[53] plaatsingslijsten van de naar het Gemeentearchief over te brengen 7 km archiefstukken was in het plan begrepen. De gemeentelijke organen zijn immers verplicht de onder hen berustende archiefbeschei den 'in goede en geordende staat' te bewaren. In het voorstel voor een nieuwe archiefwet is daar nog het begrip 'toegankelijk' aan toegevoegd. De bij enkele diensten beschikbare dossierinventarissen bleken ten enenmale ongeschikt om als primaire toegang te kunnen fungeren: veelal bestonden de beschrijvin gen uit niet meer dan een onderwerp, bijvoorbeeld de aanduiding van een rubriek uit de Basisarchiefco- de. Dat dergelijke beschrijvingen voor een verant woorde selectie volkomen ongeschikt zijn, behoeft geen verder betoog. Met de selectie zouden 55 mensjaren zijn gemoeid (uitgaande van een gemiddelde selectienorm van 2 m per medewerker per dag) en met het maken van plaatsingslijsten 20 mensjaren (gebaseerd op de erva ring bij het Gemeentearchief, dat een produkde van circa 3 50 m per medewerker per jaar haalbaar is) Berekend naar het gemiddelde van salarisschaal 7 en uitgaande van 200 produktieve werkdagen per jaar zouden de kosten van het hele project bijna 2,7 miljoen gulden bedragen. Politiek was de noodzaak van dit plan in een tijd van aanzienlijke tekorten en grote bezuinigingen echter moeilijk aan te tonen; de verantwoordelijke be stuurders lieten zich door de hiervóór genoemde ar gumenten niet overtuigen. Om het plan toch op de politieke agenda te krijgen was méér nodig. Geluk kig was er de omstandigheid dat er plannen beston den voor een nieuw stadhuis en dat daarnaast een re organisatie van het gemeentelijk apparaat in volle gang was. De kosten van opslagcapaciteit in het nieuwe gebouw en de verhuiskosten zouden aan zienlijk geringer zijn wanneer een grote massa ver nietigbaar archief vóór de verhuizing zou zijn ver nietigd. De aanpak van de achterstanden werd besproken in het reguliere overleg met de toenmalige wethouder voor cultuur, die zich een enthousiast voorstandster van het plan betoonde. Aangezien het alle diensten aanging, stelde zij voor de kosten te betalen uit het fonds flankerend beleid (extra middelen voor de on dersteuning van de gemeentelijke reorganisatie). Het college van burgemeester en wethouders echter wees het plan vanwege de hoge kosten af. De gemeentearchivaris voerde vervolgens overleg met de directeuren van de diensten. Deze riepen in koor dat hun prioriteiten niet bij het archiefbeheer lagen en dat zij derhalve niet bereid waren geld voor een dergelijk project beschikbaar te stellen. Het zag er toen naar uit, dat de plannen in een vroeg stadium zouden sneuvelen. Op dat moment benaderde de directeur van de nieuw gevormde gemeentelijke Dienst Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling ons. Deze had na de reorganisatie een afdeling Werkgelegenheidsprojec ten gekregen en stelde voor het Plan van Aanpak uit te voeren in de vorm van een werkgelegenheidspro ject. Een in dit verband opgenomen scholingspro gramma zou de projectmedewerkers op een aan vaardbaar niveau kunnen brengen. Deze opzet zou een intensieve begeleiding van de projectmedewer kers vereisen, deels samenhangend met bevordering van kansen van de deelnemers op de arbeidsmarkt. Het integreren van deze laatste doelstelling bleek het bestuur te overtuigen van de redelijkheid van de voor het project noodzakelijke uitgaven. De loonkosten voor het eerste jaar zouden nu vol ledig betaald worden door het Arbeidsbureau en de gemeente Den Haag, waardoor de totale kosten van het project sterk zouden worden verminderd. In feite bedroegen de loonkosten door deze subsidie én de la gere inschaling van de projectmedewerkers nog maar de helft van die in de oorspronkelijke opzet. De wethouder voor cultuur stond nog steeds achter het plan en zo kwam het project in nieuwe opzet als nog in het overleg van directeuren. Daar hebben alle directeuren - met uitzondering van de directeur van de Gemeentelijke Sociale Dienst (thans: Dienst voor Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten) - in gestemd met kostendoorberekening aan de dien sten, en daarmee was voor het Haags Gemeente archief de weg vrij om met de uitvoering te begin nen. [52] 3 Daadwerkelijke aanpak 3.1 Personele aspecten Werving De werving was gericht op werklozen uit de groepen herintredende vrouwen en allochto nen. Met het oog op de kwaliteit van de werkzaam heden werd als vooropleiding Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs vereist. Het oorspronkelijke plan havo of meao te vragen, werd verlaten om dit werkgelegenheidsproject voor een grotere groep toe gankelijk te maken. Bewerking van archieven vraagt voldoende taalvermogen, algemene ontwikkeling en analytisch inzicht. Dat leidde er bij de vraagstelling in het sollicitatiegesprek toe in te gaan op interesse gebied, leesbelangstelling en inhoudelijke gericht heid van de kandidaten. De ervaring heeft geleerd hoe belangrijk hier de algemene vorming en ontwik keling van de medewerkers is. Een goede krantelezer met brede maatschappelijke, culturele en politieke belangstelling heeft feeling voor het systematisch be handelen van archiefbescheiden en het afwegen van de informatieve waarde ervan met het oog op selectie van stukken. Aandacht voor de formele opleidings achtergrond van de kandidaten is gewenst, maar als criterium niet absoluut en eenduidig toe te passen. Ook werd gelet op de mate van gemotiveerdheid, niet alleen om weer aan het arbeidsproces deel te ne men, maar vooral om archiefwerkzaamheden te ver richten. Dit laatste criterium betrof ook de belang stelling en het vermogen om aan de vakopleiding SOD-I deel te nemen. De werving via een advertentie, een voorlich tingsbijeenkomst (70 belangstellenden), een test (40 deelnemers) onder meer op taalvaardigheid en een sollicitatieronde, leverde een ploeg van 15 ge schikte medewerkers op. Scholing In april 1991 startten de projectme dewerkers met een opleiding van een maand waar in twee docenten van de Rijksarchiefschool een pro gramma aanboden van acht lesdagen, gecombineerd met - op de overige werkdagen - aanvullende inter ne lessen en praktische oefening, gegeven door medewerkers van het Haags Gemeentearchief. Ver eenvoudigde archivistiek, archiefterminologie, be schrijvingsmethodiek, selectiebeginselen, elementai re staatsinrichting gericht op de gemeentelijke over heid, doelstelling en werkwijze van de archiefdienst kregen in dit instructieprogramma de aandacht. Hoe zinvol deze activiteiten waren, bleek eerst recht toen enkele nieuwe medewerkers intussen ontstane vaca tures opvulden. Deze nieuwe medewerkers hebben die scholing moeten ontberen hetgeen noopte tot ex tra intensieve werkbegeleiding. Centraal stond de doelstelling: het krijgen van in zicht in het archief als neerslag van administratief handelen, zowel in bestuurlijke als ambtelijk voorbe reidende en uitvoerende betekenis. Het maken van beschrijvingen van archiefbestanddelen, noodzake lijk voor bruikbare selectielijsten, vormde in de aan vang ook het didactische hulpmiddel bij uitstek om inzicht in archiefstructuren te krijgen en wel op een voor de begeleider/groepschef controleerbare ma nier. Uitgangspunt was immers dat wie niet in staat is een goede beschrijving te maken, ook niet tot verant woord selecteren komt. De medewerkers werden in de gelegenheid gesteld de opleiding sod-i te volgen met het oog op hun kansen op de arbeidsmarkt én met het oog op het project zelf. Het laatste was van belang voor het ver krijgen van inzicht in registratuurmethoden die in de archieven waren toegepast. Een van de projectbe geleiders gaf tweewekelijkse studiebegeleiding. Deze begeleiding heeft zeker voorzien in een behoefte die door de soD-lessen zelf niet werd ondervangen. Ne gen van de tien medewerkers die in begin 1993 nog in het project werkzaam waren, behaalden het diplo ma. Begeleiding Er werden vier selectiegroepen bij de diensten gevormd, elk onder begeleiding van een medewerker van het hga. Het tijdsbeslag voor begeleiding verminderde tijdens de loop van het pro ject. De begeleiding moest ook gericht zijn op het on dervangen van motivatieproblemen. In een enkel ge val bleek de betrokken medewerker met deelname aan dit archiefproject een verkeerde keuze gedaan te hebben. Dan bleek het de beste aanpak betrokkene niet met formele argumenten aan het project te 'bin den', maar de vrijheid te gunnen een geschiktere baan te zoeken. De gehele projectgeschiedenis over ziend, kan gesteld worden dat de medewerkers vrij-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 27