Plan de campagne kwantitatieve criteria een rol dienen te spelen bij de macro-selectie. Daarbij gaat het vooral om de ver- koopmarkt, de plaats in de bedrijfskolom, de be drijfsomvang, de soorten produkten en de vesti gingsplaats. Op basis van deze combinatie zouden, vanuit de nationale optiek bezien, in ieder geval 9 bedrijfsar chieven van Overijsselse katoenondernemingen ge kozen moeten worden: 2 spinnerijen, 6 weverijen en 1 blekerij/finishbedrijf.13 Om te kunnen kiezen, dient er eerst een zo volledig mogelijk overzicht té worden samengesteld van katoenondernemingen die in Overijssel in de negentiende en twintigste eeuw hebben bestaan. Op dit moment zijn er 234 ka toenondernemingen in Overijssel getraceerd waar van de naam en vestigingsplaats bekend zijn. Dank zij de registratie-aktiviteiten van het neha is bekend dat van 67 van deze ondernemingen een bedrijfsar chief bewaard is gebleven. Van deze archieven is be kend op welke periode zij betrekking hebben en waar deze archieven zich bevinden. Twee bedrijfsarchieven komen zonder meer voor se lectie in aanmerking: het archief van Koninklijke Textielfabrieken Nijverdal-Ten Cate nv en voorlo pers in Nijverdal/Almelo en Spanjaard te Borne. Ge durende een groot deel van de twintigste eeuw komen beide ondernemingen voor in de lijst van top-IOo be drijven in Nederland. Uit het overzicht van getraceer de bedrijfsarchieven blijkt van beide ondernemingen een omvangrijk archief bewaard gebleven te zijn dat ook op een lange periode betrekking heeft: Voor Nij verdal-Ten Cate 131 meter betrekking hebbende op de periode 1814-1980 en voor Spanjaard 16 meter be trekking hebbende op de periode 1833-1968. Vanuit de nationale optiek kan - op basis van uiterlijke ken merken zoals omvang van het archief en de periode waarop het betrekking heeft - verder nog een voorlo pige selectie worden gemaakt uit 20 tot 30 andere ar chieven van Overijsselse katoenondernemingen die voor behoud in aanmerking komen. Uit een kwalita tieve micro-toetsing van deze archieven zal moeten blijken ofzij aan de gestelde eisen voldoen. Zoals gezegd zijn wij niet alleen op zoek naar be drijfsarchieven van nationaal belang. Ons model voorziet er eveneens in dat bedrijfsarchieven van re gionaal of plaatselijk belang worden getraceerd. Voor een drietal doorsnedejaren (1874, 1930 en 1963) hebben wij een inventarisatie gemaakt van 50 gemeenten waarin de textielnijverheid een voor aanstaande plaats innam. Uit deze gegevens kan worden afgeleid dat bijvoorbeeld in 1930 in niet meer dan 10 gemeenten 50% van alle textielarbei ders werkzaam waren. Tweederde van alle textielar beiders was werkzaam in 20 gemeenten. Uit deze gegevens blijkt bijvoorbeeld dat in een stad als Goor in 1930 803 textielarbeiders werkzaam waren in twee textielfabrieken op een totale gemeentelijke beroeps bevolking van bijna 1600 personen. Met andere woorden: ruim de helft van de beroepsbevolking was direct afhankelijk van de textiel. Met behulp van deze gegevens kan heel gericht wor den gezocht naar ondernemingen die in die gemeen ten hebben bestaan. Op basis van ons onderzoek lijkt dat bijvoorbeeld de gemeenten Aalst, Drei- schor, Nistelrode, Norg, Standaardbuiten en Steen- wijkerwold een relatief belangrijke textielnijverheid hebben gekend maar dat er vooralsnog geen textiel ondernemingen met naam en toenaam zijn ge traceerd. Van een nog groter aantal gemeenten waar een belangrijke textielnijverheid heeft bestaan, zijn wel de namen van ondernemingen bekend maar zijn no§8een bedrijfsarchieven opgespoord. Met het door ons voorgestelde 8-stappenplan is het ons inziens heel goed mogelijk om zeer gericht te werk te gaan, ongeacht het niveau van waaruit een bedrijfstak wordt bekeken: landelijk, regionaal of plaatselijk. Hoe kan nu ons model met succes in de praktijk wor den toegepast? In onze studie hebben wij aangegeven dat niet alle door ons voorgestelde stappen door iedere archiva ris, die betrokken is bij het proces van macro-selec tie, hoeven te worden gezet. De meest doelmatige aanpak is het eenmalig verrichten van bedrijfstakstu dies waarin de door ons voorgestelde kwantitatieve en kwalitatieve criteria in kaart worden gebracht. Ar chivarissen zouden kunnen worden ontlast indien de eerste vier stappen - de helft van het traject - via een [92] eenmalige operatie kunnen worden afgelegd. Indien voor elke bedrijfstak de door ons voorgestelde over zichten worden samengesteld kan elke archivaris on geacht het werkingsgebied waarvoor hij of zij verant woordelijk is, gericht te werk gaan. In de nabije toekomst hoopt het neha een begin te maken met het uitvoeren van de onder de stappen 1 tot en met 4 genoemde historische studies van alle bedrijfstakken in Nederland. Hiermee kan het ar chiefwezen instrumenten worden geboden voor de selectieve acquisitie van bedrijfsarchieven en daar mee een gerichte bijdrage leveren aan een verant woorde macro-selectie van bedrijfsarchieven. Niet minder belangrijk is dat met deze onderzoeksresulta ten eveneens een bijdrage kan worden geleverd aan het verleggen van de koers van het economisch- en bedrijfshistorisch onderzoek. Inmiddels zijn er tal van interessante studies over individuele onderne mingen verschenen. Waar het aan ontbreekt zijn vol doende studies waarin het perspectief wordt ver breed tot een gehele bedrijfstak of de Nederlandse economie als geheel. Daarbij is het zinvol om de his torische ontwikkelingen in het Nederlandse be drijfsleven meer in het perspectief van buitenlandse ontwikkelingen te plaatsen. Dit soort onderzoek is niet alleen vanuit (historisch-) wetenschappelijke optiek relevant, maar kan tevens het blikveld van be leidsmakers bij bedrijven, economische belangenor ganisaties en de overheid verruimen. Summary A model of macro-selection for busi ness archives The current discussion about appraisal and destruction is primarily concerned with government archives. However, as crucial ar chival principles such as the principle of provenance and the registry principle are at the heart of the deba te, there is no reason for this restriction. This article presents a model of macro-selection for business archives on a purely cultural basis. Moten 1 Inde laatste twee decennia is er een groot aantal publikaties verschenen over problemen die verband houden met de acquisitie, ontsluiting, scho ning, beheer en gebruik van bedrijfs archieven. De belangrijkste daarvan zijn opgenomen in bijlage 1 2 J. A.M.Y.Bos-RopsenP.W.J.den Otter, 'Kiezen uit overvloed. De ac quisitie van bedrijfsarchieven', nab 91(1987) 113-114. Z.ieook Het in dustrieel erfgoed en de kunst van het vernietigemi, bijlagevii 48-52. 3 Deze plannen resulteerden in 1975 in de uitgave van E. P. de Booy en IA.J. Looijenga, Overzicht van ar chieven van particuliere ondernemin gen berusten in openbare archiefbe waarplaatsen (Amsterdam/Den Haag 1975). In 1979 verscheen hier van een bijgewerkte herdruk. 4 TotvoorkortverzameldeP.W.J.den Otter systematisch alle gegevens over recentelijk verworven bedrijfs archieven door openbare archiefbe waarplaatsen en andere instellingen. Deze aanwinsten werden vermeld in de Textielhistorische Bijdragen P. W. J. den Otter, 'Overzicht van de archieven van particuliere textiel ondernemingen berustend in open bare archiefbewaarplaatsen en in en kele musea en oudheidkamers' in: tb 25(1985) 83-99 en volgende jaren. 5 B. Hijma, 'Deacquisitie vanagrari- sche archieven. Een campagne van het Rijksarchiefin Overijssel', nab 90(1986)204-213. 6 ZieondermeerhetrapportvanH. JanssenAkivisitie van bedrijfsarchie ven door het Rijksarchief in de Provin cie Utrecht (it aujuni 1986. 7 Voorbeelden hiervanzijn: H.J.A. Duparc.enA.dePater, 'Dearchiva- lia op het gebied van de Nederlandse spoor-en tramwegen', in: Econo- misch-HistorischJaarboekdeelxxxn 1967-1968 (Amsterdam, neha 1968), W. H. P. M. van Hooff, De Nederlandse machinefabrieken 1825- 1914. Overzicht en bibligrafie(hm- sterdam:NEHA 1990 derde druk) en BW. de Vries, From pedlars to textile barons. The economic development of a Jewish minoritygroup in the Nether lands (Amster dam 1989). Indezepu- blikatie is een bijlage opgenomen met daarin een korte schets van 94 joodse textielondernemingen voor zien van archief- en literatuurverwij zingen. 8 J. L.J.M. van Gerwen, Bronnenover zicht voorde bestudering van het Nederlandse bankwezen in de 19e en 20e eeaw (Amsterdam: neha 1986); B. P. A. Gales en J.L.J.M. van Gerwen, Sporen van leven en schade. Een geschiedenis en bronnenoverzicht van het Nederlandse verzekeringswe zen Meteen voorwoord van J. B.J. Bol- lerman(Amsterdam: neha 1988); J.L.J.M. van Gerwen, JJSeegers [93]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 47