ring op den regel worden gemaakt. Niet wenschelijk
mag het echter in het algemeen worden gerekend
stukken ouder dan het midden der 17e eeuw te ver
nietigen.'
De gevoelsmatige grens van vernietiging blijkt dus in
honderd jaar met nog eens één eeuw te zijn vermin
derd: het thans veelvuldig gehanteerde (maar aller
minst voorgeschreven) grensjaar 1850 is aanmerke
lijk conservatiever dan het standpunt van een eeuw
geleden. In de toelichting van paragraaf 14 wordt ge
zegd: 'Het gevaar dreigt dat de archieven der 19e
eeuw worden verwaarloosd. Wil men aan het gevaar
ontkomen, dat er om ruimte te verkrijgen zal worden
vernietigd zonder sorteering en zonder onderschei
ding (dan moet men een overbrengingstermijn
van circa 25 jaar in acht nemen). Met andere woor
den, vernietiging na sortering en onderscheiding, en
mits de stukken jonger zijn dan circa 1650, stuit niet
op principiële bezwaren.
De oudste vernietigingslijst, die inderdaad een
doorlopende machtiging tot vernietiging geeft, zoals
dat thans gebruikelijk is, dateert ook van 1896 en
kende ook de grens 1850 niet.s Voordien werd alleen
incidenteel vernietigd, zoals wij dat thans zouden
noemen.
In de definitie van 'archief' in de Handleiding, para
graaf 1vindt men het begrip archief beperkt tot 'het
geheel voor zover deze bescheiden bestemd waren
om onder dat bestuur of die ambtenaar te blijven be
rusten'. Volgens de toelichting dient de toevoeging
'blijven berusten' om aan te geven dat expedities en
grossen in het archief van de geadresseerde thuisho
ren, en niet in het archief van degene die het stuk
heeft opgemaakt.
Later heeft Panhuysen in zijn al aangehaalde arti
kel betoogd dat het woord 'blijven' zou moeten ver
vallen om te zijner tijd vernietigbare bescheiden toch
onder de definitie archiefbescheiden te laten vallen.9
Inderdaad komt het in de huidige definities niet
meer voor. De auteurs van de Handleiding waren
zich van deze implicatie van het woord 'blijven' blijk
baar niet bewust.
De integriteit van archieven is slechts impliciet als ar
gument opgevoerd om vijf archieven van kantonge
rechten uit te zonderen van de werking van de Lijst
van voor vernietiging in aanmerking komende ar
chiefbescheiden, berustende onder het beheer van de
griffier van het kantongerecht (1947-1985).10 Aan
het tot stand komen van die lijst is door een commis
sie x van de toenmalige Archiefraad, ingesteld in
1975 met het speciale doel om te preadviseren over
de archiefbescheiden van kantongerechten en arron
dissementsrechtbanken, actief meegewerkt.
De gebruikte term voor de motivering van deze
wijze van bewaring (die overigens niet in de gepubli
ceerde stukken is te vinden, maar alleen in interne
notities) luidde echter niet 'integriteit' ofschoon ge
heel', maar museumgedachte; in feite is hier dus
sprake van een vorm van steekproefsgewijze bewa
ring, om de onderzoeker in staat te stellen na te gaan
wat vermoedelijk in de andere kantongerechten is
vernietigd.
Ook het archief van de ministerraad11 wordt inte
graal bewaard.
De integriteit van de archieven wordt ook in dit
geval niet gebaseerd op de ideële principes van de ar-
chivistiek, maar op de belangen van het historisch
onderzoek.
Met name ten aanzien van de kantongerechtsar
chieven plaats ik daar een groot vraagteken bij; het
toewijzen van vorderingen beneden een niet al te
hoog maximumbedrag en de strafrechtelijke afhan
deling van verkeersovertredingen als kapotte fiets
verlichting en openbare dronkenschap maken de
belangrijkere zaken waarvan O. Moorman van Kap
pen12 terecht melding maakt volstrekt onvindbaar
en dus het archief onbruikbaar voor historisch on
derzoek.
Theorieen praktijk Bij toeval kwam ik op
het spoor van een artikel van de Canadese Luciana
Duranti. Zij behandelt13 de ideologie van de archief
selectie met retorische herhaling van de frase 'It has
been said that appraisal is: an antiarchival concept
an antihistorical concept an antijuridical con
cept.' Als bronnen geeft zij op voornamelijk Italiaan
se en Spaanse literatuur vanaf 1973.14
Op grond van het structuurbeginsel is selectie uit
afzonderlijke archieven in theorie te verwerpen. Zij
gaat echter nog een stap verder.
Niet alleen de selectie van stukken binnen een ar
chief ('fonds') is anti-archivistisch, ook de selectie
van gehele archieven is dat, omdat alle archieven zo-
[104]
wel interne als externe correlaties hebben en de in
formatie in de onderdelen, ongeacht of deze zich in
hetzelfde of in een ander archief bevinden, elkaar on
dersteunt (dus ook de bewaring van vijf van enkele
tientallen kantongerechten is volgens deze redene
ring niet voldoende)
Dat geldt net zo voor de gebruiksmogelijkheden
van de informatie voor historisch onderzoek: zelfs
identieke stukken komen in verschillende context in
verschillende archieven voor. En hetzelfde geldt voor
de benadering van archieven als bewijsmateriaal. Ui
teraard weerlegt mevrouw Duranti alle drie stellin
gen, maar toch uitsluitend vanuit een utilitaire rede
nering: kerkhoven van documenten zouden onbe
heersbaar zijn vanuit archieftechnisch (archival)
gezichtspunt, niet te bestuderen vanuit historisch
oogpunt en onbruikbaar vanuit juridisch oogpunt,
zodat integrale bewaring in strijd is met de doelstel
lingen van archieven, voor de administratie, voor
rechten bewijs en voor degeschiedenisbeoefening.
Deze conclusie werpt ons dus weer terug op de wel
degelijk gevoerde discussie over doelstellingen en
methoden die door Bordewijk zo praktisch is samen
gevat, en door het veld van historici en archivarissen
thans zo uitgebreid wordt voortgezet. Deze bijdrage
vormt daarbij slechts een intellectueel spelletje: deze
reductio ad absurdum leidt tot de conclusie dat ar-
chivistiek uiteindelijk een empirische wetenschap
blijft, want de theorie dat ook vernietigbare stukken
van de integriteit van het archief deel uitmaken is
niet te weerleggen. Integendeel: in die gevallen dat
men zich inderdaad voor historisch onderzoek met
snippers moet behelpen bij gebrek aan beter mate
riaal, zoals de complete archieven van de Romeinse
en vroeg-Byzantijnse keizers, beschrijft men bijvoor
beeld economische geschiedenis aan de hand van
tienduizenden fragmenten van weggegooide, maar
door het Egyptische woestijnzand geconserveerde,
voornamelijk particuliere, archiefstukken.
Dat het resultaat van dergelijke geschiedschrij
ving volkomen anders is, dan wat op min of meer
volledig materiaal sinds de tweede helft van de ne
gentiende eeuw is gebaseerd, spreekt vanzelf.
Het theoretische uitgangspunt dat de complete
bewaring van archiefbescheiden het enig juiste is, is
zowel onweerlegbaar als absurd. Zich opknopen aan
zuiver theoretische uitgangspunten is dan ook we
tenschappelijke zelfmoord. Ook dat geldt niet alleen
voor de in dit artikel behandelde stelling.
Summary
'The wonderful whole'. Appraisal theory
and archival science. Following remarks by
Luciana Duranti on archival integrity the author
discusses the influence of appraisal theory on archival
principles in the Netherlands from about 1830 until
1960. There appears to have been hardly any influen
ce of this sort. The principle of archival integrity and
of respect for archival structure never caused any
objection to the destruction of parts of the archives.
The theory of appraisal was developed only from
viewpoints of accessibility and archives administra
tion. Archival science is an empirical science.
IMoten
1 's-Gravenhage, 1973.
2 'Verliezendoorkiezen?',nab 95
(1991)78-91.
3 Lexicon van Nederlandse Archiefter
men, nr. 9.
4 G.W.A.Panhuysen,'Deherzie-
ning van de handleiding. De Neder
landse oorsprong van het Beginsel
van herkomst', nab 62(1957-1958)
28-49. De hier geciteerde passages
staanopp. 32en 38.
5 Zie C. Bloemen, DeRoermondsear-
chiefkwestie (Maastricht, 1966).
6 Geciteerd volgens Panhuysen,
'Herziening'.
7 Inventaris van het archief der provin
cie Utrecht van der vroegsten tijd tot
en methetjaari8io; Boekdeelen en
bundels(\Imdnt, 1875) p.xix.
8 Lijst houdende opgaafvan de oude
papieren, welke vernietigd kunnen
worden en de termijnen gedurende
welke zij moeten worden bewaard,
alvorens tot vernietiging kan wor
den overgegaan. Beschikking van de
minister van binnenlandse zaken,
31 december 1896, nr. 2960 Af
deling k. w. Hieraan was een
consultatie van de provinciale be
sturen voorafgegaan, die op hun
beurt de rijksarchivarissen raad
pleegden.
9 Pagina 31.
10 Ster. 1981, nr. 100; met dank aan de
heerL. Lieuwes.
11 Ook de complete serie Koninklijke
Besluiten in het archief van het
[105]