aangezwengeld om een politiek doel te bereiken, vol strekt buiten deze discussie over selectie en vernieti ging. Als individuen, op grond van hun geweten en hun herinnering, konden vermoeden dat zij mis schien, op een voor hun verkeerde manier, in de dos siers zaten, wilden zij tenminste inzage in de dossiers krijgen. Daarmee wilden zij tevens een politiek doel dienen, namelijk een bepaalde overheidsinstelling, die zij hebben gevoeld als een bedreiging, onderuit halen. Ketelaar Anderzijds heeft het BVD-debat na tuurlijk wel effect gehad, omdat, naar mijn idee voor het eerst in de parlementaire geschiedenis in de twin tigste eeuw, een groot deel van de problemen van se lectie en privacybescherming in ieder geval op de po litieke agenda is gekomen. In zoverre waardeer ik tot op zeer grote hoogte de BVD-discussie. Nogmaals, ik heb hem zelf geëntameerd. Als ik nu achteraf terug kijk op dat symposium dat ik toen georganiseerd heb, samen met het IN G overigens, waarin door Max Beekhuis, met mijn volle instemming, voor het eerst iets van de pivoT-aanpak naar voren is gebracht, dan denk ik dat de pivoT-aanpak daarbuiten had moe ten blijven. Achteraf gezien hebben wij dat symposi um te vroeg georganiseerd en ten onrechte daar zelf, een beetje als de tovenaarsleerling, de koppeling ge legd, in ieder geval in de presentatie, tussen pivot, selectie en BVD-archieven. Den Teuling Ik denk ook dat dat de oorzaak is voor het misverstand tussen de Rijksarchiefdienst enerzijds en de historici anderzijds. Men heeft uit het idee dat pivot op institutioneel niveau selecteerde èn alle uitvoeringsdossiers weg zou gooien, de con clusie getrokken dat teveel historisch waardevol ma teriaal verloren zou gaan. Terwijl, als je nu kijkt hoe het in de praktijk werkt met pivot, de manier waar op zo'n institutioneel onderzoek plaatsvindt, dan zie je dat het in feite leidt tot een uiterst consciëntieuze manier van totstandbrengen van bewaar- en vernie- tigingslijsten. Als men pivot had gepresenteerd en tegelijkertijd daarmee het eerste resultaat, denk ik dat de hele discussie niet had plaatsgevonden. Huussen Daaraan kun je twijfelen. Ik denk dat er toch meer aan de hand is geweest in de voorge schiedenis, de aanloop, van de discussie, dan die BVD-zaak, waar ik mij eerlijk gezegd niet zo mee heb beziggehouden, pivot is één, daar kan over gedis cussieerd worden, er kan een compromis uitkomen, denk ik. Daarnaast ligt er echter nog een aantal uit spraken. U vraagt naar partijvorming, dat is een beetje een zwaar woord. Het is duidelijk dat er, en dat blijkt ook uit het hele dossier dat nu inmiddels op tafel is geko men, een groot gevoel van onbehagen in de histori sche wereld is en dat zal op één of andere manier moeten worden weggenomen. Hoe heeft dat onbe hagen zich ontwikkeld? Met name doordat in eerste instantie in de discussie, zoals ik het heb ervaren, niet op eikaars standpunten is ingegaan. Men heeft ge woonweg reacties14 genegeerd, omdat die niet in de kraam te pas kwamen. Dat is één en dat geldt voor de meeste deelnemers aan de wetenschappelijke discus sie, in het nab en dat soort gremia. Tegelijkertijd speelde het doorzetten van een op lossing van het probleem. Een oplossing waar de his torische wereld, in ieder geval ikzelf, het grootste re spect voor heeft. Ik zal niemands recht ontkennen, die daar ambtelijk voor is aangewezen, om voor die overbrengingsproblematiek, die selectieproblema tiek, een oplossing te gaan zoeken. Het gaat alleen om de manier waarop dat de afgelopen jaren is door gezet. Eén van de stenen des aanstoots, ik vind dat wer kelijk een gruwel, is dat boekwerk Omslag in Opslag. Ten eerste de titel, maar goed, dat is dan modern, dat moet tegenwoordig zo. Ten tweede de kostbare uit voering ervan. Het is ongelooflijk hoeveel geld erin wordt gestoken om dit soort stukken status te geven. In mijn ogen maakt zo'n benadering, die stukken op zo'n manier presenteren, al een aantal mensen die het met heel wat minder moeten doen - kijk naar de uit voering van de Nota-Klep - een tikje schichtig. Dat is één, dat is het uiterlijk, maar het gaat natuurlijk om het innerlijk. Omslag in Opslag is een boekwerk dat voor elke vakhistoricus volstrekt beneden de maat is. Het is een complete karikatuur van het historisch vak. Dat had niet gemogen, op zo'n manier. Ik ben ervan overtuigd dat het boek vakhistorici heel erg doet nadenken over het niveau waarop in bepaalde burelen gewerkt wordt. Overigens bedoel ik met 'vakhistorici' echte vakhistorici: mensen die zich met het vakgeschiedenis actief bezighouden. Ik wil hele maal niets ten nadele van amateurs, met wat voorop- [10] leiding dan ook, zeggen, maar ik wil wel een onder scheid maken tussen vakhistorici en anderen als het over partijvorming gaat. Den Teuling Op deze twee punten wil ik kort ingaan. Op de eerste plaats het niet reageren op de standpunten, dat is niet iets wat alleen archivarissen verweten kan worden. Ik heb na de Nota-Klep op nieuw geschreven dat men bij het waarderen van in formatie, zeker wat archieven betreft, niet moet ver geten dat het om administratief materiaal gaat en dat dat toch een groot deel van de waarde uitmaakt. Daar wordt van de historische kant ook niet op gere ageerd. Op de tweede plaats, wat betreft dat werk Omslag in Opslagik vind dat ook minderwaardig, maar bent u er van overtuigd dat het inderdaad op grote schaal gelezen wordt? Volgens mij is het name lijk niet leesbaar. Huussen Wij moeten elkaar natuurlijk niet ver wijten over en weer gaan maken. Ik heb mij twee keer kort en krachtig in deze discussie gemengd en ik heb er niet de behoefte aan dat elke week te doen. Als u zegt dat de historici laat hebben gereageerd dan zeg ik ja, natuurlijk. Een paar zijn begonnen met hun mond open te doen en dat heeft héél traag gewerkt. De heer Ketelaar heeft het net al gezegd, Klein heeft gereageerd. Mijn mening over die reactie van Klein is dat hij volstrekt inadequaat is. Eén zin uit dat stuk in het nrc-Handelsblad- je moet al weten wat de ach tergrond van de discussie is om die zin überhaupt te hebben begrepen - was genoeg voor de heer Ketelaar om zó'n stuk te maken naar aanleiding van die cryp tische zin.15 Dat doet de heer Ketelaar goed, daar is hij voor aangesteld. Als men zegt dat de historici ook wel wat te verwij ten is, dan geef ik dat direct toe. Ketelaar Ik sluit een beetje aan op dat onbeha gen. Ik vond het ontstèllend om op dat BVD-sympo- sium te merken dat een aantal vooraanstaande vak historici, ik zal hen niet noemen, volstrekt niet bleek te weten hoe al sinds 1968 de Archiefraad betrokken is bij het samenstellen van een vernietigingslijst. Nog kort geleden heb ik meegemaakt, in het bestuur van een achtenswaardig genootschap van vakhistorici dat ook gereageerd heeft op de Nota-Klep, dat ik op een gegeven moment vroeg: 'Heren, wie van jullie heeft ooit een vernietigingslijst gezien?' en dat geen van de aanwezigen ooit een vernietigingslijst had ge zien. Dat is treurig. Maar ik draai het nu om, ik ben geneigd om met onverwoestbaar optimisme, dat ik van mijn voor ganger heb overgenomen, te zeggen dat als er al enig nut van de discussie is geweest, het dan in ieder geval is dat, méér dan alleen Van der Woude, Huussen en De Rooy, een grotere groep historici zich bij het se lectieprobleem betrokken voelt. Kijk maar naar alle reacties op de Nota-Klep, kijk ook naar het nieuwe nummer van de bmgn.'6 Het is vanuit een negatie ve houding, verontrusting en verbazing, enzovoort, maar veel meer vakhistorici dan tot voor kort zijn zich met het probleem van selectie en vernietiging gaan bezighouden. Waartoe dat leidt is dan weer vers twee, maar dat heb ik steeds bedoeld met mijn aan haling van Klein, 'de selectiediscussie is te belangrijk om alleen aan archivarissen over te laten'. Want, lees het stuk van Bordewijk, de discussie over selectie en vernietiging heeft zich tot 1991 bijna uitsluitend in de kring van archivarissen afgespeeld. Vindt u de betrokkenheid van de historici over het algemeen niet een beetje laat komen? Ketelaar Ja, daar heb ik wel oorzaken voor aan gegeven. Pas met de inwerkintreding van de Archief wet in 1968 zijn ook de archieven van na 1813, zeker op rijksniveau, in het gezichtsveld van de archivaris sen en ook van de onderzoekers gekomen. Ik genera liseer nu, maar er waren tot voor kort nog maar wei nig onderzoekers, contemporanisten, die voor dat recente materiaal überhaupt belangstelling hadden. Huussen Dat is zo, dat is de hoofdreden. Ketelaar Dat is een belangrijke reden. Voor de rest wisten mensen dat er van vóór 1850 niets vernie tigd werd en eigenlijk uit de tweede helft van de ne gentiende eeuw ook nog niets. De overige archieven waren nog bij de departementen. Huussen Als ik dat mag aanvullen, ik heb gepro beerd wat contemporanisten, ik wil niet zeggen voor mijn karretje te spannen, maar een lont te geven. Ik heb op een bepaald moment gezegd: 'hoor eens, ik doe nieuwe geschiedenis, wat kunnen mij uiteinde- I]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 6