Doorstroming van personeel Het pro ject begon met 15 medewerkers, van wie 14 mede werkers inmiddels elders emplooi hebben gevonden. Het merendeel is thans werkzaam in een tijdelijk dienstverband bij de overheid en een particulier ar- chiefbewerkingsbureau. 'Zwervende archieven Op een bepaal de eigenaardigheid moet hier de aandacht worden gevestigd: het bleek zeer moeilijk zo niet onmogelijk te zijn greep te krijgen op de vele archiefbescheiden die niet in het'officiële' archief zijn opgeborgen maar zich bevinden in allerlei 'werkarchieven' van afdelin gen en ambtenaren. Voor zover ervan ordening spra ke was, weken de toegepaste systemen af van het regi stratuurplan van de betrokken dienst. Vooral bij het voormalige Gemeentewerken stuitte het aanpakken van 1425 m 'werkarchieven' op tal van problemen. Veelal zijn de beheerders zich er niet van bewust dat het hier om archiefbescheiden gaat en overigens wei gert men nogal eens 'zijn' archief te doen bewerken. In één geval moest een beroep worden gedaan op het artikel in de Haagse archiefverordening dat de archi varis de bevoegdheid geeft archiefruimten te betre den tegen de wil van de beheerder. Slechts een zeer gering deel van de 1425 m bescheiden werd ter be werking aangeboden; de rest heette te zijn verdwe nen. Een recente hermeting van 'werkarchieven' bij de huidige Dienst Stadsbeheer brachr overigens we derom 1436 m dergelijke archieven aan het licht! Dit leidt tot de conclusie dat de archiefafdeling blijkbaar niet kan voorzien in de behoefte aan informatie, een conclusie die overigens al onder 1 is getrokken. wel allen tevreden waren over hun keuze om aan het project deel te nemen. Ook over de door het project aangeboden en betaalde sod-i opleiding, de studie begeleiding daarbij en het aanbod van bijvoorbeeld een excursie naar de cas te Winschoten, waren de medewerkers te spreken. Dat gold ook voor het dis tribueren van vacature-advertenties, het aanbieden van een sollicitatietraining en hulp bij het schrijven van sollicitatiebrieven en de voorbereiding van solli citatiegesprekken. Daarentegen was het matige salaris (eerste jaar mi nimumloon, daarna salarisgroep 4.1 en vervolgens 4.2) een bron van onvrede bij de medewerkers. Dat leidde tot kritiek op de projectleiding, ook al had zij zich krachtig ingezet (deels met succes) om de sa menwerkingspartners van de noodzaak tot betere sa lariëring te overtuigen. Natuurlijk kan de werking van een voor het eigen besef te geringe salariëring ook niet 'weggerationaliseerd' worden. Temeer waar de medewerkers, her en der bij de diensten geplaatst, anderen (in vaste dienst) soortgelijk werk zagen doen voor een heel wat betere beloning en dikwijls met veel minder inzet. Stellig heeft daarnaast ook het slechte vooruit zicht op een baan na afloop van het project een rol gespeeld. Was in 1991 het objectieve beeld van de ar beidsmarkt op registratuurgebied goed genoeg om ruime arbeidskansen in de overheidsregistratuur te voorspellen, anderhalfjaar later bleek het banenaan- bod zeer sterk teruggelopen. Dat leidde tot onzeker heid en irritatie bij de medewerkers, gedeeltelijk ook gericht op de projectleiding, voor zover die onvol doende duidelijkheid gegeven had over dat - uiter aard ook voor haar teleurstellende en onbeïnvloed bare - ongunstige arbeidsperspectief. Soortgelijke projecten in samenwerking met het Arbeidsbureau maken nu minder kans op slagen om dat het perspectief op werk na afloop van het project - in vergelijking met drie jaar geleden - aanzienlijk verslechterd is. 3.2 Bewerkte archieven Aangezien de tijd drong - de werkzaamheden dienen op 1 april 1994 te zijn voltooid! - is gekozen voor een beperkt vooronderzoek in de te selecteren archieven. Er is dus geen sprake van een 'gemeentelij k pi vot Vanaf het begin van de werkzaamheden op 6 mei 1991 tot op heden werden de archieven van de vol gende gemeentelijke instellingen bewerkt: Gemeentesecretarie (1953-1976) Gemeentewerken (1948-1990) Gemeenteplantsoenen (1960-1984) Gemeentelijke Dienst School- en Kindertuinen (1960-1984) Gemeentelijke Dienst voor Groenvoorzieningen en Milieueducatie (1984-1990) Gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling (1964- 1983), alsmede Gemeentelijk Grondbedrijf (1951- 1963) en de afdeling Grondzaken van de Gemeente lijke Dienst voor de Volkshuisvesting 1964-1983) Overigens moeten deze tijdvakken niet te absoluut worden genomen; veelal werden ook oudere beschei den aangetroffen, tot negentiende-eeuwse toe! Ook moet worden opgemerkt dat het archief van de voor malige gemeentesecretarie reeds grotendeels was ge selecteerd; het kwam hier neer op her maken van een plaatsingslijst van het te bewaren gedeelte van het ar chief. Niettemin zijn gedurende de loop van het be schrijvingsproces vele dossiers alsnog tot 'vernietig baar' bestempeld. Nadat de werkzaamheden aan het secretariearchief waren voltooid, kwam het archief van de vroegere Dienst Volkshuisvesting (1951-1990) aan de beurt. Na het gereedkomen van het archief-Gemeenteplant soenen werd aan het archief van de vroegere Reini gingsdienst en Vervoerscentrale (1946-1990) begon nen. Nadat het correspondentiearchief-Gemeente werken was geselecteerd, werd een aanvang gemaakt met de werkzaamheden aan het zogenaamde tekenin genarchief-Gemeentewerken 1876 -1990) Al doende werden ook nog afzonderlijke archieven in de bewaarplaatsen aangetroffen die in de bewer king werden meegenomen. Genoemd kunnen wor den de archieven van de industrieschappen 'Zoeter- hage' (1967-1985) en 'Plaspoelpolder' (1953-1987) en het archief van de Gemeentelijke Inspectie van het Onderwijs (1971-1990). Toen de afdeling Arbeids- [54] marktbeleid van de Dienst Ruimtelijke en Economi sche Ontwikkeling werd toegevoegd aan de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten, heeft een medewerker van het project zorggedragen voor ordening van de bescheiden van die afdeling. 3.3 Selectiecriteria Archiefbescheiden die zijn vermeld op de voor de ge meenten geldende lijst van voor vernietiging in aan merking komende stukken, mogen worden vernie tigd na het verstrijken van de voor die bescheiden geldende bewaartermijnen. Daarbuiten mag niet worden vernietigd, behoudens de procedure 'inci dentele vernietiging'. Duidelijker kan het niet. Zoals zo vaak het geval is, is ook hier de werkelijk heid wat weerbarstiger. De kunst is hoe te bepalen of feitelijk aangetroffen stukken zijn te rangschikken onder de categorieën van de lijst. Omdat volstrekt onervaren personeel aan het werk werd gezet, is ge tracht stukkenlijsten te maken. Deze pogingen wer den al spoedig opgegeven, gelet op de veelheid van soorten stukken die werden aangetroffen. Wel werd nu en dan gebruik gemaakt van de Brabantse stuk- kenlijst.'' Er werd al snel gewerkt aan de hand van het adagium: 'Wij hanteren geen ellenlange lijsten, wij gebruiken gewoon ons boerenverstand'. Dit bete kende feitelijk het maken van lijsten van voor vernie tiging vatbare stukken die werden onderworpen aan het inzicht van achtereenvolgens de groepschef, de registrator-adviseur, de gemeentelijk archiefinspec teur en de gemeentearchivaris en - uiteraard - dat van de betrokken dienst. Het 'historisch belang' dat bepaalde stukken aan kleeft, gaf nog menigmaal aanleiding tot discussies over de 'bewaarwaarde'. De eigenaardigheid van de gemeentelijke organi satie was - tot 1 januari 1991 ook in Den Haag - dat 'beleid' werd voorbereid bij de gemeentelijke dien sten. Er ging vervolgens een rapport naar een ge meentelijk bestuursorgaan (lees: de gemeentesecre tarie) om een beslissing uit te lokken. Een voormali ge Haagse gemeentedirecteur gebruikte ooit het woord 'klerkenregering' om aan te duiden dat 'iedere klerk wel eens een foutje vindt'! Het genomen besluit diende te worden uitgevoerd en werd via de gemeen tesecretarie ter kennis gebracht van de betrokken dienst(en). Daarnaast hadden gemeentelijke dien sten ook bemoeienis met eikaars taakuitvoering. Dit heeft tot gevolg dat bepaalde stukken op vele plaat sen in de gemeente kunnen voorkomen. De conclu sie die daaruit te trekken valt is deze: de stukken wor den bewaard bij de 'vakdienst' en nergens anders. Dit houdt bijvoorbeeld in dat stukken over ruimtelijke ordening worden bewaard bij Stadsontwikkeling en dat die stukken in andere archieven kunnen worden vernietigd. Het archief van de gemeentesecretarie neemt in deze een bijzondere positie in omdat in dit archief de 'originele' neerslag van de besluitvorming is te vinden die op die grond eveneens voor bewaring in aanmerking komt. Op dit principe werd onze werkwijze gebaseerd. Gepoogd is de zaak nog wat systematischer te bena deren. Uitgaande van de gedachte dat de gemeente raad het hoofd van de gemeente is en op die grond de belangrijke beslissingen neemt, is getracht aan de hand van de bij de raad ingekomen stukken de be- [55]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 28