tect eerst voorlopige ontwerptekeningen. In overleg met de opdrachtgever komt dan het definitief ont werp tot stand. Van alle overleg worden bouwnotu- len opgemaakt. Er worden constructieberekeningen gemaakt en er wordt een begroting opgesteld. Na goedkeuring door de welstandscommissie maakt de architect het bestek op, dat altijd uit een geschreven deel met bestektekeningen bestaat. Op basis van het bestek verleent de gemeente de bouwvergunning en sluiten de architect (namens de opdrachtgever) en de aannemer het contract. Bij grote projecten worden aparte deelbestekken opgesteld voor de technische installaties. De uitvoering daarvan wordt apart aan besteed. De derde fase is de realisatie van het project. De architect voert de directie over de bouw namens de opdrachtgever. Er wordt nu veel getekend. Behalve dat alle wijzigingen in het bestek in zogenaamde re visietekeningen worden vastgelegd, worden alle de tails en constructies in werktekeningen weergege ven. Het bouwproces wordt vastgelegd in het op zichtersdagboek (waarin alle gebeurtenissen op de bouwplaats opgetekend worden) en de weekstaten (voortgangsrapporten). De serie projectcorrespon dentie tenslotte, groeit gestaag verder. Een groot deel daarvan bestaat nu uit offertes en declaraties. Met deze wat uitvoerige beschouwing over de archie ven waarin geselecteerd wordt, kunnen de eerder ge noemde vragen beantwoord worden. Selectie en de culturele doelstelling van het NAi Zoals ik in de in leiding al aangaf, benadrukt het in stituut in haar doelstelling het culturele aspect van de Nederlandse architectuur en stedebouw. Dat impli ceert dat niet het blijvend belang van de gegevens voor de archiefvormer of recht- en bewijszoekenden, maar het blijvend belang voor het onderzoek naar (de culturele aspecten van) de Nederlandse architec tuur en stedebouw vanaf 1800 het leidend beginsel bij selectie moet zijn. De eerste twee criteria bieden immers onvoldoende houvast in het kader van de doelstelling. Hoe laat een dergelijk criterium zich nu toepassen? Selectiebeslissingen kunnen op drie niveaus geno men worden. De eerste beslissing, macroselectie, wordt geno men door een archief al dan niet te acquireren. De overwegingen die daarbij een rol spelen, zijn het be lang van de architect in de ontwikkeling van de Ne derlandse architectuur en stedebouw en het belang van zijn archief voor de documentatie van die ont wikkeling. Maar daarmee is het selectieprobleem nog niet omschreven. Vaak zijn er goede redenen om niet het hele archief te bewaren. Dan vindt selectie plaats op het tweede niveau, mesoselectie. Hier die nen zich twee methoden aan, die ik hieronder nader zal uitwerken. Tenslotte kunnen de afzonderlijke dossiers nog ontdaan worden van overtollige stukken. Selectie op dit derde (micro-) niveau is echter dermate arbeids intensief dat ze veelal alleen voorkomt als voorberei ding op verfilming. Het is duidelijk dat de projectdossiers de massa van het archief vormen. Het is daar waar de selectie zal moeten plaatsvinden om een behoorlijk resultaat te behalen. Volledigheidshalve echter wil ik eerst de an dere vier onderdelen van het archief even langslopen. Van de stukken betreffende de bedrijfsvoering kan veel vernietigd worden zonder dat het inzicht daarin verloren gaat. Wel is het van belang die stukken te bewaren, waaruit een overzicht van de medewerkers aan het bureau gereproduceerd kan worden. De late re ontwikkeling van een architect kan soms goed ver klaard worden uit de invloed die hij in zijn jonge ja ren onderging. Het omgekeerde kan ook voorko men, soms wordt de produktie van een bureau pas interessant met de komst van een nieuwe medewer ker. De toegangen worden uiteraard bewaard, zij zijn de sleutel tot de reconstructie van de gehele produk tie van het bureau. Ook de foto's en dia's van uitgevoerde projecten worden altijd bewaard. Ze hebben bovendien een toegevoegde waarde, ze tonen het gerealiseerde ob ject in zijn omgeving. Het documentatiemateriaal, tenslotte, is belang rijk, omdat het vaak een afspiegeling is van de inte ressevan een architect. [78] Selectie uit de projectdossiers Uit de serie projectdossiers kan op twee manieren ge selecteerd worden. Projectgerichte selectie De eerste me thode, projectgerichte selectie, is geschikt voor ar chieven van architecten van wie niet de gehele pro duktie het bewaren waard is. Zij is gebaseerd op een inhoudelijke waardering van het werk van de archi tect en wordt toegepast in de volgende drie gevallen wanneer de archiefvormer van minder belang is geweest voor de Nederlandse architectuur en stede bouw en zijn archief geacquireerd is vanwege één be paald aspect zoals de toepassing van bijzondere op vattingen of technieken wanneer het oeuvre van de archiefvormer veel ge lijksoortige werken bevat wanneer gelijksoortig werk al in andere archieven uit dezelfde periode voorkomt. De uniformiteit van de na-oorlogse utiliteitsbouw nodigt haast vanzelf al uit tot selectie. Op grond van per archief of per architect vast te stel len criteria worden dan projecten geselecteerd om bewaard te worden. Deze criteria worden zo gekozen dat na selectie een archief overblijft dat in elk geval aan de volgende voorwaarden voldoet. Het archief moet allereerst representatief zijn voor het totale oeuvre van de archiefvormer en daarbij diens creatieve ontwikkeling in de tijd weergeven. Ten tweede moet de wederzijdse beïnvloeding tussen archiefvormer en het vakgebied er in tot uitdrukking komen. Ten derde moet het archief bijdragen aan de representativiteit van de collectie van het instituut voor de ontwikkeling van de Nederlandse architec tuur en stedebouw. Categoriale selectie De tweede methode, categoriale selectie, is niet gebaseerd op een inhou delijke waardering, maar op de opvatting dat be paalde categorieën van stukken eerder voor vernieti ging in aanmerking komen dan andere. Dat kan zijn omdat zij nauwelijks of geen documentaire waarde hebben voor het ontwerp- of bouwproces, omdat zij gegevens bevatten die al in het archief te vinden zijn of omdat die gegevens elders blijvend bewaard worden. Deze methode loont vooral bij grote archieven die een relatief hoog gehalte aan 'uitvoeringsstukken' bezitten zoals routinematige correspondentie en technische werktekeningen. Daarbij moet men er wel alert op zijn dat tijdens het bouwproces nog allerlei wijzigingen aangebracht worden door de architect. De wijze waarop hij deze wijzigingen weet in te passen in zijn ontwerp zonder daar afbreuk aan te doen, zegt veel over zijn creatief vermogen en is van grote invloed op het uiteindelij ke resultaat. Deze vorm van selectie is alleen op meso-niveau uitvoerbaar wanneer de stukken in de dossiers naar functie geordend zijn en de dossiers gesplitst kunnen worden. Het besluit tot categoriale selectie is altijd afhan kelijk van het belang van het archief en is onderge schikt aan het belang van de afzonderlijke projecten. Bovendien wordt een aantal 'voorbeeldprojecten' ge heel gedocumenteerd bewaard. Uiteraard is het mogelijk beide methoden te combi neren, afhankelijk van de aard van het archief. Selectieprocedure Bij selectie spelen verschillende factoren een rol: cul tuurhistorische, artistieke, praktische en formeel-ar- chivisdsche. Die factoren worden door verschillende partijen ingebracht in een samenspraak van archief vormer, archivaris en wetenschappelijk onderzoeker. Deze samenspraak wordt geregisseerd door de archi varis die de selectie uitvoert. In de praktijk doet de archivaris na overleg met zowel interne en als externe deskundigen op het vakgebied, veelal architectuurhistorici, en met de schenker van het archief of diens nabestaanden een voorstel tot se lectie op basis van de hiervoor beschreven uitgangs punten (het overleg met de schenker is in het schen kingscontract voorgeschreven) Van de lijst van vernietigde stukken blijft een exemplaar voor raadpleging in het beheerdossier aanwezig. In de inleiding van de inventaris wordt de schoning verantwoord. De bestemming van de geselecteerde stukken is niet vanzelfsprekend de papiervernietiger. Een punt [79]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 40