Gemeenschappelijke vooronderstel lingen Wetenschappelijke discussies moeten zich niet alleen richten op datgene wat onderwerp van wetenschap kan zijn, maar moeten ook worden ge voerd op basis van gemeenschappelijke vooronder stellingen. Hulp van de informatiewetenschap pen Er is een kentheoretisch vraagstuk dat bij zondere aandacht verdient. Kan men uitsluitend op grond van de waardering van de handelingen van de archiefvormer tot betrouwbare algemene uitspraken komen over de waarde van de door die handelingen gegenereerde informatie en zo niet, kan men dan als aanvulling daarop of zelfs in plaats daarvan de intrin sieke informatiewaarde van archieven waarderen? Dit kwaliteitsprobleem - het probleem van de waar dering van de bewijswaarde en de researchwaarde van de in archieven opgeslagen gegevens - is niet al leen voor de archief- en de geschiedwetenschap, maar ook voor de informatiewetenschappen een on derzoeksobject. kennis van cultuur en als middelen tot cultuurparti cipatie. Het is niet operationaliseerbaar: het moet ge concretiseerd worden in buitenwetenschappelijke noties als 'symbolische en emotionele waarde', 'his torische betekenis', 'representatief voor de identi teit', 'karakteristiek voor de tijd', 'belangrijk aspect van de samenlevingen cultuur', etc. Het geijkte begrip 'belang van het historisch onder zoek' geeft de wetenschap meer en de politiek min der houvast. Historisch onderzoek kan hier worden opgevat als onderzoek met een retrospectief karakter, waarbij de secundaire functie van archieven wordt gerealiseerd. Historici mogen bij de definiëring van dat belang best een belangrijke inbreng hebben. Niet omdat zij de enige gebruikersgroep zijn, maar juist omdat zij evenals archivarissen als deskundigen mo gen worden beschouwd in de methodiek van het re trospectieve onderzoek en de bronnenkritiek. Iedereen mag bezwaren hebben tegen selectiemetho den, maar als men er wetenschappelijke uitspraken over wil doen om een alternatieve methode ingang te doen vinden, dan zal men die uitspraken moeten ba seren op de vooronderstellingen van de archiefwe tenschap die aan die selectiemethode ten grondslag liggen. Als autonome wetenschapsdiscipline heeft de ar chiefwetenschap een eigen object, procesgebonden informatie, en een eigen methode, de functionele of contextuele analyse. Vanuit dat object en met behulp van die methode worden alle andere concepties van de discipline gedefinieerd, inclusief de begrippen 'handeling' en 'administratieve context'. Handelin gen in hun institutionele context vormen voor archi varissen het gezichtspunt van waaruit naar archieven wordt gekeken, niet omdat dat de macroselectie ver eenvoudigt, maar omdat dat een consequente uit werking is van het archivistische begrip archief. De selectie wordt niet administratief gemodelleerd om daarmee het belang van de administratie te bevorde ren, maar omdat in archivistische zin alle informatie in archieven administratiefis gemodelleerd. Wat voor de archiefwetenschap geldt, geldt natuur lijk ook voor de geschiedwetenschap. Wetenschap pelijke uitspraken over het historisch belang van bronnen, die gebaseerd zijn op de toepassing van we tenschappelijke criteria die de geschiedwetenschap voor bronnenkritiek heeft ontwikkeld, zijn vanuit de archiefwetenschap niet falsificeerbaar. Intersubjectiviteit is niet hetzelfde als consensus. Consensus streven we na in het cultuurbeleid, waar uiteindelijk de meeste stemmen gelden. Intersubjec tiviteit streven we na in de wetenschappelijke discus sie, die aan wetenschappelijke eisen moet voldoen. Kennistheorie en bronnenkritiek In zijn algemeenheid kan worden gesteld, dat selectie tot doel heeft hoogwaardige informatie te bewaren en laagwaardige informatie te vernietigen. In het se lectieproces wordt informatie gewaardeerd op kwali teit. Die waardering kan voor een deel worden be schouwd als een vorm van externe bronnenkritiek. En juist op dit terrein moeten archivarissen en histo rici in staat zijn uitspraken te doen die aan de weten schappelijke eis van intersubjectiviteit voldoen. Het selectiedebat hangt aan elkaar van kentheoreti sche vraagstukken. Geven archieven de werkelijk heid weer of verbeelden ze slechts de werkelijkheid vanuit het gezichtspunt van de overheid? Kan men zonder bezwaar direct naar de in archieven opgesla gen gegevens kijken of moet men daarbij altijd de bril opzetten van de overheid die die gegevens verza meld heeft? Kan men uit overheidsarchieven de es sentie van het overheidshandelen destilleren of niet? Kunnen er objectieve criteria voor vernietigen en be waren worden gevonden of is dat onmogelijk? Kun nen historici op basis van het bewaarde een getrouw beeld van de werkelijkheid blijven geven of is dat hoe dan ook onmogelijk? Zijn archieven een representa tie van de formele taken en bevoegdheden van de ar chiefvormer of representeren ze slechts taken en be voegdheden zoals de archiefvormer ze heeft geïnter preteerd of gesaboteerd? In hoeverre wordt het beeld dat we van die handelingen zien, vertroebeld door de [112] vorm die die de registratuurambtenaar daaraan heeft gegeven? Vragen die, of ze nu behoren tot de klassie kers van de de theoretische geschiedenis en de ar chiefwetenschap of verwijzen naar complexe vraag stukken die nog nauwelijks zijn geformuleerd, nog niet door archivarissen en historici eenstemmig zijn beantwoord. Voor archivarissen en historici ligt hier nog een breed terrein braak. Een onderlinge discussie over kennis theorie en bronnenkritiek kan in een aantal proble men al gauw tot consensus leiden, kan degenen die aan naïef realisme lijden daar snel van genezen, kan het inzicht doen groeien in de subjectieve momenten in de levensloop van archieven in het algemeen en het selectieproces in het bijzonder en wellicht een basis leggen voor theoretische vooruitgang op dit gebied. Zoals hierboven al is aangegeven, opereert de func tionele archiefwetenschap op een ander abstractie niveau dan de beschrijvende archiefwetenschap: het gaat niet meer alleen om de structuur van documen ten, maar om de structuur van de informatie. De in formatiewetenschappen houden zich - vanuit een andere invalshoek dan de archivaris - bezig met de analyse van informatie en informatiestructuren. Daarbij zijn analyse-instrumenten ontwikkeld, die ook voor de archivaris bruikbaar zijn. De informatie wetenschappen worden ook om andere redenen voor de archivaris belangrijker. De technologische ontwikkeling, de ontwikkeling in de informatica, beïnvloedt sterk het proces van de archiefvorming. Archivarissen zullen zich met de moderne informa tietechnologie moeten bezighouden, omdat ze niet alleen de externe structuur, maar ook de interne structuur van informatie moeten blijven begrijpen. Het is niet toevallig, dat in de discussie over de selec tie zowel door archivarissen als door historici op no ties uit de informatiewetenschappen een beroep wordt gedaan. Het lijkt zeer de moeite waard, bij de operationalisering van de begrippen analytische en kritische waarde, bij de discussie over de selectieme thoden en criteria en bij de verdere ontwikkeling van de archiefwetenschap als zelfstandige discipline naast de informatiewetenschap van de wetenschap pelijke potentie van deze verwante wetenschap nog meer gebruik te maken. Beroepsprofiel en beroepsopleidingen Beroepsprofiel De Nederlandse archivaris was aanvankelijk een beoefenaar van de geschiedwe tenschap. Daarna profileerde hij zich vooral als ar chiefambtenaar. De veranderingen in de archiefwe tenschap dwingen hem nu in de eerste plaats een professional te zijn. Hij moet een specialist zijn in de behandeling van procesgebonden informatie, in de behandeling van informatie met een historische di mensie en in de waardering van de kwaliteit van pro cesgebonden informatie. De archiefwetenschap dient niet meer alleen als theoretische basis voor het ordenen en beschrijven van de archieven die zich bevinden in de openbare archiefbewaarplaatsen. De functionele archiefwe tenschap is de theoretische basis geworden voor de behandeling van procesgebonden informatie in haar verschillende levensfasen. Daardoor is zij niet meer gebonden aan één bedrijfsproces binnen één type or ganisatie. De grenzen van de beroepsgroep worden anders en ruimer gedefinieerd. De archivaris is niet meer gelijk te stellen met de ar chiefambtenaar. De ontwikkelingen in de archiefwe tenschap en de verkorting van de overbrengingster mijn brengen hem steeds dichter in de nabijheid van de administratie. Zijn rol bij het handhaven van de [113

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 57