^>m>w Kroniek 1 Het op geautomatiseerde wijze toegankelijk maken van rechterlijke archieven Hollandse archivarissendag 1994 j.» pij <?3L i ctf1- ciP^-J««A if yt JtiSrw»?" w» ■O* tjaf J) 1*- 0&-S9 iW*- or «44^ 'Yï-v je<nr&*Aw^ oi>rÊ- vCoii yfj1 Jc.ka.n tvturCbve tOerrcd Si^Av?./ VI tf. fci» is fco Af m(L JoA* (M«£eJU..^M ss**^ «ca 'tC drtft» -r. SJlyXbuc* «{f0" \wL T^W.-*- S <J0»vt<a3>, QV^vuzcrc,^ rfrcvXWm"^- j -*>V rs -fiA-.FT<W J*" i vo^v'Tjjr QSPr •JrxJ* .«-^ i ,c J?\. tNf*w Af*t ré ww. v" v w (jsvum-Sr a f, iq q •^o^V\:cR<€';'^V^C^ ^VV ■^'T' <Ss^->s3v^SvPk' «fy ,3 ■^'^r.'lé^D j 'j 4^«u*frx4.^ t(f& \y> A - V VA •r -• vWw- I j .WT. .V dera» '="Ml rvj/ï- (Vf e£> V» B Eén van de inschrijvingsregisters van de bij het Hof van Holland geadmitteerde advocaten en een ontsloten boedelrekening uit het archief van het Hof van Holland (inv. nrs. 5943 en4274fa). Foto: Algemeen Rijksarchief. Op 3 juni jl. werd voor de zesde maal een Hollandse Archivarissendag ge houden. Het Gemeentearchief Vlaardingen trad op als gastheer. Aan het thema, het op geautomatiseerde wijze toegankelijk maken van rechterlij ke archieven, besteedden drie sprekers aandacht. [232] Rechterlijke archieven en de computer: wensen en (onmoge lijkheden Prof dr S. Faber, hoogleraar Nederlandse rechtsge schiedenis aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, hield als eerste een inleiding over de wensen en mogelijkheden met betrekking tot het geautomati seerd toegankelijk maken van rechterlijke archie ven. Voor zover hem bekend was, werd in 1974 de computer voor het eerst bij een onderzoek naar strafrechtpleging in de achttiende eeuw gebruikt.1 Dit had een positieve betekenis voor het onder zoek, zoals bleek uit: de verzameling, verwerking, beheersing en het benutten van grote hoeveelheden gegevens; het terugvinden van details in die grote hoeveel heden; en de presentatie van gegevens in woord, tabel en grafiek. Toch moet de betekenis van de computer ook wor den gerelativeerd. In het begin kostte het coderen, ponsen en verkrijgen van gegevens uit een elders opgestelde machine veel tijd. Historici die aller eerst boeken behoorden te schrijven, vervielen er nog al eens toe opgebouwde gegevensbestanden te blijven aanvullen en vervolmaken. Het onderzoek in rechterlijke archieven dateert van vóór het computer-tijdvak en was dus niet af hankelijk van deze uitvinding. Soms zouden de re sultaten zonder dit hulpmiddel volgens de spreker in bepaalde opzichten misschien zelfs beter en sneller zijn verwerkt als geen gebruik van de com puter was gemaakt. Vervolgens besteedde Faber aandacht aan: 1 de inhoud en doelstellingen van onderzoek en 2 het toegankelijk maken van rechterlijke archie ven, waarbij dan van belang is wie dit doet, hoe dit gebeurt en onder welke voorwaarden. In het eerste geval moet er een onderscheid worden gemaakt tussen onderzoekers die hun onderzoek aanvullen met gegevens uit rechterlijke archieven (genealogen, wetgevingsjuristen, literatuurhistori ci en onderzoekers op het terrein van sociaal-eco nomische geschiedenis) enerzijds en onderzoekers voor wie de rechterlijke archieven de hoofdbron zo niet de enige bron zijn anderzijds. De eerste groep 'incidentele' onderzoekers zal deze archieven blijven benutten. De toekomst zal moeten Ieren of dit ook voor de laatste groep, de 'structurele' onderzoekers, geldt. In hun geval lijkt Faber een verdere grensoverschrijding van het on derzoeksterrein wenselijk. Hierna toonde hij met behulp van een voorlopi ge grafiek aan hoe zich het aantal zware delicten in de periode 1 525-1989 in Amsterdam had ontwik keld.2 Opmerkelijk hierbij is dat er pas omstreeks 1850 sprake was van een sterke toename. Na een sterke terugval omstreeks 1920, nam het aantal de licten in het interbellum weer toe. Een ontwikke ling die na een tijdelijke daling na de Tweede We reldoorlog doorzette. Naast deze onderzoeken vroegen twee vragen om beantwoording. Allereerst hoe het kwam dat er aanvankelijk zo weinig strafzaken voorkwamen. Uit de onderzoeksresultaten blijkt namelijk duide lijk dat er geen rechtstreeks verband tussen crimi naliteit en inwonertal bestaat. Vervolgens moest onderzocht worden hoe de verhouding is tussen vermogens- en geweldsdelicten, waarbij dan kon worden bezien of en zo ja welke verschillen er op dit terrein waren tussen stad en platteland.3 Voor de beantwoording van deze vragen moest ook on derzoek gedaan worden naar lichte strafzaken en civiele zaken. De archieven van het Openbaar Mi nisterie (om) dienen daarbij te worden betrokken, omdat tegenwoordig 80% van de processen uit lichte zaken bestaat. Verder moet men er op be dacht zijn dat conflicten en strafbare feiten ook in eerdere stadia afgehandeld kunnen zijn; gegevens die vóór 1811 in de notariële archieven en daarna in de archieven van de politie zijn te vinden. Op zich vond Faber het toe te juichen dat rechter lijke archieven beter toegankelijk worden ge maakt. Al was het alleen maar om te voorkomen dat verschillende mensen hetzelfde onderzoek gin gen doen. Toch vroeg hij zich daarbij af of het wel kon en of het de hoogste prioriteit moest hebben. Als problemen zag hij dat er te weinig mensen voor zijn in de discipline van de rechtshistorici, terwijl de verbinding met het historisch onderzoek bin- [233]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 25