dng, te dicht op de politieke beslissing zitten en die signalen al meenemen. Datvertroebeltde discussie. Ketelaar Ik kan daar een heel eind in meegaan. H u ussen Er is nog een andere vraag waar ik graag een antwoord op zou krijgen. Het is mij niet ontgaan dat er in sommige reacties op de Nota-Klep geop perd is om het veld van gebruikers te verbreden. Daar moet je toch mee opppassen. Dat kan best een tactisch goede zet zijn, maar ik denk dat als de toe komst van de archieven ons echt ter harte gaat de vakhistorici beter moeten worden voorgelicht, op een zodanige wijze dat zij een fatsoenlijke gespreks partner worden. Daar zijn de archivarissen in tekort geschoten. Er wordt op dit moment terecht gesteld dat je verbaasd staat van wat vakhistorici soms niet weten. Ik bedoel hier uitdrukkelijk vakhistorici. Die hebben dat vak geleerd. Geschiedenis is typisch een vak waarop je leuk kan liefhebberen. Archivarissen denken dat zij een academische studie hebben ge daan en een vak hebben geleerd en dat ieder ander die dat vak betreedt een beunhaas is. Het vak ge schiedenis schijnt iedereen te kunnen betreden. Ze ker, daar komen hele leuke dingen uit, maar ik blijf benadrukken dat vakhistorici mensen zijn die de methodiek van het vak hebben geleerd en dat in de praktijk brengen. Die mensen zijn het best geëqui peerd om hierin te adviseren. Je moet gewoon ratio neel, professioneel handelen en naar degenen toe stappen die het beste advies kunnen geven. Als ik wat dit betreft een voorbeeld mag geven, dan vind ik de samenstelling van de nieuwe commissie voor de rechtbankarchieven niet adequaat. Ketelaar Ik ben er zelf schuldig aan, want ik heb de intersubjectiviteit erin gebracht, maar dit gaat over de inhoud van de Nota-Klep, meer dan over de invloed van anderen op de discussie. Ik ben om heel andere redenen tegen het inschakelen van amateurs, namelijk omdat ik überhaupt de gebruikers de ultie me beslissing over bewaren of selecteren ontzeg. Maar ik denk wel dat het goed zou zijn als over de aanpak, de vraag hoe je tot selecteren komt, meer discussie zou zijn tussen de archivarissen en de ande ren, bijvoorbeeld ook statistici en bestuurskundigen. Janssen Natuurlijk moeten de historici buiten het selectieproces blijven, maar zij moeten wel be trokken worden bij het vaststellen van de grondsla gen van de selectie, dat is ook wettelijk vastgelegd. Hunssen Mag ik hier een opmerking maken? De heer Den Teuling heeft ook in zijn reactie de nadruk gelegd op het begrip archivaris-historicus. Wat ik nu ben gaan constateren in de afgelopen jaren, is dat er een toenemende scheiding is tussen de archivaris vakman en zijn achterliggende interesses. Ik bedoel dit: ik hoor de vroegere algemeen rijksarchivaris, Ke telaars voorganger, zeggen dat de beste opleiding voor de top van het archiefwezen jurist is. Ik zie nu als ontwikkeling dat steeds meer archivarissen professio neel bezig zijn, als archivaris, als manager. Of zij nu historicus zijn, dat doet er verder niet toe, zij moeten goede managers zijn, zij moeten goed het vak toepas sen en voor wie ofwat dat interesseert hen verder niet. Daarom maak ik mij extra zorgen en daarom ook komt het historische veld nu in actie, die zien onge veer hetzelfde, terecht of onterecht. Als dit een ver keerd beeld is moeten de archivarissen dat maar corri geren. Zelfs meneer Den Teuling is een beetje ge schrokken van de reactie van de historici en heeft gedacht: zij hoeven niet op mijn stoel te gaan zitten. Den Teuling Dat is zo. Huussen Dat willen de historici ook niet, maar zij proberen duidelijk te maken dat zij benauwd zijn geworden. Zij zijn benauwd geworden omdat zij denken dat de kwalitatieve bewaking van de histori sche bronnen (ik heb alleen nog maar het woord kwantitatief gehoord) dreigt uitgevoerd te gaan wor den door mensen die dat niet meer als historicus doen, maar alleen maar als archivaris-manager. Dat is in mijn perceptie de reden waarom de hele discus sie is ontstaan. Daarom denk ik dat het strategisch heel verstandig zou zijn om de vakhistorici op één of andere manier die inspraak te gunnen die zij in de Rijkscommissie voor de Archieven niet hebben. Want ik heb het gevoel dat je daar gewoon ingepakt wordt, om het op zijn plat Hollands te zeggen. In de Rijkscommissie voor de Archieven kom je niet tot je recht, daar kun je niet je vakinhoudelijke zaken kwijt en zelfs de vakhistorici-archivarissen schrikken daar van en reageren alsof er een aanslag wordt gepleegd op hun professionele integriteit. [14] Den Teuling De situatie in het driehoeksover leg is zo, dat je een aantal mensen hebt uit de regi stratuurwereld, een paar mensen uit de, laten wij zeggen, bestuurskundige en de technische hoek, een archivaris-beheerder en een archivaris-inspec teur. En het is wel degelijk zo dat in de voortgang van de discussie, het plaatsen van categorieën wel of niet op een lijst, voortdurend juist de archivaris be zig is met het toetsen van zijn voorstellen op de his torische achtergronden en op geen andere. Kijk, als wij ons moeten afvragen of bepaalde stukken drie jaar, zes jaar of twaalf jaar bewaard moeten worden, dan zijn dat dingen die ons matig interesseren. Ik sta daarbij op het standpunt dat het vooral zo moet dat de administratie daar efficiënt mee kan werken en dat anderzijds geen stukken mogen worden ver nietigd, voortijdig, waar de burger zijn rechtszeker heid aan ontleent. Maar als het gaat om het bewaren van categorieën zonder meer, lukt het juist meestal aan de archivaris om zijn ideeën boven tafel te hou den, gewoon omdat hij intellectueel de registra tuurmensen vaak de baas is. Als een archivaris vindt dat een categorie bewaard moet worden en de regi stratuur sputtert tegen, dan krijgt de archivaris meestal zijn zin. Ketelaar Als we nou toch op die discussie in gaan, denk ik dat de heer Huussen op een andere ma nier vertolkt wat ook in dat eerste stuk van De Rooy staat. Hij citeert daarin Van der Meiden, die zegt dat de verhouding tussen de archivaris en de historicus lijkt op de verhouding tussen een zanger en de pianist die hem moet begeleiden. En hij schrijft: 'In de we derzijdse afhankelijkheid verscherpen zich de onder scheiden professies. De kloof tussen beide beroeps groepen zal dan ook zeker nog toenemen'. Dat heeft hij al voorspeld in begin 1989. Ik ben het in zoverre eens met de heer Huussen dat een deel van de angst, van de frustratie van de historici, samenhangt met het feit dat archivarissen en historici, elk om goede rede nen, zich aan het professionaliseren zijn. Dat is eigen aan de twee beroepsgroepen. Er zal altijd een tegen stelling blijven. De archivaris wordt soms door de historicus slechts als waterdrager beschouwd, hij wordt geduld bij bepaalde evenementen, als men hem nodig heeft weet men hem te vinden en verder niet. Dat geldt wederzijds denk ik, de archivaris heeft de historicus nodig, de vakhistoricus evenals de ama teur, en de vakhistoricus en de amateur hebben de ar chivaris nodig. Wanneer die verhouding op zichzelf beter zou zijn geweest, zou de discussie wellicht een aantal van zijn scherpe kanten niet gehad hebben, die hij nu zeker gekregen heeft. Ik vind dat de heer Huussen wat be treft die juristen samenzweringen of spoken ziet. Ik betreur juist, als jurist, dat er tegenwoordig veel min der juristen in het archiefwezen zijn dan vroeger. De afgelopen vijfjaar, ik moet mij met de heer Huussen erbij voorzichtig uitdrukken, hebben ook méér ar chivarissen een doctoraat in de letteren verworven op basis van een door een vakhistoricus bewerkt proefschrift, dan in de tien jaar daarvoor. Huusen Ik geloof dat het daar niet om gaat. Er zijn natuurlijk nuanceringen aan te brengen, maar het gaat toch echt om het principe: wat is nu de rich ting van die professionalisering binnen het archief wezen en de richting van die professionalisering in het vak geschiedenis. Wij zijn toch oud genoeg om nog archivarissen van de oude stempel als Harden- berg, juffrouw Van Eeghen en anderen meegemaakt te hebben. Die mensen werkten heel anders, die zou je nu niet meer aan het hoofd van een archief zetten. Een archivaris hoeft geen historische stukjes meer te maken, dat wordt niet van hem verwacht. Het mag wel, als hij er nu lol in heeft om een heleboel boeken te redigeren, zoals sommigen, dan doet hij dat maar, maar dat is niet zijn vak. De vakken historicus en ar chivaris groeien uiteen. Ik weet dus niet hoe dat verder in het driehoeks overleg in de praktijk gaat, maar de angst die gegene reerd is, wordt door de hele literatuur, de hele discus sie, de opmerkingen die worden gemaakt, ook van de kant van registratuur, van mevrouw Sint van de pc- din bijvoorbeeld, niet weggenomen. Men zegt dat men het advies van de historici niet nodig heeft. Dat staat zwart op wit allemaal. De Minister van wc zegt in de nota: 'ze moeten maar genoegen nemen mèt. De uitvoering van beleid, dat is het'. De historici denken dat de archiefwereld decre teert. Wij zeggen dat men naar ons moet luisteren. Wij vertolken een bepaald vak, daar hebben wij voor geleerd, dat is ook eeuwen in ontwikkeling geweest, net als de archivistiek in ontwikkeling is geweest. Wij zijn nu op een bepaald niveau, in een bepaald stadium van ontwikkeling. Op het niveau waar wij [15]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 8