Het project sanering archief achterstanden van de gemeente Den Haag Een verslag Cor Fijma, Floor Geraedts en Paul de Kievit DR. VREEMDELIEFDE of hoe wij onze twijfels overwonnen en de semi-statische archieven leerden liefhebben met excuses aan Stanley Kubrick) Op gemeentelijk niveau werd in de tweede helft van de jaren '80 in toene mende mate nagedacht over de gevolgen van de 'op handen zijnde' verkor ting van de overbrengingstermijn van archieven. Studiedagen en artikelen in het Nederlands Archievenblad in 1987 en 1989 laten zien dat het pro bleem van de toename van het aantal te bewaren archieven in eerste instan tie als een organisatorisch probleem werd gezien. Diverse organisatiemo dellen - vliegende brigades, externe bureau's, projectgroepen, e.d. - werden toegepast om de vele kilometers semi-statisch archief te lijf te gaan. De 'vertrouwde' lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken, soms uitgewerkt in stukkenlijsten', vormde het selectie-instrument. Erva ringen opgedaan in het Haagse project, in dit artikel beschreven door de projectbegeleiders Cor Fijma, Floor Geraedts en Paul de Kievit, maken evenwel duidelijk dat een organisatie-onderzoek niet gemist kan worden. Vooral bij gemeentelijke saneringsprojecten lijkt er sprake te zijn van een 'gezond-boerenverstand-evenwicht' tussen een informationele en een contextuele aanpak van de selectieproblematiek. Het is evenwel jammer, juist gelet op de huidige selectiediscussie die vooral een aangelegenheid van het rijk lijkt te zijn, dat vele gemeenten 'gewoon aan het werk zijn ge gaan' zonder zich in het debat te mengen. 1 Aanleiding In april 1991 is bij het Haags Gemeentearchief een werkgelegenheidsproject van start gegaan om de achterstanden in de gemeentelijke semi-statische ar chieven weg te werken. De directe aanleiding voor de start van dit project vormde de verschijning in 1988 van het bekende rap port van de Algemene Rekenkamer, over Archiefbe- [50] heer en -behoud bij het rijk.1 Een belangrijke conclu sie in het rapport van de Rekenkamer was, dat er aan zienlijke achterstanden waren in de schoning en be werking van de departementale archieven. Als voor naamste oorzaak werd genoemd: kwantitatief en kwalitatief onvoldoende personeel. Geconstateerd werd, dat het functioneren van de overheid hierdoor gevaar liep. De schattingen over de achterstand lie pen toen uiteen van 300 tot maar liefst 600 strekken de kilometer. De bevindingen van de Algemene Rekenkamer wer den eind 1988 door het Gemeentearchief betrokken op de Haagse situatie. Evenals bij het rijk bestonden bij de gemeente Den Haag enorme achterstanden en was er slechts een globaal inzicht in de situatie bij de dynamische en semi-statische archieven. Na een in ventarisatie bleek, dat zich bij de gemeentesecretarie en de gemeentelijke diensten en bedrijven uit de pe riode 1960-1988 19 km dynamisch archief, 20 km se mi-statisch archief en 2 km technische tekeningen bevond. Van de 19 km dynamisch archief was circa 10 km aan te merken als achterstand in overbrenging naar het semi-statisch archief. Het totale semi-statisch ar chief bedroeg dus, inclusief de technische tekenin gen, zo'n 32 km. Hiervan was 10 km geselecteerd; d.w.z. 8 km stond gereed voor vernietiging en 2 km wachtte op overbrenging naar het Gemeentearchief. Deze 2 km moesten nog wel geïnventariseerd worden. Aange nomen werd dat van de nog te bewerken 22 km na se lectie nog eens 5 km naar het Gemeentearchief zou moeten worden overgebracht. Conclusie: de totale bewerkingsachterstand be droeg maar liefst 24 km waarvan 22 km moest wor den geselecteerd en 7 km geïnventariseerd. Van de gemeentelijke instellingen zelf hoefden we weinig te verwachten om deze achterstand in te ha len. Er werd en wordt in het algemeen lage prioriteit aan het archiefbeheer toegekend. De kwantiteit en kwaliteit van de medewerkers waren nogal eens on der de maat. Van planning van archiefverzorging was in de dynamische en semi-statische fase nauwelijks sprake. De hoofden van die sectoren hadden op de beheersing van dat proces ook bijna geen greep. Bij géén van de instellingen werd bij de vorming van het archief al op vernietiging afgesteld. Met na me het vormen van verzameldossiers vormde een struikelblok bij het afstemmen op vernietiging. De ervaring in de afgelopen tien jaar heeft uitgewezen dat het inpassen van het wegwerken van selectie-ach terstanden in de dagelijkse werkzaamheden was mis lukt.1 Het schaarse personeel dat er was, werd vooral in de dynamische fase ingezet. Door de grote selec tieachterstanden en - met het oog op vernietiging en overbrenging - inadequate dossiervorming ging on evenredig veel tijd verloren met de interne informa tievoorziening. Daardoor dreigde de rechtspositie van de individuele burger in de knel te raken. Voor beelden daarvan waren de grote hoeveelheid tijd - en daardoor inefficiënte inzet van personeel - gemoeid met onderzoeken naar vervuilde grond, het verstrek ken van bijvoorbeeld diplomagegevens aan herintre dende vrouwen en de dreiging van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer doordat de mate van open baarheid niet goed geregeld lean worden bij ongeor dende en ontoegankelijke archieven. Maar liefst 10% van de klachten bij de Haagse ombudsman bleek betrekking te hebben op de informatievoorzie ning. Deze aangetroffen situatie geldt overigens nog steeds. Ook het wetsvoorstel tot vervanging van de Archief wet 1962, waarin de verplichting tot vernietiging van de op de gemeentelijke vernietigingslijst3 omschre ven archiefbescheiden alsmede de verkorting van de overbrengingstermijn is vastgelegd, benadrukte nog eens de noodzaak om te komen tot een andere aan pak. Het was duidelijk dat ook in Den Haag alleen met inzet van extra mensen en middelen adequaat op de hiervoor genoemde ontwikkelingen kon worden ingespeeld. 2 Een moeizame start Met ingang van 1990 heeft het Haags Gemeentear chiefeen meer offensieve tactiek ontwikkeld. Om te voorkomen dat het archief straks het 'haasje' is (na melijk door massale overdracht van ongeselecteerd en ontoegankelijk archief) is na het in kaart brengen van de achterstanden een Plan van Aanpak ontwik keld voor de daadwerkelijke selectie van de genoem de 22 km archiefbescheiden.4 Ook het maken van [51]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 26