken tussen lan den op te zetten. Zwitserland heeft die met Tsje chië en Slowakije. Er zijn andere landen, zoals Frankrijk en Zweden die iets dergelijks proberen. Van den Broek vraagt tot slot om suggesties voor projecten, waarin problemen van de gemeentear chieven centraal staan. Hierna volgt een levendige discussie, waarbij Els van den Bent het spits afbijt. Zo heeft zij afspraken gemaakt met medewerkers van het gemeentearchief te Boedapest om te inven tariseren welke wensen daar leven, met het doel die wensen te vertalen naar concrete projecten, zodat ze ook ingewilligd kunnen worden. Zij zet daar mee de toon van de verdere discussies. Aan de ene kant is er geld beschikbaar voor Midden- en Oost- Europa, maar aan de andere kant is er gebrek aan goede plannen, om het geld ook daadwerkelijk naar de archieven van die landen te laten doorstro men. Varga toont met een voorbeeld aan, waarom het zo moeilijk is om tot zulke projectomschrijvingen te komen. De archieven hebben een politieke rol ge speeld en de aanstelling van een archivaris was een politieke benoeming. De aldus benoemde perso nen hadden geen contacten in de archiefwereld. De archivarissen die nu in functie zijn, hebben vaak meer dan tien jaar in volslagen afzondering gewerkt en zullen tijd nodig hebben contacten op te bouwen. Een oplossing zou zijn kleine samen- [245]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 31