lijk, voor mijn beroepsuitoefening (voor mijn be roepseer is wat anders) die recente archieven schelen? Niets, ik werk er nauwelijks mee'. Ik heb onder andere meneer Flim bij ons in Gro ningen, die een dissertatie schrijft over de Joodse kinderen na de Tweede Wereldoorlog, gevraagd zijn ervaringen op papier te zetten. Hij had mij een paar maanden geleden verteld, dat hij op het Rijksarchief in Haarlem gevraagd had naar de dossiers van die Joodse kinderen. Die archivaris daar zei dat daar nooit naar gevraagd werd, naar die archieven. Ze stonden op de nominatie om vernietigd te worden. Toen heeft Flim gezegd dat zij dat nu maar niet niet moesten doen, omdat hij daar zijn proefschrift over wilde schrijven. Die dossiers zijn bewaard, zij zijn op een rij gezet. Er komen nu uit de hele wereld, elke week, brieven om inlichtingen uit dat archief. Den Teuling Wat niet weet, wat niet deert, dat komt omdat erover gepubliceerd is. Ketelaar Het omgekeerde gebeurt ook. Moor man van Kappen is net aangehaald, zeventien of achttien jaar geleden. Hij heeft uitdrukkelijk gezegd: 'Geef ons', hij bedoelde de rechtshistorici, 'nog even de tijd, dan kunnen wij kijken of er eigenlijk wel zo veel i n die kantongerechtsarchieven zit, want het kan best zo zij n dat er materiaal weg kan'In die zeventien jaar dat die kantongerechtsarchieven zijn aangehou den is er nog nooit een hond voor geweest. Ik heb nu net een verzoek moeten weigeren van het Rijksar chief in Gelderland om incidentele vernietiging uit diezelfde kantongerechtsarchieven. Hebt u wel eens standpunten bewust scherper naar voren gebracht dan nodig was, bijvoor beeld om reacties uit te lokken? Ketelaar Ikheb impliciet al wel gezegd dat ik in derdaad af en toe bewust standpunten scherper naar voren gebracht heb. Op het symposium-Sigmond ging het er om een andere benadering van de selectie te markeren. En in de vele interviews die ik in de BVD-discussie moest geven, moest ik, op dat veld van privacybeschermers en allerlei lieden met min of meer duistere bedoelingen, ook wel eens wat scher per zijn. Vandaar: 'Als er een dossier over Vestdijk zou zijngooi het dan maar weg'Dat vind ik op zich zelf niet erg, althans, ik zit niet zo in elkaar dat ik mij daar zo over kan opwinden. Huussen Ik zit anders in elkaar. Heb ik scherper gereageerd dan nodig? Nee, hooguit te wei nig. Den Teuling Ik steek betrekkelijk veel tijd in mijn verhalen en ik heb mij gelukkig altijd net zo ge nuanceerd uit kunnen drukken als waar ik behoefte aan had. Ketelaar De heer Huussen heeft gelijk, de reac tie in het nrc -Handelsblad van 18 november 1991, op het stuk van Klein, was inderdaad net tegen een zwak punt. Ik vond dat ik op dat moment als alge meen rijksarchivaris voor mijn medewerkers op moest komen en ik vond en vind het nrc-Handels blad niet de plaats voor de inhoudelijke discussie vóór of tegen. Vandaar dat ik niet alleen een reactie aan het nrc-Handelsbladh.tb gezonden, maar tege lijkertijd de uitnodiging aan het bestuur van het NHG. Janssen Mijn artikel over selectie op institutio neel niveau, dat staat er ook in denk ik, is op bepaal de plekken bewust scherp geformuleerd. Voor mij zelf had ik op dat moment niet het idee dat ik echt iets nieuws aan het ontwikkelen was. Ik bouwde voort op de ideeën die mijn hoogste chef indertijd el ders had geventileerd. Dat hoor je netjes te doen, als loyaal medewerker. Bovendien, wij hebben er ook contact over gehad, over het verhaal zelf. Ik heb het bewust heel scherp geformuleerd, absoluut. Of dat iets is waar je later spijt van moet hebben, ja of nee, dat weet ik niet. Ik heb dat dan niet echt, maar ik ge loof, als je daar meer tijd voor zou nemen, dat je het dan wellicht anders zou schrijven. Mijn standpunt is niet wezenlijk veranderd, maar ik zou het anders ge formuleerd hebben. Wat was de invloed van anderen op de discussie, waar haalt u uw standpunten vandaan? Den Teuling In dit geval voornamelijk eigen er varing. Ik put uit vakliteratuur, ook de buitenlandse, en ook wel de praktijk, zowel het bekijken van stuk- [12] ken als het beoordelen van andermans selectiewerk, zowel als docent als inspecteur. Ik kijk in concreto dossiers na die met name door dienstverlenende bu reaus voor gemeenten voor vernietiging apart gezet zijn, en ook wel financiële bescheiden die doorwsw- ers zijn geselecteerd. En ik werk natuurlijk mee aan het opstellen van verniedgingslijsten Janssen Ik kan mij erbij aansluiten dat de dage lijkse inspectiepraktijk veel invloed heeft. Je moet daar over nadenken, dat waar je in de praktijk mee geconfronteerd wordt, waar je tegen aanloopt. Ik denk ook dat dat één van je taken is: nadenken over de beheersbaarheid van het materiaal en de taak die je op dat terrein hebt als toekomstige beheerder. Je wordt ook beïnvloed in de zin dat je diensten bezoekt waar een selectiepraktijk gaande is, waar je je vraag tekens bij zou kunnen zetten, of waarvan je zou kun nen zeggen dat het te ver gaat. Je moet je gewoon de selectieproblematiek eigen maken en er bewust mee omgaan. Er zijn natuurlijk aanvullende invloeden, in de zin van kwantitatieve gegevensonderzoeken. Als rijksar chiefinspecteur wordt je natuurlijk ook beïnvloed door de Rijksarchiefdienst als totaal, zeker door de algemeen rijksarchivaris, die degene is die een be langrijke stem heeft in het beleid dat de Rijksarchief dienst naar buiten brengt en waar je niet omheen kunt. Niet in de zin dat je hem dan maar gewoon elke dag over zijn bol moet aaien, van 'ik doe lekker mee en zo gaan wij het doen', maar je moet daarmee wel in gesprek komen. Ketelaar Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik graag let op wat er in het buitenland gebeurt. Dat brengt ook de functie met zich mee, ook mijn functie bij de Table Ronde, waarvan ik de invloed al heb aangegeven. Zeker is van invloed ge weest de Canadese, op praktijkervaringen gebaseer de, theoretische, archivistische literatuur van recente datum. De Duitse literatuur ook wel, maar die is dan weer sterk geïnspireerd op wat er aan de andere kant van de oceaan ontwikkeld wordt. De Engelse litera tuur is van veel minder invloed. De praktijk van selectie elders heeft mij niet zo zeer beïnvloed, dar geef ik toe. Wel kwam op het symposium-Sigmond, waar de selectieproblematiek voor het eerst naar voren kwam, die nota over de ver zelfstandiging van de rijksmusea ter sprake, dat was ook de aanleiding voor dat symposium. De directe aanleiding was natuurlijk de verkorting van de over brengingstermijn. Dat is het probleem waarvoor ik een oplossing dien te verzinnen. De bestuurskunde heeft in zoverre een rol ge speeld dat Max Beekhuis zelf bestuurskundige is en dat bepaalde onderdelen van de PivoT-problema- tiek samen met de faculteit bestuurskunde van de Universiteit Twente zijn uitgetest. Maar, zeker onder invloed van de bijdrage van De Graaf op het sympo sium van het nhg, denk ik dat wij juist op dat punt nog eens heel goed moeten studeren.'7 In het algemeen wil ik opmerken dat de intersub jectiviteit wel steeds heel erg beperkt is geweest. Je zou je moeten afvragen of je niet een veel ruimere kring van mogelijke gebruikers, op welke wijze dan ook, erbij zou moeten betrekken. Huussen Voor mij was mijn vak de voornaamste invalshoek. Ik ben tot de conclusie gekomen - die niet is veranderd en ook niet zal kunnen veranderen - dat uiteindelijk de vakhistorici degenen zijn die in houdelijk, en dan noem je het maar subjectief, de meest aangewezen personen zijn om mede, op zijn minst mede, aanbevelingen te geven over hoe archie ven geselecteerd moeten worden. Dat in de selectie allerlei andere elementen een rol spelen spreekt vanzelf. Geld speelt een rol, maar het is net als in de medische wereld: het heeft de medi sche wereld tien jaar gekost voordat op tafel kwam wie de beslissingen neemt, soms over leven en dood, namelijk degene die de budgetten vaststelt. Dat moet hier ook op tafel komen, dat is tot op de dag van vandaag niet gebeurd. Wat dat betreft neemt de vakhistoricus, zeker iemand van de universiteit, een onafhankelijker houding in dan degene die dichter bij het ministerie zit, dichter bij de politiek zit, en signalen opvangt, over de grenzen van het budget, die hij bij de toepassing van zijn vak meeneemt. Als historicus is dat mijn zorg niet, ik hoef niet op het kostenaspect te letten. Dat is een politieke beslissing. Als de politiek zegt: wij hebben maar voor zoveel ar chiefgebouwen geld en niet voor zoveel, dan zijn dat politieke keuzes die wij in een democratische staat moeten accepteren. Maar daar heb ik als weten schapsman niets mee te maken. Ik vind het verve lend dat archivarissen, af en toe, naar mijn inschat- [13 1

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 7