Tout a l'égout? Selectie en vernietiging uit de archieven van het nederlands architectuurinstituut F.J. Hoving Doelstelling en activiteiten, de collectie In dit artikel beschrijft Frans Hoving de wijze waarop het Nederlands Ar chitectuurinstituut in 'haar' archieven selecteert. Twee vragen komen daar bij aan de orde: ten eerste de vraag naar de selectiecriteria die gehanteerd worden; ten tweede de vraag naar de selectiemethodiek, de wijze waarop die criteria toegepast worden. De behandeling van deze vragen wordt voorafgegaan door een nadere beschouwing van de juridische grondslag van vernietiging en de aard van de archieven waarin geselecteerd wordt. Interessant is het gegeven dat bij instellingen als het NAi ook museale doelstellingen en taken om de hoek komen kijken. Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) is in 1989 ontstaan uit een fusie van drie instellingen, te weten het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst (ndb), de Stichting Architectuur Museum (sam) en de Stichting Wonen. Het instituut heeft een tweeledige doelstelling. Ten eerste het documenteren van de Nederlandse ar chitectuur en stedebouw van 1800 tot heden. Het NAi richt zich daarbij op hun culturele dimensie, be schouwt ze als creatieve disciplines. Ten tweede het bevorderen van de kennis van, en de belangstelling voor, de culturele aspecten van de gebouwde omge ving en daarmee het stimuleren van de ontwerpende vakgemeenschap. Daardoor heeft het instituut een dubbele functie, het is zowel een documentatiecen trum als een museum. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt door middel van een groot aantal activiteiten, waaronder het or ganiseren van tentoonstellingen, het uitgeven van publikaties en het bieden van faciliteiten aan onder zoekers. Eén van de belangrijkste activiteiten is het aanleg gen en beheren van de collectie. Deze bestaat op dit moment uit 350 archieven, een bibliotheek van 30 000 banden en een honderdtal verzamelingen van affiches, kunstvoorwerpen, meubels, maquettes, fo to's en dia's. De archieven en verzamelingen (m.u.v. de meubels) beslaan 12,5 km. Al het materiaal in de collectie wordt op twee manieren benut: het staat niet alleen ten dienste van onderzoek, maar het wordt ook tentoongesteld. De archieven Het NAi acquireert voornamelijk archieven van ar chitecten, stedebouwkundigen en met het vakgebied verwante instellingen, zoals bijvoorbeeld de Bond [76] van Nederlandse Architecten (bna) of het Neder lands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volks huisvesting (nirov). Ook beheert het NAi archieven van ondernemingen die een innoverende rol ge speeld hebben in een van de aandachtsgebieden. Een goed voorbeeld daarvan is het archief van het aanne mersbedrijf Van Waning, dat een voorlopersrol ver vulde op het gebied van betontoepassingen. Tenslot te is er nog een groot aantal verzamelingen bestaande uit materiaal van belangrijke architectuurtentoon stellingen. Deze verzamelingen worden, als waren zij archieven, beheerd en toegankelijkgemaakt. Het acquisitiebeleid is gericht op het verwerven van zo compleet mogelijke archieven. Het instituut heeft wel oog voor de museale waarde van de afzon derlijke stukken, maar die waarde is gëen criterium voorverwerving. Grondslag voor de selectie De noodzaak tot selectie dringt zich niet alleen bij de overheid steeds meer op. Ook categoriale instellin gen als het NAi worden geconfronteerd met steeds meer en steeds omvangrijker archieven. Wat het NAi betreft, geldt dat met name voor de na-oorlogse ar chieven, waarvan de samenstelling door de verande ringen in het bouwproces, de toenemende bemoei enis van de overheid en de steeds gedetailleerder ad ministratie veranderd is. Zij bevatten een steeds hoger gehalte aan uitvoeringsstukken De archieven die het instituut beheert, zijn bezit van de Staat der Nederlanden. Het instituut voert voor onbepaalde tijd het beheer. In de overeenkomst tus sen het NAi en de Staat wordt dat beheer omschreven als het 'in elk geval registreren, conserveren en orde nen van de collectie, en het toegankelijk maken van de collectie ten behoeve van onderzoek, tentoonstellin gen, publikaties e.d.'. Het recht, laat staan de plicht tot vernietiging is hierin niet omschreven. Waar dat recht wel vermeld staat, is in de overeenkomst die tus sen de schenker en de Staat opgemaakt wordt. Hier wordt gezegd: 'De Staat is gerechtigd, na overleg met de schenker, tot vernietiging van naar het oordeel van de Staat overtollige bescheiden'. De beoordeling van die overtolligheid ligt in de praktijk bij het instituut dat handelt vanuit een gegeven doelstelling. Het architectenarchief beschreven Architecten zijn ondernemers, hun archieven zijn kleine tot middelgrote bedrijfsarchieven. Hoewel zij daarin vrij zijn, blijken zij in de praktijk hun archie ven op overeenkomstige wijze te ordenen. De orde ning is altijd afgeleid van het totaal van activiteiten waaromheen de stukken ontstaan, het ontwerp-en bouwproces, dat vrij uniform is. Er bestaan uiteraard grote verschillen in de hoe veelheid materiaal die uiteindelijk het NAi bereikt, vaak heeft de tijd al een eerste, onberedeneerde, se lectie toegepast. Maar in principe zult u er nagenoeg altijd de volgende vijf categorieën van stukken in aantreffen. stukken betreffende de bedrijfsvoering (boek houding, personeelsdossiers, algemene correspon dentie). stukken betreffende de registratie van de produk- tie van het bureau. Iedere architect houdt een wer kenlijst bij. Meestal is aan elk project een nummer of lettercode toegekend. een serie projectdossiers, gevormd door stukken betreffende de verwerving van de opdracht, het ont werp en de uitvoering. Deze dossiers maken al gauw zo'n 80% van de stukken uit en vormen de rugge- graat van het archief. foto's en dia's van uitgevoerde projecten. Deze worden gewoonlijk apart bewaard, omdat ze als pre sentatiemateriaal gebruikt worden bij de verwerving van nieuwe opdrachten. een verzameling documentatiemateriaal zoals vaktijdschriften, knipsels, kunsthistorisch materiaal en produktcatalogi. Ook over de genese van de projectdossiers kunnen enige generaliserende opmerkingen gemaakt wor den. De dossiervorming rondom een project verloopt in drie fasen. De eerste fase is die van de verwerving van de op dracht. Architect en opdrachtgever beginnen een uitgebreide correspondentie. De opdrachtgever for muleert zijn eisen en de architect toont zijn ideeën. Daarbij vervaardigt hij schetsen en soms ook presen tatietekeningen. In de tweede fase, de ontwerpfase, maakt de archi- [77]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 39