Tweede zitting: technische proble men De gemeentearchivaris van Boedapest, de heer Varga, zat de tweede zitting voor. Ion Vitan (Boekarest) behandelde het thema 'basisprincipes bij de restauratie van historische documenten'. Het was een theoretisch verhaal, waarin hij de gehan teerde stelregels bij de restauratie op een rijtje zette, waarbij hij verschil maakte tussen basisprincipes, die onder andere tot doel hebben vast te stellen of er gerestaureerd moet worden en zo ja, welke me thoden dan de voorkeur genieten en speciale stelre gels die betrekking hebben op de toegepaste tech niek zoals bijvoorbeeld de eis van reversibiliteit van de behandeling. Op grond van die uitgangspunten heeft hij een lijst met criteria opgesteld die als een soort restauratiecode moet gaan dienen. Hij was de eerste spreker over het zesde thema 'conservering en restauratie van archiefmateriaal'. Hans Eugen Specker (stadsarchief Ulm) zette de situatie in Duitsland uiteen. De gemeenten zijn autonoom in hun archiefbeheer. Dit kan nadelen opleveren. Gemeentebesturen zijn niet altijd be reid een goed opgeleide archivaris aan te stellen en soms in het geheel niet genegen een archiefdienst op te richten. Zij deponeren hun archieven dan in een 'Kreiz'- of in een staatsarchief. Monique Mestayer (gemeentearchief van Duai) vermeldde het typische Franse systeem. De ge meentearchieven staan onder controle van de staat, maar het personeel is in dienst van de gemeente. Jan Salavik (Bratislava) leidt het tweede thema in, dat gaat over de verhouding tussen de gemeentelij ke administraties en het gemeentearchief: zowel de archieven die nu worden gevormd, als de oude ar chieven verkeren in een slechte situatie. Ook de sprekers uit West-Europa zijn kort. James Sewell (Londen) merkt op dat de bestuurlijke reor ganisatie op gemeentelijk niveau veelal leidt tot zulke kleine eenheden dat de vraag zich voordoet of het wel wenselijk is dat zij een eigen archief dienst hebben.5 Wolfgang Löhr (Münchengladbach) legt uit dat iedere gemeente zijn eigen ordeningssysteem voor zijn administratie kan kiezen en dat overdracht van de bescheiden naar het gemeentearchief niet is voorgeschreven en plaatsvindt op basis van vrijwil ligheid. Over het algemeen erkent de administratie de deskundigheid van het gemeentearchief op het gebied van archivering. Het derde thema, dat uitgebreid aan de orde is ge weest in Montréal, luidde: kan een archivaris zijn taak als beheerder van historisch erfgoed combine ren met registratuur-werkzaamheden? Natalja Redkozubova (Minsk) ziet zich voor die taak geplaatst. In de jaren zeventig begon men te beseffen dat niet alle archieven integraal overgeno men kunnen worden, zoals men tot dan toe had gedaan. Men ging selectiemethoden ontwikkelen en vanuit het archief werden voorschriften opge steld voor het archiefbeheer bij de instellingen. Ramon Alberch i Fugueras (Barcelona) vindt dat de gemeentearchivaris toezicht moet uitoefenen op de archieven van de beheerseenheden, die hun archieven naar het gemeentearchief moeten over brengen. Dit dient gepaard te gaan met standaardi satie van de archieven die thans worden gevormd. Hij is er een voorstander van dat de archivaris de gehele levenscyclus van het archiefstuk begeleidt. Svanhildur Bogadottir (Reykjavik) schetst de situ atie in haar stad. Daar is de archivaris inderdaad ook 'record manager', zij vindt dat een ideale situ atie, want dan kun je invloed uitoefenen op het geen overgebracht wordt naar het gemeentearchief en in welke staat. In het vierde thema komt de afbakening van de ver antwoordelijkheid van de gemeente- en de staatsar chieven aan de orde. In Oost- en Midden-Europa kan dat heel ingewikkeld zijn, zoals blijkt uit de voordracht van Jüri Kivimae (Tallin). De twee oud ste nog steeds bestaande gemeentearchieven in Est land zijn die van Tallin, in 1883 opgericht als stads archief Reval, en die van Parnu, ingesteld in 1894. In 1921 werd het Centrale Staatsarchief van Estland in het leven geroepen dat alle stukken van vóór de re volutie van 1918 ging beheren. Daarnaast bestond het staatsarchief dat de stukken van de regeringsin stellingen bewaarde. De Estlandse archiefwet van 1935 gaf de gemeenten het recht hun eigen archie ven te beheren en de archieven van instellingen die voor de geschiedenis van de gemeente van belang waren. In 1940 kreeg het gemeentearchief van Tallin een meer regionale functie. Dit beleid werd voortge zet onder het Nazi-regime (1941-1944). In 1975 kreeg het archief de staus van centraal staatsarchief. In 1991, toen de Republiek Estland onafhankelijk werd en de grote politieke en sociale hervormingen plaatsvonden, werden vele instellingen en bedrijven geliquideerd. De archieven van de opgeheven instel lingen kwamen in verschillende archiefbewaarplaat sen terecht. De nieuwe Estlandse archiefwet van 1994 herstelt voor de gemeentearchieven de situatie van 1935 en staat de lokale en staatsadministraties toe hun archieven over te dragen aan de staats- of ge meentearchieven. Deze tegenstrijdigheid hangt sa men met een verandering in de huidige structuur van de administratie in Estland. De plaatselijke ad- [240] ministratie is niet meer autonoom, maar wordt ge controleerd en gefinancierd door de staat, en het zelfde geldt voor de gemeentearchieven. Een tweede probleem is dat alle gemeentearchieven de laatste vijftig jaar archieven en collecties zijn kwijtgeraakt aan de staatsarchieven, hetzij gedwongen, hetzij vrijwillig. Volgens de spreker zal het wel een jaar of tien duren voor de situatie bij de gemeentearchieven weer is genormaliseerd. Ook in Frankrijk is volgens Franz Jayot (Sèvres) de afbakening van de verantwoordelijkheden tussen staats- en gemeentearchieven nogal gecompliceerd, ondanks de decentralisatiemaatregelen van 1982/ 1983, waardoor de Franse burgemeesters meer greep op hun administraties kregen. De stukken die deze administraties voortbrengen gaan naar de ge meentearchieven. In sommige gevallen behouden de burgemeesters de rol van vertegenwoordiger van de staat en de stukken die in dit soort gevallen worden geproduceerd worden niet als gemeente lijk beschouwd en gaan naar het staatsarchief. Uit de voordracht van Juhani Lomu (Helsinki) kwam naar voren dat de staatsarchieven in Finland in tegenstelling tot de gemeentearchieven, een groot deel van de infrastructuur van de overheids archieven voor hun rekening nemen, zoals regelge ving, archieftheorie, publikaties en opleiding. Jonathan Rhys - Lewis (Berkshire) gaf vervolgens eveneens enige basisprincipes aan die grotendeels overeen kwamen met die van de vorige spreker. Daarnaast pleitte hij voor standaardisatie en nam hij het beroepsprofiel van de restaurator onder de loep. Naar aanleiding daarvan stelde hij zich de vraag, wie, bij de voortgaande specialisatie, de uit eindelijke beslissingen op het gebied van restaura tie moet nemen: de beheerder van de stukken of de restaurator. De laatste spreker van dit thema was Hélène Bon- nin (Fougères). Zij las de tekst voor die Jeanne- Marie Dureau had samengesteld op grond van haar ervaringen in Lyon: 'conservering en restaura tie in archieven: enige financiële aspecten'. Zij gaf aan dat voor een goede kostenberekening vereist is, dat men weet welke soorten papier men in huis heeft en van welk formaat, daar afwijkende forma ten de conserveringskosten sterk kunnen doen op lopen. Specifieke behandelingen kunnen wegens de hoge kosten slechts voor sommige materialen worden aangewend, zoals ontzuring. Tot slot gaf zij een reeks van behandelingen aan, waarvan zij het wenselijk achtte dat zij in de aangegeven volg orde zouden worden aangewend: schoonmaken (vooral ontdoen van stof), beschermen (juiste ber ging), op ander materiaal overzetten (veelal ver filming), ontzuring, versterking van het papier. Bij het zevende thema stond de automatisering centraal, met name de invloed die de automatise ring bij de administratie heeft op de werking van de archiefdiensten. Amalia Raceva (Sofia) legt de situatie in haar stad uit. Haar verhaal vertoont overeenkomsten met dat van Juri Kivimae over de gecompliceerdheid van de fondsen die die ze in huis hebben: archieven gedeeltelijk overgedragen aan andere instellingen, naderhand weer gedeelte lijk terug ontvangen, waarbij ook opheffing en pri vatisering van instellingen een rol spelen. Daar naast hebben ze met nog twee problemen te kam pen. De administraties zijn op automatisering overgegaan en het overgebrachte archiefmateriaal wordt plotseling de laatste drie jaar intensief ge raadpleegd, met name omdat iedereen zijn rechten op vroeger bezit gaat trachten te bewijzen. Om de ze problemen het hoofd te bieden, heeft de over- 2.41

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 29