Pf ARCHIVARIS
I5ID0RE L0VI6&IJGENAAMP
nloten
naar aanleiding van de selectiediscussie ook ontwik
kelingen voordoen die het Nederlandse archiefland
schap' bijna geruisloos veranderen. Wat te zeggen
van de volgende observaties?
Rijk en gemeenten De discussie van de af
gelopen jaren gaat vooral om de door de Rijksar
chiefdienst ontwikkelde institutionele selectieme
thode van het PivoT-project. Los van de vraag of de
theoretische uitgangspunten van institutionele se
lectie houdbaar zijn, is het pivoT-concept van groot
archivistisch belang en had er onder archivarissen een
diepgaande discussie moeten groeien. Even leek het
erop dat de Nederlandse archiefwereld inderdaad
theoretische vooruitgang zou boeken. In het Neder
lands Archievenblad van 1989 en I99° verschenen
nog belangwekkende, op het eigen vakgebied gerich
te artikelen2, maar in diezelfde tijd lieten de archiva
rissen zich van hun eigen' discussie afleiden door de
in kracht toenemende protesten uit de wereld van de
historici. De publieke, in dagbladen gevoerde dis
cussie tussen archivarissen en historici, doorkruiste
de groei in de Nederlandse archiefwereld van het
besef dat de door pivot opgeworpen zaken een col
lectief archivistisch vraagstuk vormden. Sindsdien
wordt in ruime kring, vooral op gemeentelijk ni
veau, de selectieproblematiek in eerste instantie ge
zien als een particulier pivoT-probleem.
Archivistiek en werkelijkheid Door de
lage status van de archivistiek in Nederland is er
steeds meer 'praktijk' zonder 'theorie Praktische
ontwikkelingen lijken de eenheid van het archiefwe
zen en de archivistiek te verbreken. Archivarissen me
nen nu nog te denken en te discussiëren binnen het
kader van de archivistiek als samenhangende leer. Het
is dan ook geen wonder dat de Nederlandse discussie
over selectie en vernietiging het karakter heeft gekre
gen van een richtingenstrijd, waarbij het gaat om de
vraag welke methode het primaat zal verwerven. De
werkelijkheid is evenwel dat archivarissen een eigen
methode - eigen 'archivistieken' - ontwikkelen, af
hankelijk van de verschillende situaties waarmee zij te
maken krijgen (bijvoorbeeld kwantiteitsverschillen
op verschillende bestuursniveaus). Selectiemethode,
gebaseerd op theoretische uitgangspunten, en selec
tiebeleid, gebaseerd op kwantiteit, geld, menskracht
en politieke prioriteiten, worden hier dan meestal
met elkaar verward. Het lijkt alsof archivistiek en
praktijk steeds verder uitelkaar komen te liggend
Maatschappelijke legitimatie Door
dat archivarissen weinig vanuit theoretische princi
pes over hun vak praten, wordt de ontwikkeling van
het Nederlands archiefwezen in belangrijke mate ge
stuurd door de individuele visie van elke archivaris
op de maatschappelijke legitimatie van zijn werk. De
een volstaat met een verwijzing naar de Archiefwet
'die uitgevoerd moet worden', de ander benadrukt
vooral de cultureel-historische invalshoek, weer een
ander ziet zichzelf primair als administratief over-
heidsinstrument. Per archiefdienst verschillen de
doelstellingen als gevolg van verschillende visies op
het bestaansrecht van de archivaris en zijn werk. In
feite komt het weer op hetzelfde neer: het Neder
lands archiefwezen wordt steeds minder bepaald
door collectieve theoretische uitgangspunten en
steeds meer door particulier beleid. Is dit een goede,
een slechte, een logische ontwikkeling? Deze wezen
lijke vraag hoeft hier niet beantwoord te worden. In
het kader van dit themanummer gaat het erom dat
de discussie onder archivarissen over dergelijke fun
damentele zaken weer op gang wordt gebracht.
Dit themanummer blikt terug, inventariseert en
wil de aanzet geven tot een (hernieuwde) discussie
onder archivarissen over de uitgangspunten van hun
vak.
Enkele hoofdrolspelers in de discussie van de afgelo
pen jaren buigen zich over de vraag hoe het debat
zich heeft ontwikkeld. Vervolgens beschrijven Ange-
lika Menne-Haritz en Jules Verhelst hoe de selectie
discussie in resp. Duitsland en België werd en wordt
gevoerd. Beiden dragen in hun artikelen praktische
en theoretische elementen aan die voor de Neder
landse discussie verhelderend en verrijkend kunnen
zijn. Boeiend is de vergelijking van de 'informatione-
le' aanpak van Paul Klep, nu eens niet met de admi-
nistratief-contextuele benadering van pivot, maar
met het eveneens op handelingen gerichte, theore
tisch inspirerende Duitse betoog.
Zoals gezegd, dit themanummer wil ook inventarise
ren. Hoe gaan gemeenten, wetenschappelijke en do
cumentaire instellingen, particuliere bureau's, e.d.,
met het selectieprobleem om? In een zestal artikelen
[4]
komt de diversiteit in theoretische en praktische be
naderingswijzen duidelijk naar voren.
Tenslotte komen in twee artikelen de divergeren
de lijnen weer bijelkaar in het centrale vraagstuk: de
'staat van de Nederlandse archivistiek'.
EER4T BEVING MIJ PIEPE
ONTGOOCHELING. PE
KAMER WAG LEEG VAN
ALLE POCVMENTEN PIE IK
El? BEWAARPE VAN AL PIE
ONSCHATBARE GTVKKEN
WAS GEEN SPOOI? MEER
OVER, WEGGEBORGEN OF
VERNIETIGP IN ELK GEVAL
VOORGOEP ONBEREIK
BAAR,
WELK TOEVAL PEEP MIJ
ACHTER PERAPIATOR KIJ
KEN EN HET POCVMENT
OPVISSEN PAT EEN ON -
HANPIGE FIGVVR ERACHTER
HAP LATEN GLIJPEN
PE PAAR WOORPEN OP PE
ACHTERKANT PEPEN HET
BLOEP BEVRIEZEN IN MIJN
APERENPE AFBEELPING
ZELF PEEP ME BEVEN VAN
TOP TOT TEEN IETS PATIK
SINPSPIEN NIET MEER
BEN KWIJTGERAAKT,
PE MAN PIE PAAR STONP
AFGEBEELP WAS IK,ON
BETWISTBAAR, EN PIE
KAMER, PAT WAS PE MIJNE,
IK WAS ZOWEL GESCHROK
KEN ALS OPGEWONPEN, MIJN PLAATS WAS PVS VAN TE VOREN BEPAALP,
IK IS I PORE LOVIS ARMZALIG ARCHIVARISJE VERBANNEN VAN HET IN-
STITVVT, ZOV EEN NOOPZAKELIJKE SCHAKEL ZIJN BIJ HET BLOOTLEGGEN
VAN PE ANPERE WERELP,
IK GING NAAR MIJN HVIS. GEZETEN AAN MIJN TAFEL IN PE HOVPING
WAARIN MEN MIJ HEEFT AFGEBEELP HEB IK PE LAATSTE GEGEVENS GE-
NOTEERP. EN NV BEN IK RVSTIG. IK WACHT OP HVN KOMST, IK WEET PAT
PIE NIET LANG ZAL VITBLUVEN
Rest nog mede te delen dat de redaktie vanwege de
ernstige toon van dit themanummer heeft afgezien
van het opnemen van illustraties.
1 Zie het discussiedossier in de Bijdra
gen en Mededelingen betreffende de
Geschiedenis der Nederlanden
(1993); afzonderlijk uitgegeven in
P. M.M. Klep en G. van der Plaat,
ed., Selectie en vernietiging van
archiefmateriaal. Een discussie tussen
archivarissen en historici ('s-Graven-
hage, 1994), met uitgebreide lite
ratuuropgave; zie ook de bijdrage
van P. M. M. Klep in dit thema
nummer.
2 G. M. Baldéen H. Spijkerman,
De kunst van het selecteren. Verslag
van een symposium', nab 93 1989)
301-312; Hans Janssen, 'Archief-
selektie op institutioneel niveau.
Meso- en makroselektie bij de
organen van de rijksoverheid en de
consequenties daarvan voor de rijks-
archiefinspektie', nab 94(1990)
227-240; A. J. M. den Teuling,
'Vernietigingspercentage en archief-
selectie op institutioneel niveau',
NAB 94(1990) 343-348; F. C.J. Ke
telaar, Archiefinspectie bij de bron',
nab 94 (1990) 349-352.
3 B. Looper, Archivistieken werke
lijkheid', in: K. Clara enj. van
Borm, ed., Van geautomatiseerd be
heer van archieven en bibliotheken
naargeautomatiseerde'informatie
(Antwerpen, 1993; Bibliotheek-
kunde 51) 135-145.