Met of zonder stofjas? Beschouwingen bij deselectie prof dr J.J. Verhelst 'Als het in Den Haag regent, druppelt het in Brussel', zo omschreef eens een Belgische archivaris de verhouding tussen België en Nederland op archief- gebied. Alle reden om aan prof dr Jules Verhelst, docent archivistiek aan de Vrije Universiteit Brussel en in dezelfde stad verbonden als departements hoofd aan het Algemeen Rijksarchief, te vragen of de Nederlandse selectie discussie inderdaad al nattigheid heeft veroorzaakt bij de Zuiderburen. Zet ten we de Duitse, Nederlandse en Belgische discussie naast elkaar, dan zien we resp. een primair theoretische benadering, een sterke vervlechting van theorie en praktijk en een primair praktische benadering. Inleiding Op het ogenblik dat deze tekst wordt afgerond, heeft pivot reeds een achttal publikaties over taakgebie den verzorgd. De Nederlandse discussie over de se lectie wordt in België door een aantal rijksarchivaris sen met argusogen en dikwijls met groot wantrou wen gevolgd. Na publikatie van enkele kritische nota's1, hopen we dat onze persoonlijke bedenkin gen in een Nederlands vakblad mogen bijdragen tot die discussie. Het gaat ons niet om 'voor of tegen'. Belangrijker lijkt ons te bepalen waarvoor dit project nuttig is en waarvoor niet. 1 Selectie in België Dat de theorie inzake selectie in België weinig aan bod is gekomen, is hieraan te wijten dat Belgen (Vla mingen maken geen uitzondering) eerder pragma tisch ingesteld zijn. Zij beperken zich gemakkelijk tot het concrete. De beperkte bestaffing werkt die hou ding nog in de hand. Is er al sprake van theorievor ming, dan benaderen zij deze vanuit een praktisch uitgangspunt: over welke informatie beschikken we en hoe halen wij het interessante er uit Bottom-up in plaats van top-downheet dat. Zo loopt men bij het inventariseren gemakkelijk verloren in historisch do- cumentalisme, ook al zijn Muller, Feith en Fruin sinds lang bij ons bekend.2 Maar bottom-upb'icth ook een voordeel: men houdt contact met de werkelijk heid, al weegt dit zeker niet op tegen de voordelen van het theoretisch inzicht. Met ere-algemeen rijksarchi varis C. Wyffels en ere-departementshoofd H. Cop- pejans-Desmedt als stuwende krachten', ging men zich echter weer bezinnen over de principes achter de selectie en vond men aansluiting bij het internatio naal niveau. Dit kwam in de eerste plaats neer op een zoeken naar uniforme methodes, al wijkt zoals overal de praktijk wel af van de theorie. De visie en de methodes zijn vergelijkbaar met wat Den Teuling uiteenzet in Archiefbeheer in de Praktijk* AidPof met hetgeen Van Meerendonk5 en de Fran se auteur Guyotjeannin6 in hun publikaties beschrij ven. Samengevat wordt volgende pragmatische ge dragslijn gevolgd: [42] a Nagaan welke series gevormd worden en voor welke er reeds permanente bewaring opgelegd wordt bij wet of reglement; b De informatie op haar wetenschappelijke bruik baarheid beoordelen. Dat sluit in dat we de nodige kennis moeten hebben over het gebruik dat van die informatie kan gemaakt worden, waarbij volgende factoren worden ingecalculeerd: 1 de vraag of de gegevens - ook wanneer zij indivi duen of afzonderlijke feiten betreffen - als geheel een relevant beeld geven van de maatschappij (het unie ke feit of onderwerp is op zich niet belangrijk), 2 het bewaarniveau, zijnde het niveau waar dezelfde informatie in de meest 'nuttige' vorm aanwezig is. 3 de omvang aan documenten, eventueel of het nuttig is deze te herleiden tot een steekproef, 4 de toegankelijkheid, 5 de nadelen en voordelen in het geheel van de ac quisitie politiek.7 Naast bewaren of vernietigen is ook nader te selecte ren een mogelijke, zij het voorlopige beslissing. Dat betekent ofwel dat de archivaris zelf tot op het niveau van individuele dossiers zal selecteren, ofwel dat meer afstand nodig is en de beslissing uitgesteld wordt. Selecteren per dossier maakt de bewaring mo gelijk van informatie over typische gevallen. Let wel, typisch betekent typerend voor een groter, structu reel geheel; betekent niet uniek. In de jaren 1960-1970 is een aanvang gemaakt met de studie van de documenten. De kennis van de op drachten ('Kompetenzkartei'), van de evolutie van bevoegdheden en organisatie van de instellingen is daarvoor vereist. De administratie heeft in hoge ma te meegewerkt. De eerste golf van institutioneel on derzoek kon een tijdlang niet voortgezet worden bij gebrek aan middelen, maar vandaag sluit het project 'archiefvormers', bevolkt door contractuele mede werkers, daar terug bij aan.8 De archivarissen-in specteurs houden van hun kant een enquête naar de archiefvorming en -produktie bij de federale (i.e. nog. Belgische) ministeries. Deze enquête sluit het zoeken in naar relevante wet- en regelgeving, maar is in eerste instantie gericht op de kennis van de ar chiefvorming in series en rubriekenstelsels en op magnetische dragers. Zo kunnen we de gebruiks waarde van de informatie bepalen. Dat moet in tweede instantie leiden tot de redactie van orde ningsplannen en bewaar- en vernietigingslijsten. Beoordelen op wetenschappelijke bruikbaarheid be tekent dat wij selecteren naar categorieën van infor matie, wat bij papier als drager niet anders vertaald kan worden dan naar types van bescheiden (series, dossiers), maar bij magnetische drager neerkomt op de selectie van categorieën van informatie op zich. De titel van de PivoT-brochure, Van de selectie van papier naar de selectie van handelingen (verder: Van de selectie) spreekt Belgen weinig of niet aan. Het ver- nietigingsbeleid voorstellen als oorspronkelijk afge stemd 'op de gegevensdragers'9 tegenover 'op de han delingen' door pivot, lijkt ons een verkeerde voor stelling van wat werkelijk gebeurde of gebeurt. 2 Selectie in Nederland Op het stuk van de selectie is AidP een handleiding die de gebruiker in een concrete context moet inter preteren; het is geen automatisch uitvoerbaar model, maar ook geen theoretische verantwoording. Wan neer Den Teuling het heeft over categorieën van ar chiefbescheiden gaat het reeds om stukken die opge maakt worden in functie van zekere handelingen, al wordt dat niet zo uitdrukkelijk verwoord. Iedere omschrijving met 'stukken betreffende' blijkt van die zienswijze uit te gaan. Opdat ambtenaren (die geen selecteurs zijn) die categorieën zouden kunnen toepassen, moesten deze vertaald worden in stuk- kenlijsten.10 Toch loopt er iets verkeerd. Dat registratuurperso- neel 'geen relatie kan leggen tussen de taken en de ad ministratieve neerslag', wordt terecht als een euvel aangewezen in Van de selectie.11 Dat wil zeggen: het is een euvel wanneer men van de stelling uitgaat dat de selectie in het verlengde hoort te liggen van de han delingen. We laten deze vraag nog even terzij, bekij ken eerst het dynamisch archiefbeheer op zich. Dynamisch archiefbeheer Terecht wendt pivot de studie van wet- en regelgeving en van te stellen handelingen aan om juister te beschrijven waarom of in welk kader een neerslag van informa- [43]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 22